ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1338

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000996-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Koolschijn
  • A. van Stempvoort
  • M. Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en sociale zekerheidsfraude

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1944 en woonachtig in [woonplaats], werd beschuldigd van meermalen valsheid in geschrift, specifiek sociale zekerheidsfraude. De verdachte had in de periode van 17 augustus 2000 tot en met 17 september 2006 verschillende formulieren valselijk opgemaakt, die bestemd waren om haar financiële situatie te verantwoorden voor de gemeente [gemeente]. Deze formulieren bevatten onjuiste informatie over haar woonsituatie en inkomsten, wat resulteerde in een schade van € 31.599,84 voor de betrokken dienst.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een werkstraf van 100 uren geëist, maar het hof oordeelde dat deze eis niet recht deed aan de ernst van de feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan het primair ten laste gelegde, waarbij het hof de werkstraf vaststelde op 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de lange periode waarin de fraude heeft plaatsgevonden en de ernst van de feiten. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, en er werden geen strafuitsluitingsgronden geconstateerd. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit in het verstrekken van informatie aan overheidsinstanties en de gevolgen van valsheid in geschrift.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000996-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-630516-06
Arrest van 1 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van
2 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1944] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. S. El Hami,
advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder
1 primair ten laste gelegde (met uitzondering van het samenwonen) zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, in of omstreeks de periode van 17 augustus 2000 tot en met 17 september 2006 meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten (telkens) een formulier van (de dienst Sociale Zaken en Werk van) de gemeente [gemeente] ("Maandelijkse verklaring Abw" en/of Maandelijkse verklaring Abw 2001" en/of "Maandelijkse verklaring WWB" en/of "Inlichtingen woon- en leefsituatie" en/of "Inlichtingen heronderzoek"), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van de leef- en/of woonsituatie en/of van de financiële- en/of vermogenssituatie van verdachte over de periode waarop dat formulier betrekking had - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op dat formulier vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven), dat verdachte niet samenwoonde en/of dat verdachte op het in of op dat formulier vermelde adres ([adres] te [woonplaats]) woonde en/of dat dat adres (nog) juist was en/of dat verdachte geen, althans niet meer dan één - bij bovengenoemde dienst bekende -, (bank)rekening had, en/of dat verdachte, in de periode waarop dat formulier betrekking had, geen inkomsten - uit arbeid en/of anderszins - had genoten,
althans niet vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven), dat verdachte samenwoonde en/of een gezamenlijke huishouding voerde met een persoon genaamd
[naam], en/of dat verdachte niet (meer) feitelijk op het in of op dat formulier vermelde adres ([adres] te [woonplaats]) woonde en/of dat dat adres niet (meer) juist was en/of dat verdachte meer dan één (bank)rekening had, te weten - naast bankrekening(nummer) [nummer] - een (Post)bankrekening(nummer) [nummer] en/of dat verdachte een kapitaalverzekering had, te weten een bij de Postbank (onder polisnummer [nummer]) afgesloten (zogeheten) "Spaarzekerplan", en/of dat verdachte en/of verdachtes partner ([naam]) in de periode waarop dat formulier betrekking had, inkomsten - uit arbeid en/of anderszins - had(den) genoten,
en/of (telkens) dat formulier ondertekend, (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, in of omstreeks de periode van 17 augustus 2000 tot en met 17 september 2006 meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 65 van de Algemene bijstandswet en/of artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming (te weten een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet en/of krachtens de Wet werk en bijstand), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) opzettelijk voor (de dienst Sociale Zaken en Werk van) de gemeente [gemeente] verzwegen dat verdachte samenwoonde en/of een gezamenlijke huishouding voerde met een persoon, genaamd [naam], en/of dat verdachte niet (meer) feitelijk op het adres [adres] te [woonplaats] woonde en/of dat dat adres niet (meer) juist was en/of dat verdachte haar hoofdverblijf had op het adres [adres] te [woonplaats], in elk geval op een ander adres dan [adres] te [woonplaats], en/of dat verdachte meer dan één (bank)rekening had, te weten - naast bankrekening(nummer) [nummer] - een (Post)bankrekening(nummer) [nummer] en/of dat verdachte een kapitaalverzekering had, te weten een bij de Postbank (onder polisnummer [nummer]) afgesloten (zogeheten) "Spaarzekerplan" en/of dat verdachte en/of verdachtes partner ([naam]) inkomsten - uit arbeid en/of anderszins - had(den) genoten.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair:
zij in de gemeente [gemeente], in de periode van 17 augustus 2000 tot en met
17 september 2006 meermalen een geschrift, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een formulier van de dienst Sociale Zaken en Werk van de gemeente [gemeente] ("Maandelijkse verklaring Abw" en "Maandelijkse verklaring Abw 2001" en "Maandelijkse verklaring WWB" en "Inlichtingen heronderzoek"), waarop opgave moest worden gedaan van de financiële- en vermogenssituatie van verdachte over de periode waarop dat formulier betrekking had - telkens valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid op dat formulier niet vermeld (zakelijk weergegeven), dat verdachte meer dan één bankrekening had, te weten - naast bankrekening(nummer) [nummer] - een Postbankrekening(nummer) [nummer] en dat verdachte een kapitaalverzekering had, te weten een bij de Postbank (onder polisnummer [nummer]) afgesloten (zogeheten) "Spaarzekerplan" en dat verdachte in de periode waarop dat formulier betrekking had inkomsten had genoten,
en telkens dat formulier ondertekend, telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 17 augustus 2000 tot en met 17 september 2006 maandelijkese verklaringen en inlichtingen heronderzoekformulieren valselijk opgemaakt, door niet op die formulieren te vermelden dat zij naast een - bij de Dienst Sociale Zaken en Werk van de gemeente [gemeente] bekende - bankrekening, een rekening en een kapitaalverzekering bij de Postbank had en door niet al haar inkomsten (naar haar zeggen verkregen door gokken in het casino) te vermelden. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten het vertrouwen, dat moet kunnen worden gesteld in stukken die tot bewijs van enig feit dienen in belangrijke mate geschonden. Hierdoor heeft genoemde Dienst schade geleden tot een bedrag van in totaal € 31.599,84.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 maart 2010 blijkt dat verdachte vóór 17 augustus 2000 eenmaal eerder is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande en mede in aanmerking nemende de Richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude (2006R002) van het openbaar ministerie, die uitgaat van een werkstraf van 150 uren bij een (bruto-)nadeel van € 30.000,=, acht het hof de oplegging van een werkstraf van die duur niet alleen gerechtvaardigd, maar ook geboden.
De aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de lange pleegperiode
(ruim 6 jaar) en het gemak waarmee verdachte die feiten gedurende al die jaren heeft gepleegd, rechtvaardigen niet om af te wijken van genoemde Richtlijn. Het hof volgt de vordering van de advocaat-generaal dan ook niet, omdat die onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdvijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfenzeventig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Koolschijn, voorzitter, mr. Van Stempvoort en mr. Bosch, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort en mr. Bosch buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.