ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1745

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001856-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Meijer-Campfens
  • A. Anjewierden
  • W. Wiarda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en opzettelijke vrijheidsberoving binnen een huiselijke context met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 16 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte, die (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar is, is veroordeeld voor verkrachting, opzettelijke vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling, allemaal gepleegd tegen zijn levensgezellin. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een gevangenisstraf van 4 jaren opgelegd, waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. De bijzondere voorwaarde is dat de verdachte zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal houden aan de aanwijzingen van die instelling, inclusief mogelijke ambulante behandeling.

De feiten zijn als volgt: tussen 20 oktober en 21 oktober 2008 heeft de verdachte zijn levensgezellin, aangeduid als [slachtoffer 2], meermalen mishandeld, haar van haar vrijheid beroofd door haar op te sluiten in een kast, en haar verkracht. De verdachte heeft tijdens de zittingen in hoger beroep verklaard dat hij samen met [slachtoffer 2] hun dagelijkse bezigheden wil oppakken en dat hij bereid is om een ambulante behandeling te ondergaan. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, die onder andere bestaat uit een ernstige persoonlijkheidsstoornis en middelenafhankelijkheid. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, wat het hof heeft meegewogen in de strafoplegging.

Het hof heeft besloten om geen TBS met verpleging op te leggen, maar heeft de gevangenisstraf verhoogd om de ernst van de feiten te weerspiegelen. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat hij gedurende een periode van meer dan vier jaar niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen. De uitspraak is een poging om de verdachte een kans te geven om zijn leven te beteren, met de nadruk op de noodzaak van behandeling en toezicht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001856-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-830274-08
Arrest van 16 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 14 juli 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
preventief gedetineerd in Zwolle PPC te Zwolle,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. van der Meer,
advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep d.d. 7 januari 2010 en 2 juli 2010, alsmede op het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder
1, 2 en 3 (primair) ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de
duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest, en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 20 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte een vinger in haar vagina en een vinger in haar anus geduwd/gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- haar meermalen heeft gestompt, geslagen en gebeten,
- zijn vinger(s) met kracht en onverhoeds in haar heeft geduwd/gebracht, aldus haar zo
de trap op heeft geduwd
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 20 oktober 2008 tot en met
21 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] (telkens) opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, aangezien hij met dat opzet haar (telkens) heeft opgesloten in de (kelder)kast;
3.
hij in of omstreeks de periode 20 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, zijn levensgezel genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet haar meermalen heeft gebeten en/of in het gezicht en tegen het lichaam heeft gestompt, heeft geslagen en heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode 20 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn een persoon (te weten [slachtoffer 1], zijnde zijn levensgezel), meermalen heeft gebeten, gestompt, geslagen en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof leest de naam "[slachtoffer 1]" in het onder 1, 2 en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde telkens verbeterd in "[slachtoffer 2]". Hier is telkens sprake van een kennelijke misslag. Door de verbeterde lezing wordt verdachte telkens niet in zijn belangen geschaad.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij in de periode 20 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte een vinger in haar vagina en een vinger in haar anus geduwd en bestaande dat geweld hierin dat verdachte
- zijn vingers met kracht en onverhoeds in haar heeft geduwd, aldus haar zo de trap op heeft geduwd.
