ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1342

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000770-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Koolschijn
  • A. van Stempvoort
  • J. Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het verkopen en afleveren van heroïne met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor drugsdelicten en stond onder begeleiding van een ambulante woonondersteuning. Hij werd beschuldigd van het verkopen en afleveren van heroïne, alsmede het aanwezig hebben van 16,27 gram heroïne. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een onvoorwaardelijke werkstraf van 240 uren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en oordeelde dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De bewezen feiten werden gekwalificeerd als misdrijven onder de Opiumwet.

Het hof heeft bij de strafmotivering rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte had sinds juni 2008 geen harddrugs meer gebruikt en maakte progressie in zijn resocialisatie. Gezien deze positieve ontwikkeling besloot het hof af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en legde het een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een werkstraf van 240 uren op. Het hof beoogde hiermee de verdachte de kans te geven om zijn positieve ontwikkeling voort te zetten en te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten zou plegen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000770-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-753446-08
Arrest van 1 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 20 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks de periode van 7 september 2005 tot en met 7 september 2007 te [ plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], en/of in [plaats 2] en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroine, zijnde heroine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij in de periode van 7 september 2005 tot en met 7 september 2007 te [ plaats 1], in de gemeente [gemeente], meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, zijnde heroine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van 2 jaren meermalen opzettelijk heroïne verkocht en afgeleverd aan drugsgebruikers. Verdachte heeft die feiten kennelijk gepleegd ten behoeve van eigen financieel gewin. Daarnaast heeft verdachte opzettelijk 16,27 gram heroïne aanwezig gehad, waarvan het hof aanneemt, zulks mede gelet op de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen, dat verdachte die ook (deels) wilde verkopen. Het gebruik van heroïne is bedreigend voor de volksgezondheid.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 maart 2010 blijkt dat verdachte vóór 7 september 2005 eerder ter zake van drugsdelicten is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden de hiervoor bewezen verklaarde feiten te begaan.
De landelijk gehanteerde ori?ntatiepunten straftoemeting "Artikel 2, onder B, Opiumwet dealen van harddrugs vanuit een pand en/of op straat" gaan uit van 12 maanden gevangenisstraf bij een dealperiode van 6 tot 12 maanden.
Op grond van het vorenstaande, en mede aansluiting zoekende bij voormelde oriëntatiepunten, is het hof van oordeel, dat in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden passend is.
Daarnaast stelt het hof het volgende vast.
Op 8 juni 2010 is door de ambulante Woonondersteuning Zienn schriftelijke achtergrondinformatie omtrent verdachte verstrekt, waaruit het navolgende is gebleken.
Verdachte staat sedert 5 januari 2009 vrijwillig onder begeleiding van Zienn. Hij ontvangt ambulante woonbegeleiding en wordt ondersteund op alle levensgebieden. Hij komt zijn afspraken goed na en is coöperatief in de begeleiding. Hij maakt grote progressie in het nemen van verantwoordelijkheid, zijn levensstijl en handel- en denkwijze. Hij heeft aangegeven dat hij sedert juni 2008 geen harddrugs meer gebruikt en dat hij sedert ongeveer 4 maanden ook is gestopt met het gebruik van softdrugs en medicatie. Daarnaast is hij bezig zijn alcoholgebruik te beperken. Hij heeft gebroken met het criminele circuit. Verdachte is zich goed bewust van zijn agressie-problematiek. Hij is zoekende naar een passende therapie hiervoor. Hij heeft zelf contact opgenomen met een psycholoog, bij wie hij reeds zijn eerste intake heeft gehad. Hij is onder budgetbeheer bij de G.K.B. en ontvangt weekgeld om van te leven. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de inmiddels in gang gezette resocialisatie van verdachte doorbreken. Verdachte zou door een dergelijke straf weer terug bij af zijn.
Verdachte heeft ter zitting van het hof de inhoud van voormelde achtergrondinformatie van Zienn bevestigd.
Na het plegen van de bewezen verklaarde feiten is verdachte niet wederom met justitie in aanraking gekomen ter zake van het plegen van recentere strafbare feiten.
Het lijkt er op dat er in het leven van verdachte een wending ten goede heeft plaatsgevonden.
Gelet op deze positieve ontwikkeling in het leven van verdachte en om verdachte nog eenmaal de kans te geven om de door hem ingeslagen positieve weg voort te zetten, ziet het hof in dit geval af van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof acht de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 240 uren een passende bestraffing.
Het hof beoogt met de voorwaardelijke strafoplegging mede te bereiken dat verdachte niet wederom (soortgelijk) strafbare feiten zal plegen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Koolschijn, voorzitter, mr. Van Stempvoort en mr. Bosch, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort en mr. Bosch buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.