Vaststaande feiten
6. Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.9) van het tussenvonnis van 11 januari 2006 zijn geen grieven gericht, zodat ook in appel van deze feiten kan worden uitgegaan. Deze feiten komen, tezamen met hetgeen overigens - als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist - op het volgende neer.
6.1. [geïntimeerde] (geboren op 23 januari 1980) is op 12 februari 2000 betrokken geweest bij een ongeval. De auto waarin zij (op de achterbank) zat, is in een file op de snelweg van achteren aangereden door een andere auto, die bij Ohra op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) verzekerd was. Ohra heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
6.2. [geïntimeerde] is na het ongeval per ambulance vervoerd naar het ziekenhuis, waar zij op de afdeling chirurgie is onderzocht. Er zijn foto’s gemaakt in het ziekenhuis. In het bericht van het onderzoek heeft de dienstdoende arts aangegeven dat de foto’s geen duidelijke aandoeningen laten zien. Verder heeft hij vermeld:
Op A7 v. achteren aangereden stond zelf stil, andere auto bijna stil
in 1e instantie iets pijn rug, nu over
wel wat stijve, gevoelige nek
(…)
drukpijn -, kloppijn -, asdrukpijn -
lichte bew.bep. musc.
[geïntimeerde] is in het ziekenhuis verder niet behandeld.
[geïntimeerde] is in het ziekenhuis verder niet behandeld.
6.3. Op 15 februari 2000 heeft de huisarts van [geïntimeerde], Sorgdrager, diclofenac voorgeschreven. Naar aanleiding van een onderzoek van [geïntimeerde] op 22 maart 2000 heeft Sorgdrager geschreven:
Mw. [geïntimeerde] zag ik 22-3 met nekklachten en pijn in de linkerarm na een aanrijding van achteren. X-foto’s in het ziekenhuis na het ongeluk waren goed. Bij onderzoek waren alle bewegingen pijnlijk met enige beperking door actief spierverzet. Ik schreef diclofenac voor en adviseerde fysiotherapie 3-4 waren de klachten dezelfde maar klaagde ze ook over een pijnlijk, lam gevoel in het linkerbeen. Bij neurologisch onderzoek vond ik geen afwijkingen. (…)
6.4. Op 4 december 2000 is [geïntimeerde] onderzocht door neuroloog Beintema. Naar aanleiding van dit onderzoek schreef Beintema onder meer:
Anamnese:
Dd 12-2-00 een auto ongeval. Patiënte zat op de achterbank, werd in stilstand van achteren aangereden met een snelheid van 115 km/h. De wagen was total loss. Ze zat in de gordel, leunde tijdens de klap iets naar voren. Het hoofd heeft een fikse zwiepbeweging gemaakt, maar patiënte is niet bewusteloos geweest. Direct na het ongeval veel nek- en rugpijn waarvoor analyse in Heerenveen. X CWK was normaal en patiënte is verder behandeld door de huisarts. Ze kreeg zo nodig een kraag en pijnstillers (brufen en diplophenac). In de weken nadien forse nekpijn en stijfheid met geleidelijk uitstraling in de linker arm, vooral de schouderregio tot in de strekzijde van de onderarm. Voorts een uitstralende pijn in het linker been via de zijkant tot in de voet. Het linker been voelt dover aan, zonder tintelingen. Geen toename bij drukverhoging. Wel krachtsverlies aan linker arm, vooral bij het hanteren van pannen, wandelen met de hond, etc. Cesar therapie geeft onvoldoende verbetering. Hiernaast gebrek aan energie, moeheid. Patiënte heeft de opleiding als bloemiste en het werk in een telefoonwinkel moeten staken. Ditzelfde geldt voor paardrijden en waterskiën. Ze is verder gezond, in het verleden nooit nekklachten.
Onderzoek:
Geen parese. Subjectieve hypaesthesie/hypalgesie aan het gehele linker been tot en met abdominaal. Symmetrisch opwekbare reflexen. VZR bdz. plantair. Iets verstrekte lordose lumbaal met goede mobiliteit. Kemp, Lasegue: negatief. Normale stand CWK met licht beperkte mobiliteit in alle richtingen.
Conclusie:
Whiplash trauma. Subjectief sensibele klachten.
Beleid:
Nadere objectivering middels X CWK in flexie en extensie. MRI CWK, SSEP.
6.5. In een brief van 18 januari 2001 aan huisarts Sorgdrager naar aanleiding van een poliklinische controle van [geïntimeerde] op 17 januari 2001 schreef Beintema onder meer:
Aanvullend onderzoek:
MRI-CWK: geen afwijkingen.