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode 20 oktober 2008 tot en met
21 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] telkens opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, aangezien hij met dat opzet haar telkens heeft opgesloten in de kelderkast;
3 primair:
hij in de periode 20 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, zijn levensgezel genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet haar meermalen in het gezicht heeft gestompt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
verkrachting;
onder 2:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
onder 3 primair:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door [deskundige], psychiater te [plaats], onder verband van de door hem op 18 november 2008 ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde belofte, op 24 november 2008 een psychiatrisch rapport uitgebracht. Dat rapport houdt als conclusie in - zakelijk weergegeven -, dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Omtrent verdachte is door [deskundige], psychiater en vast gerechtelijk
deskundige, en [deskundige], psycholoog en vast gerechtelijk deskundige bij het
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan
Centrum (PBC), Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team, op 15 juni 2009 een psychologisch/psychiatrisch rapport uitgebracht. Dat rapport houdt als conclusie in - zakelijk weergegeven -, dat het onder 1 en 3 ten laste gelegde verdachte in sterk verminderde mate en het onder 2 ten laste gelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Het hof acht verdachte in zoverre strafbaar, dat - met inachtneming van voormelde conclusies van de deskundigen - verdachte het onder 1 en 3 primair bewezen verklaarde sterk verminderd en het onder 2 bewezen verklaarde verminderd toegerekend kunnen worden.
Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 20 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008 huiselijk geweld gepleegd jegens zijn partner [slachtoffer 2] en haar van haar vrijheid beroofd.
Zo heeft hij gepoogd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar meermalen in het gezicht te stompen en te slaan. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer 2] in haar gezicht meerdere (forse) bloeduitstortingen opgelopen. Voorts heeft verdachte [slachtoffer 2] verkracht. Hij heeft, terwijl [slachtoffer 2] de trap opliep, slechts gekleed in een pyjamajasje, en gevolgd door verdachte, met kracht en onverhoeds een vinger in haar vagina en een vinger in haar anus geduwd en haar aldus zo de trap opgeduwd. Hierdoor heeft zij zwelling en (inwendige) pijnklachten opgelopen. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 2] meermalen van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden door haar tweemaal op te sluiten in een kast in hun woning. De eerste keer gedurende anderhalf uur en de tweede keer gedurende een kwartier. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte de lichamelijke integriteit, gezondheid en bewegingsvrijheid van [slachtoffer 2] ernstig geschonden en daarmee geen enkel respect getoond voor haar gevoelens.
Bovendien blijkt uit de processtukken, in samenhang beschouwd met het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 april 2010, dat verdachte al eerder (op 7 juni 2000) ter zake van het plegen van huiselijk geweld jegens zijn toenmalige partner is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden voor de duur van 2 jaren. Deze straf en maatregel hebben hem er klaarblijkelijk niet van weerhouden de bewezen verklaarde feiten te plegen.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer noodzakelijk.
De rechtbank heeft naast een gevangenisstraf van 16 maanden de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege opgelegd. Het beroep van verdachte is daartegen gericht. Het hof ziet zich dan ook gesteld voor de vraag of het passend en geboden is om, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, aan verdachte - naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - een dergelijke maatregel op te leggen. Met betrekking daartoe overweegt het hof als volgt.
