ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0729

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.016.208/02
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Kuiper
  • J. Zuidema
  • M. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering van arrest in verband met beslag- en executiemaatregelen na vernietiging van vonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep met rolnummer 200.016.208/02. Het betreft een verzoek tot verbetering of aanvulling van een eerder gewezen arrest, naar aanleiding van een verzoek van de advocaat van de geïntimeerde, mr. D. Kneppel. Dit verzoek volgde op de vernietiging van een vonnis in eerste aanleg, dat om procestechnische redenen was vernietigd. De advocaat van de appellant, mr. J. Doornbos, werd op de hoogte gesteld van het verzoek en kreeg de gelegenheid om te reageren. De kern van het verzoek was dat de vernietiging van het vonnis gevolgen had voor eerder genomen beslag- en executiemaatregelen, en dat er kosten waren gemaakt die niet in het arrest waren opgenomen.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat artikel 31 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de rechter de bevoegdheid geeft om kennelijke fouten in vonnissen, arresten of beschikkingen te verbeteren. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een kennelijke fout of omissie die voor eenvoudig herstel vatbaar was. De advocaat van de geïntimeerde stelde dat de vernietiging van het vonnis leidde tot problemen met de tenuitvoerlegging van het vonnis en dat er executiekosten waren gemaakt die niet waren meegenomen in het arrest. Het hof heeft echter geconcludeerd dat het risico van tenuitvoerlegging van een vonnis dat nog geen kracht van gewijsde heeft, voor rekening van de executant is.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot verbetering of aanvulling van het arrest afgewezen, omdat er geen wettelijke grond was voor aanpassing van het arrest. De beslissing werd genomen door de rechters A. Kuiper, J. Zuidema en M. Fikkers, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juni 2010.

Uitspraak

Beschikking d.d. 22 juni 2010
Rolnummer 200.016.208/02
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking op het verzoek tot het wijzen van een herstelarrest ex art. 31 lid 1 en 32 lid 1 Rv
in de zaak met rolnummer 200.016.208/01 van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel in eerdergenoemde procedure,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J. Doornbos, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal en appellant in het incidenteel appel in eerdergenoemde procedure,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. D. Kneppel, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De procesgang
Op 2 februari 2010 heeft het hof in de zaak met bovengenoemd rolnummer eindarrest
gewezen.
Bij faxbrief van 8 februari 2010 heeft mr. Kneppel aanvulling dan wel verbetering van het arrest verzocht.
Met zijn brief van 17 februari 2010 heeft mr. Kneppel de grosse van dat arrest aan de griffie geretourneerd.
Bij brief van 10 februari 2010 is mr. Doornbos in kennis gesteld van het verzoek en gelegenheid geboden voor een reactie.
Onder bijvoeging van de hem verstrekte grosse heeft mr. Doornbos bij brief van 17 mei 2010 laten weten dat hij na verbetering het afschrift wel tegemoet ziet.
De beoordeling
1. Art. 31 lid 1 Rv bepaalt dat de rechter te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn vonnis, arrest of beschikking een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout verbetert, die zich voor eenvoudig herstel leent.
Volgens de Memorie van Toelichting op art. 31 Rv is van een dergelijke fout sprake bij zeer duidelijke verschrijvingen of (reken)fouten waarbij voor partijen en derden direct duidelijk is dat van een vergissing sprake is. Een verbetering is niet mogelijk indien de vergissing berust op een materieel verkeerde beoordeling van een geschilpunt.
2. Art. 32 lid 1 Rv geeft de rechter de bevoegdheid tot aanvulling op verzoek van een partij indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde of verzochte.
3. Het hof heeft in het tussen partijen gewezen arrest het beroepen vonnis, waarbij de loonvordering van [geïntimeerde] is toegewezen, in verband met diens wijziging en vermeerdering van eis in appel en de ambtshalve matiging van dwangsom en wettelijke verhoging, om procestechnische redenen vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [appellant] veroordeeld tot betaling en afgifte van de gevorderde stukken op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4. Volgens mr. Kneppel levert deze handelwijze van het hof twee bezwaren op voor zijn cliënt. Ten eerste is, op basis van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis in eerste aanleg, beslag gelegd. Vernietiging van dat vonnis brengt mee dat het beslag moet worden doorgehaald en opnieuw moet worden gelegd. Ten tweede zijn er executiekosten gemaakt voor tenuitvoerlegging van dat vonnis en deze kosten zijn niet in het arrest opgenomen.
Om die reden wordt aanvulling dan wel verbetering van het arrest verzocht.
5. Hoewel uit de reactie van mr. Doornbos niet blijkt van bezwaren, dient het hof vast te stellen of sprake is van een kennelijke fout of een omissie.
5.1 Het hof is, in het kader van zijn taak de toewijsbaarheid van de vorderingen binnen de grenzen van de rechtsstrijd opnieuw te beoordelen, niet verplicht rekening te houden met de omstandigheid dat vernietiging van het vonnis in eerste aanleg tot gevolg heeft dat de titel voor tenuitvoerlegging ervan is weggevallen. Het risico van tenuitvoerlegging van een vonnis of beslaglegging op grond van een vonnis, dat nog geen kracht van gewijsde heeft, is voor de executant of degene die beslag legt (vgl. HR 22 januari 1999, NJ 1999,381).
5.2 Het hof ziet niet in dat sprake is van een kennelijke, ook voor partijen kenbare en voor eenvoudig herstel vatbare fout.
5.3 Evenmin heeft het hof verzuimd te beslissen op een onderdeel van de (gewijzigde) vordering van [geïntimeerde].
5.4 Er is derhalve geen wettelijke grond tot aanpassing van het arrest, zoals thans verzocht.
6. Overigens is het vonnis niet om inhoudelijke redenen vernietigd, zoals het hof heeft overwogen met gebruik van de term 'procestechnische redenen'. Zulks zou niet behoren te leiden tot geschillen omtrent eventueel reeds plaatsgevonden hebbende executiemaatregelen.
De slotsom.
7. Het verzoek dient te worden afgewezen.
De beslissing
Het gerechtshof:
- weigert het wijzen van een herstelarrest zoals verzocht.
Aldus gegeven door mrs. Kuiper, voorzitter, Zuidema en Fikkers, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van 22 juni 2010 in bijzijn van de griffier.