ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0579

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000170-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • P.J.M. van den Bergh
  • H.J. de Ruijter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal met valse sleutel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal, waarbij zij het weg te nemen goed onder haar bereik had gebracht door middel van een valse sleutel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen geld heeft gestolen van het gezin waarvoor zij als au pair werkte. Ondanks dat het bewezen verklaarde feit in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf zou rechtvaardigen, heeft het hof besloten om een werkstraf op te leggen van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Dit besluit is genomen omdat het hof de diefstal beschouwt als een incidentele ontsporing van de verdachte, die in een moeilijke periode verkeerde door de financiële en gezondheidsproblemen van haar familie. De verdachte heeft eerder een werkstraf opgelegd gekregen voor een soortgelijk feit, maar heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt in haar leven, waaronder het succesvol afronden van een hulpverleningscontact en het volgen van een universitaire studie. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander ten laste gelegd feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de advocaat-generaal een taakstraf van 120 uren had gevorderd, maar het hof heeft in plaats daarvan de eerder genoemde werkstraf opgelegd.

Uitspraak

parketnummer: 24-000170-09
parketnummer eerste aanleg: 18-653354-08
Arrest van 2 juli 2010 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van
9 januari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M.S. de Groene, advocaat te Groningen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis - voor zover dat aan hoger beroep is onderworpen - vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd, dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 4 september 2007 tot en met 5 juni 2008, in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kluis heeft weggenomen een of meer geldbedragen, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een cijfercode).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 1 mei 2008 tot en met 5 juni 2008 in de gemeente [gemeente] meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kluis heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een cijfercode.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte het delict telkens heeft gepleegd in een situatie van psychische overmacht, aangezien zij op de momenten waarop zij geld wegnam radeloos was. Dit in verband met de ernstige zorgen die zij zich maakte over de financiële problemen en gezondheidstoestand van haar oma en haar moeder.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Noch op grond van het naar voren gebrachte ter terechtzitting noch uit de overige feiten en omstandigheden is aannemelijk geworden dat verdachte bij het wegnemen van het geld telkens heeft gehandeld onder een zodanige psychische dwang, dat zij daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon en behoorde te bieden. Het hof verwerpt het verweer op psychische overmacht.
Het hof acht de verdachte strafbaar, nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft meermalen geld gestolen van het gezin waarbij zij destijds werkzaam was als au pair.
De verdachte heeft kennelijk gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Voorts heeft de verdachte, door aldus te handelen, het vertrouwen dat het gezin in haar als au pair had gesteld ernstig beschaamd.
Het hof hanteert ter zake van het bewezen verklaarde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting die in beginsel strekken tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2010 blijkt dat de verdachte eerder ter zake van een soortgelijk strafbaar feit een transactie in de vorm van een werkstraf heeft voldaan.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent is gebleken uit het rapport van Reclassering Nederland van 11 juni 2010 en het gespreksverslag van de Stichting Maatschappelijke & Juridische Dienstverlening Groningen (hierna: MJD) van 26 mei 2010.
Daaruit blijkt dat het leven van de verdachte thans goed op orde is, na een moeilijke periode van september 2007 tot begin juni 2008. In deze periode voelde zij zich zodanig verantwoordelijk voor de financiële problemen en gezondheidsproblemen van haar moeder en oma dat zij uiteindelijk het bewezen verklaarde heeft begaan. De verdachte heeft voor deze problematiek in het begin van het jaar 2009 een hulpverleningscontact gehad met MJD en heeft dat traject met succes afgesloten. De verdachte studeert momenteel aan de universiteit.
Gelet op de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte zal het hof - zoals ook door de advocaat-generaal is gevorderd - in plaats van het opleggen van een vrijheidsbenemende sanctie in dit geval volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van hierna te noemen duur.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 310, 311, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen het onder 2 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, voor zover dat aan hoger beroep is onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. H.J. de Ruijter, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mrs. P.J.M. van den Bergh en H.J. de Ruijter zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
-