Eerder vermeld rapport van psychiater [deskundige] en psycholoog [deskundige] houdt - voor zover hier van belang - voorts in:
Verdachte is een man met een begaafd intelligentieniveau. Er is bij hem sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een zeer zwakke en diffuse identiteit, tot uiting komend in een onvermogen zichzelf en belangrijke personen om hem heen op geïntegreerde en emotioneel betekenisvolle wijze waar te nemen en te beleven. Er is een gebrek aan een geïntegreerd zelfbeeld en een geïintegreerd beeld van anderen. Hierbij is bij verdachte sprake van een broze realiteitstoetsing, waardoor hij onvoldoende vermogen heeft zichzelf van anderen te differentiëren. Ook heeft hij grote beperkingen in het onderscheiden van zijn binnen- en buitenwereld en fantasie en realiteit. Doordat verdachte zichzelf onvoldoende van anderen kan afgrenzen, is er sprake van een sterke neiging tot symbiotische relatievorming, resulterend in hechtingsproblematiek en verlatingsangsten binnen partnerrelaties. De kwetsbare realiteitstoetsing komt verder tot uiting in een grote neiging tot magisch denken, ongewone lichamelijke percepties, en een bij vlagen chaotische en merkwaardige gedachtegang, waarbij hij zich dikwijls in vage en impressionistische bewoordingen uit. Verdachte beschikt voorts over onrijpe afweermechanismen (intra-psychische mechanismen om stress en spanningen te kanaliseren) en overschat zichzelf. Onder invloed van stress gaat hij vooral somatiseren en externaliseren. Hij heeft een gebrekkige emotieregulatie en voelt zich snel overspoeld door eigen gevoelens, waarbij gevoelens van onmacht, angst en verdriet ontstaan. Binnen de dynamiek van een partnerrelatie lopen deze gevoelens snel op waarbij er een sterke neiging is tot agressief acting out gedrag. Buiten partnerrelaties is verdachte tot op zekere hoogte in staat om deze impulsen te controleren. Teneinde enige controle te houden over zijn chaotische gedachtegang, zijn gebrekkige emotieregulatie en daaraan gerelateerde beperkingen in het verdragen van externe prikkels, toont verdachte in contacten met anderen een grote mate van rigiditeit en een dwingende controle- en regiebehoefte. Omdat de problematiek van verdachte heeft geleid tot een jarenlang duurzaam patroon van een grote mate van disfunctioneren op diverse leefgebieden, kan in ieder geval gesteld worden dat er sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis. In classificerend diagnostische termen kan thans gesproken worden van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en obsessief-compulsieve trekken. Naast een gebrekkige ontwikkeling is er bij verdachte ook sprake van jarenlang excessief gebruik van alcohol en cannabis. Gezien de aard en intensiteit van dit gebruik kan gesproken worden van afhankelijkheid van alcohol en cannabis. Deze middelenafhankelijkheid is in grote mate verweven met bovenstaande persoonlijkheidsproblematiek; als gevolg van zijn beperkte emotieregulatie en snel oplopende spanningen heeft verdachte namelijk een sterke behoefte zichzelf te dempen. Er lijkt dan ook in grote mate sprake van een vorm van automedicatie. De persoonlijkheidsstoornis en de middelenafhankelijkheid waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Het gaat hier om jarenlange en nog steeds bestaande problematiek. De beperkingen voortvloeiend uit de persoonlijkheidsstoornis van verdachte hebben een zeer grote rol gespeeld bij de ten laste gelegde feiten. In de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde is verdachte in toenemende mate ontregeld door enerzijds de destabiliserende invloed van de psychiatrische problematiek van zijn partner en anderzijds de verbouwing van zijn huis. Doordat verdachte hierdoor niet meer in staat is vast te houden aan zijn structuur, toenemend overprikkeld raakt en zijn emotieregulatie tekort schiet, ontstaan er in grote mate machteloosheidsgevoelens, spanningen en frustraties. Uiteindelijk leidt dit tot agressief acting out gedrag jegens zijn partner, te weten het onder 3 ten laste gelegde. Ook de onder 1 ten laste gelegde verkrachting is een zelfde vorm van agressieve acting out. Er