X-CWK in flexie en extensie: iets toegenomen afstand c6/c7, weinig veranderd bij retroflexie.
SSEP: normaal.
Conclusie:
Al met al blijft het bij een post whiplash syndroom.
6.6. In een brief van 27 februari 2001 heeft Beintema aan de verzekeringsarts van het GAK, Nasseri, in reactie op diens verzoek om inlichtingen over [geïntimeerde], onder meer het volgende geschreven:
Bij het postwhiplash syndroom is in principe sprake van een subjectief klachtenpatroon. Ook bij patiënte zijn geen objectieve parameters gevonden waarop een zekere prognose gesteld kan worden. In het algemeen is de ervaring dat na circa 12 tot 18 maanden gesproken kan worden van een eindsituatie. Gezien het feit dat in geval van patiënte het ongeval 1 jaar geleden heeft plaatsgevonden, is het aannemelijk dat restklachten zullen blijven bestaan.
6.7. Verzekeringsarts Nasseri heeft [geïntimeerde] op 21 februari 2001 onderzocht en daarover in zijn rapport van die datum onder meer vermeld:
Lichamelijk onderzoek
(…)
Bovenste extremiteiten: aan schouders, armen en handen geen afwijkingen, bewegingen in alle richtingen volgens norm.
Cervicale wervelkolom: actief zijn alle bewegingen beperkt, passief geen beperkingen.
Rug: normale stand en vorm. Goede bewegelijkheid in alle richtingen volgens norm. Geen druk-/kloppijn over de wervels. Beenlengte L=R. Geen radiculaire prikkeling of neurologische uitvalsverschijnselen.
Onderzoek psyche
Algemene presentatie \ eerste indruk: cliënte presenteert zich op coherente, coöperatieve en ontspannen wijze.
Bij oriënterend onderzoek ten aanzien van bewustzijn, concentratie, stemming, oriëntatie, waarnemen en denken geen afwijkingen. Voorts ook geen andere aanwijzingen voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek.
Belanghebbende zit ruim 1 uur zonder zich te verzitten, de kracht in de arm en beenspieren is goed, geen tekenen van atrofie door niet gebruiken van de spieren.
(…)
Diagnose:
Whiplash-letsel
6.8. Ofschoon het GAK wel wat beperkingen heeft vastgesteld, is het verzoek van [geïntimeerde] om toekenning van een Wajonguitkering, ook na door [geïntimeerde] ingediend bezwaar, afgewezen. De bezwaargeneeskundige, die [geïntimeerde] in het kader van het bezwaar heeft onderzocht, heeft onder meer het volgende vastgesteld:
Er zijn geen objectieve afwijkingen, het is een erg subjectief gegeven. Daarmee is het medisch gezien uiterst onaannemelijk dat er ernstige beperkingen zijn en is ook een algemeen geldende duurbeperking medisch gezien niet aannemelijk. Dat u zich wel zo gedraagt alsof er ernstige medische gebreken zijn, doet daar niet aan af. Het subjectieve gevoel ziek te zijn, terwijl men niet feitelijk ziek is, of het vertonen van ziektegedrag terwijl er geen organische basis daarvoor bestaat valt in feite zelfs buiten de arbeidsongeschiktheidsregelingen. U heeft alle voordeel van de twijfel gekregen nu er wel beperkingen (op basis van ziekte of gebrek) zijn aangenomen. Met de gestelde beperkingen wordt in ieder geval voldoende tegemoet gekomen aan de feitelijke aard en ernst van uw “ziekte”.
6.9. Het Rug Advies Centrum heeft op verzoek van Ohra een multidisciplinair onderzoek uitgevoerd bij [geïntimeerde]. In het rapport d.d. 10 mei 2001 naar aanleiding van dit onderzoek is onder meer het volgende vermeld:
ORTHPOPEDISCH EN NEUROLOGISCH ONDERZOEK:
Mr. Dr. J.G.M. Keet, orthopedisch chirurg
(…)
Concluderend is sprake van een 21-jarige vrouw met klachten van de nek en de rug ontstaan na een acceleratie-extensietrauma dat gegradeerd kan worden als een Quebec type II letsel. Momenteel echter worden bij het orthopedisch en oriënterend neurologisch onderzoek geen lichamelijke afwijkingen gevonden die een verklaring kunnen vormen voor de nog bestaande klachten. Wel lijkt er sprake van een vermindering van de algehele conditie en de rugspierconditie. Wat betreft het steun en bewegingsapparaat zijn er geen lichamelijke afwijkingen die een belemmering vormen om een training op het Rug Advies Centrum te volgen.