zijn geen aanwijzingen dat seksueel bepaalde motieven hierbij een rol hebben gespeeld. Het is duidelijk dat in sterke mate de pathologie van verdachte van invloed is geweest op deze feiten. Het gaat dan, naast de beschreven beperkte emotieregulatie, ook om sterke symbiotische relatievorming en verlatingsangsten (daardoor niet op tijd hulp van anderen in kunnen schakelen) en voorts de verstoorde realiteitstoetsing en gebrekkige afgrenzing ten opzichte van zijn partner (getuige het volledige meegaan in en overspoeld worden door haar verschillende verhalen over verkrachtingen en vreemdgaan), die voorafgaan aan zijn falende agressieregulatie. Zijn agressieregulatie wordt tot slot ook nog eens ondermijnd door het excessief gebruik van alcohol en drugs. Ook bij de onder 2 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving wordt het handelen van verdachte in grote mate bepaald door beperkingen voortvloeiend uit zijn gebrekkige ontwikkeling. Wederom gaat het dan om de symbiotische relatievorming en verlatingsangsten. Hierdoor is er een grote vrees voor het mogelijke verlaten worden door zijn partner, hetgeen verdachte voorkomt door haar op te sluiten. Wel lijkt verdachte voorafgaand aan zijn handelen in deze meer overwogen te hebben dan bij de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Zijn handelen is bij het onder 2 ten laste gelegde feit minder impulsief en lijkt mede bepaald te worden door overwegingen over de langere termijn (zoals het verborgen willen houden voor de buitenwereld van het letsel van zijn partner). Het herhalingsrisico van soortgelijke feiten als de thans ten laste gelegde wordt, ook met gebruikmaking van gestructureerde klinische risicotaxatie volgens de HCR-20, in samenhang met de beschreven persoonlijkheidspathologie binnen de (huidige of een andere) partnerrelatie als groot ingeschat, mede vanwege het feit dat zowel verdachte als zijn partner hebben aangegeven de huidige relatie te willen voortzetten. Buiten de dynamiek van de partnerrelatie is verdachte beter in staat zichzelf te controleren en wordt het herhalingsrisico van een agressief delict niet als groot ingeschat. Verdachte is al eerder voor soortgelijke als de thans ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een TBS met voorwaarden, waarbinnen hij is behandeld in de FPK te Assen. Geadviseerd wordt om aan verdachte de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege op te leggen. Gezien het ontbreken van een groot risico op gewelddadige delicten buiten partnerrelaties behoeft verdachte in dit kader mogelijk niet langdurig in een streng beveiligde situatie behandeld te worden.
Eerder vermeld rapport van psychiater [deskundige] houdt - voor zover hier van belang - voorts in:
Bij verdachte werden de navolgende stoornissen geconstateerd: misbruik van alcohol en cannabis, verminderde impulscontrole, lichamelijke mishandeling van een volwassene en sadomasochistische relatievorming. Deze stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. De sadomasochistische relatievorming, het alcohol- en cannabisgebruik en de verminderde impulscontrole zijn van belang voor de kans op recidive. Ter preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte dient gewerkt te worden aan zijn alcohol- en drugsgebruik. Daarnaast dienen zijn impulscontrole en zijn meer dynamische onderliggende factoren, zoals vijandigheid, woede en de voorkeur voor de eigenaardige relatievorming, getraind te worden. Verdachte zal zich in de maatschappij moeten bewijzen zodat een langer durende controle is aangewezen. Geadviseerd wordt om een (gemaximeerde) TBS (van 4 jaren) met voorwaarden met een lange proeftijd (5 jaren) op te leggen. Een lange proeftijd is nodig nu verdachte niet adequaat heeft gereageerd op zijn in herhaling vallen van zijn gewelddadig gedrag.
Het hof heeft naar aanleiding van voormelde rapporten bij tussenarrest van 21 januari 2010 beslist dat het noodzakelijk is dat de reclassering nader onderzoek verricht naar de mogelijkheid tot behandeling van verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden en dat daaromtrent een maatregelrapport wordt opgesteld.
Op 1 juni 2010 heeft de Reclassering Nederland een dergelijk maatregelrapport uitgebracht, dat - voor zover hier van belang - inhoudt:
Op 11 maart 2010 heeft het NIFP op ons verzoek om een indicatiestelling Forensische Zorg af te geven omtrent verdachte het advies gegeven om verdachte toe te leiden naar de FPK te Assen. Op 20 april 2010 heeft verdachte in de FPK te Assen een intakegesprek gehad. Op 4 mei 2010 heeft de FPK bericht dat er op basis van hun ervaringen tijdens een eerdere behandeling van verdachte in het kader van een opgelegde TBS met voorwaarden, op basis van eerdergenoemd intakegesprek met verdachte en gezien de weerbarstigheid van de problematiek, geen mogelijkheden worden gezien om tot overeenstemming en samenwerking te komen binnen een behandeling onder TBS met voorwaarden. Na deze afwijzing hebben wij het NIFP ge?nformeerd of er andere opties waren, waaronder de Piet Roordakliniek (verslavingskliniek). Dat bleek niet het geval. Wij hebben met verdachte gesproken over de TBS met voorwaarden, de voorbereiding op het intakegesprek bij de FPK te Assen en de nabesprekingen na de afwijzing. In deze contacten gaf hij aan dat hij en zijn partner gestraft worden voor het hebben van een relatie met elkaar. Hij benadrukte dat er ook heel veel goed is gegaan. Er waren veel verwijten naar de falende hulpverlening. Verdachte was er op voorbereid dat het intakegesprek bij de FPK voor hem van eminent belang was. Ook verdachtes partner benadrukte tegenover ons dat zij en verdachte de kans willen hebben de relatie voort te zetten. Na de mededeling dat wij niet in staat zijn om een TBS met voorwaarden met een klinische behandeling in te vullen, gaf verdachte aan dat hij een TBS met dwangverpleging niet aan zou kunnen en een eind aan zijn leven zou maken. Daar waar een klinische behandeling noodzakelijk wordt bevonden (PBC Utrecht, FPK Assen, NIFP Groningen), heeft dit onderzoek uitgewezen dat deze behandeling niet haalbaar is in het kader van een TBS met voorwaarden.
Nu gebleken is dat een behandeling van verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden niet haalbaar is, sluit het hof de oplegging van deze maatregel uit en behoeft deze maatregel geen bespreking (meer).
Op grond van de hiervoor vermelde door de deskundigen bij de verdachte geconstateerde stoornissen en het door hen ingeschatte recidivegevaar als verdachte zijn relatie met [slachtoffer 2] zou voortzetten, is het hof met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel, dat verdachte ter voorkoming van herhaling behandeld dient te worden en hulp en steun nodig heeft, met name binnen zijn relatie met [slachtoffer 2], welke relatie beiden wensen voort te zetten.
[slachtoffer 2] heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring van 24 juni 2010 het navolgende aangegeven. Zij heeft verdachte in 2001 leren kennen. In 2003 zijn zij gaan samenwonen. Begin 2008 heeft zij last gekregen van depressies, welke uiteindelijk zijn uitgemond in een manische depressie. In september van dat jaar blijkt het niet meer te gaan. Ze slaapt al weken niet meer en het eten wil ook niet. Ze wordt opgenomen in het GGZ. Als verdachte haar daar bezoekt, blijkt dat haar situatie is verslechterd. Verdachte heeft haar daarom mee naar huis genomen. Thuis blijkt de situatie met [slachtoffer 2] te verergeren. Hierdoor krijgt verdachte geen slaap meer en eet hij nauwelijks. Verdachte wordt daarop psychotisch. Door deze extreme situatie komt het bij verdachte tot een uitbarsting, hetgeen leidt tot (naar het hof begrijpt:) het plegen van de bewezen verklaarde feiten. Verdachte wordt door de politie opgepakt en belandt uiteindelijk in de gevangenis. Zij bezoekt verdachte wekelijks in de gevangenis en zij hebben dagelijks meermalen (naar het hof begrijpt:) telefonisch contact. Zij ervaart zijn detentie als een kwelling en zij verzoekt verdachte en haar nog een kans te geven. Zij heeft aangegeven dat verdachte haar niet eerder heeft verkracht en mishandeld. Zij besluit haar verklaring met de woorden dat zij en verdachte een kans verdienen en dat zij gelooft in een goede toekomst samen met verdachte.
Ter zitting van het hof d.d. 2 juli 2010 heeft [slachtoffer 2] in het kader van haar spreekrecht als slachtoffer de inhoud van haar schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 24 juni 2010 bevestigd. Daarnaast heeft zij aangegeven dat zij nog steeds zielsveel van verdachte houdt, dat zij met verdachte verder wil leven en dat verdachte de enige is die haar leven weer zin geeft.
Ter zitting van het hof d.d. 2 juli 2010 heeft verdachte het navolgende verklaard. Hij wil samen met zijn partner [slachtoffer 2] hun dagelijkse bezigheden thuis (onderhouden van hun woning, kokkerellen, planten en dieren verzorgen, etc.), die zij in het verleden altijd samen met plezier hebben gedaan, weer oppakken. Hij wil met [slachtoffer 2] in en rondom hun woning rustig samenleven. Hij is zich ervan bewust dat zij binnen hun relatie professionele hulp en steun nodig hebben en dat hij zelf in verband met zijn geestestoestand bereid is om een ambulante behandeling te ondergaan. Hij wil
nog een kans hebben om te laten zien dat hij ook zonder het plegen van strafbare feiten met [slachtoffer 2] kan samenleven, zoals hij al eerder heeft bewezen.
Uit voormeld uittreksel blijkt - naast het eerder vermelde - dat de bij voormeld vonnis van 7 juni 2000 aan verdachte opgelegde maatregel van TBS met voorwaarden op 22 juni 2004 is beeindigd en dat verdachte ná 22 juni 2004 tot aan het plegen van de bewezen verklaarde feiten niet wederom met justitie in aanraking is geweest.
Nu gebleken is dat verdachte, nadat genoemde TBS-maatregel was beëindigd, gedurende een periode van ruim 4 jaren niet wederom met justitie in aanraking is gekomen, terwijl hij in die periode samenwoonde met [slachtoffer 2], en dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar niet eerder heeft verkracht en mishandeld, is het hof van oordeel, dat verdachte heeft laten zien dat hij ook gedurende een lange periode zonder het plegen van strafbare feiten met [slachtoffer 2] kan samenleven.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, acht het hof de oplegging van de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege thans nog een te zware sanctie. Het hof wil verdachte nog eenmaal de kans bieden om aan te tonen dat hij in staat is om met [slachtoffer 2] samen te leven zonder ten opzichte van haar (en overigens ook anderszins) strafbare feiten te plegen.
Nu het hof niet de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege zal opleggen, acht het hof de oplegging van een langere gevangenisstraf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, en wel voor de duur van 4 jaren, in beginsel noodzakelijk, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de persoon van verdachte.
Het hof zal echter de helft van deze straf voorwaardelijk opleggen. Daarmee wil het hof bereiken dat de steun, de hulp en een mogelijke (ambulante) behandeling - waarvoor verdachte gemotiveerd lijkt te zijn - binnenkort kan aanvangen en dat de sanctie op het niet meewerken daaraan groter is.
Gelet op de omstandigheden, dat de steun en de hulp die verdachte van de reclassering dient te krijgen en de mogelijke (ambulante) behandeling die hij dient te ondergaan mogelijk langer zal duren dan 2 jaren en er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal het hof aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel een langere proeftijd, te weten 5 jaren, verbinden.
Al het vorenstaande leidt ertoe dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 2 jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren, met daaraan gekoppeld toezicht door de reclassering en - zo nodig - ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde, wordt opgelegd. Bij de strafoplegging heeft het hof tevens rekening gehouden met de omstandigheden, dat verdachte ter zake van de onder 1 en 3 primair bewezen verklaarde feiten sterk verminderd en ter zake van de onder 2 bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Het hof acht het wenselijk dat de reclassering reeds tijdens de detentie van verdachte en vóórdat verdachte op vrije voeten komt, de thuissituatie van verdachte voorbereidt, omdat er anders mogelijk een gecompliceerde situatie zou kunnen ontstaan, gelet op voormeld recidivegevaar, welk recidivegevaar het hof ook aanwezig acht.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 242, 282, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van twee jaren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van vijf jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook als die inhouden dat verdachte zich ambulant moet laten behandelen;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde v??r de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. Anjewierden en mr. Wiarda, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.