ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1964

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.045.732/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Verschuur
  • A. Kuiper
  • J. Wind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aandelenlease en finale kwijting na schikking overeenkomstig Duisenbergregeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Aegon Financiële Diensten B.V. naar aanleiding van een geschil over aandelenleaseovereenkomsten. De appellant had in 2001 vier aandelenleaseovereenkomsten gesloten met Aegon, waarbij hij de contante waarde van de rente had betaald. De overeenkomsten liepen af in 2006, waarna Aegon de appellant informeerde over de Duisenberg-regeling, die een tegemoetkoming bood aan klanten met effectenleaseproducten. Appellant heeft op 29 september 2006 de keuze gemaakt om de overeenkomsten te beëindigen door de aandelen te laten verkopen, wat resulteerde in finale kwijting tussen partijen. In 2007 heeft de appellant echter de vernietiging en ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen, wat leidde tot de rechtszaak.

In eerste aanleg heeft de rechtbank Leeuwarden de vorderingen van de appellant afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging. Het hof heeft de grieven van de appellant beoordeeld, waarbij het hof oordeelde dat de appellant voldoende op de hoogte was van de finale kwijting en dat hij niet kon stellen dat hij niet begreep wat hij ondertekende. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant de ondertekende antwoordcoupons had ingediend zonder voorbehoud, wat zijn instemming met de regeling bevestigde. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar de vordering van de appellant alsnog afgewezen, met veroordeling van de appellant in de proceskosten.

Het hof concludeert dat de appellant niet kan terugkomen op de finale kwijting die hij heeft verleend aan Aegon, en dat de Duisenberg-regeling op de overeenkomsten van toepassing was. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en de verantwoordelijkheid van partijen om de inhoud van overeenkomsten en voorwaarden te begrijpen voordat zij deze ondertekenen.

Uitspraak

Arrest d.d. 20 juli 2010
Zaaknummer 200.045.732/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. E.H. Hoeksma, kantoorhoudende te Enschede,
tegen
Aegon Financiële Diensten B.V.,
gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Aegon,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 19 december 2007, 2 september 2008 en 16 december 2008 door de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 4 maart 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 16 december 2008 met dagvaarding van Aegon tegen de zitting van
1 december 2009.
Het petitum van de appeldagvaarding luidt:
"het vonnis d.d. 16 december 2008 van de rechtbank Leeuwarden sector kanton:
a) te vernietigen;
b) opnieuw recht doende de vorderingen van [appellant] alsnog toe te wijzen;
c) met veroordeling van Aegon in de kosten van de beide instanties."
Bij memorie van grieven heeft [appellant] zijn vordering gewijzigd en verminderd. De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, voorzover wettelijk toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep te vernietigen en opnieuw rechtdoende de gewijzigde vorderingen van [appellant] toe te wijzen in voege als is beschreven in punt 32 hiervoor, en het bedrag van € 43.960,22 (de hoofdsom) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2006 (het tijdstip van het beëindigen van de overeenkomsten / zie: unt 30 VI hiervoor) tot aan de dag der betaling en daarnaast voorzover vereist het finale kwijtingsbeding te vernietigen op grond van artikel 6:233 BW, alles met veroordeling van Aegon in de kosten van beide instanties. Voorzover van toepassing, wordt uw Hof verzocht de griffier van uw Hof op te dragen het eventueel betaalde griffierecht aan [appellant] te restitueren."
Bij memorie van antwoord is door Aegon verweer gevoerd met als conclusie:
"ten aanzien van de veroordelingen uitvoer bij voorraad:
(a) de grieven van appellant ongegrond zal verklaren en het bestreden vonnis op de door appellant aangevochten onderdelen zal bekrachtigen, waar nodig met verbetering van de gronden, althans appellant in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze zal ontzeggen, althans zijn vorderingen tot een mindere omvang zal toewijzen dan gevorderd;
en
(b) appellant zal veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, onder bepaling dat hierover aanstonds, of vanaf een door het hof te bepalen dag, wettelijke rente verschuldigd is."
Tenslotte heeft Aegon de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft negen grieven opgeworpen.
De beoordeling
Wijziging en vermindering van eis
1. [appellant] heeft bij memorie van grieven zijn eis gewijzigd zoals hiervoor vermeld. Tegen deze wijziging van de eis heeft Aegon geen bezwaar gemaakt en ook het hof acht deze niet in strijd met de goede procesorde, zodat het hof de gewijzigde vordering van [appellant] zal beoordelen.
1.1 [appellant] heeft in verband met de vermindering van zijn eis verzocht om de griffier op te dragen het eventueel teveel betaalde griffierecht aan [appellant] te restitueren.
1.2 Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
Artikel 2 lid 1 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalt dat van de eisende partij na de eerste uitroeping van de zaak voor iedere instantie een vast recht wordt geheven.
Involge artikel 2 lid 4 van genoemde wet wordt het griffierecht bepaald aan de hand van de eis in de dagvaarding en wordt het recht niet verminderd in geval van vermindering van eis.
[appellant] heeft zijn vordering uit in eerste aanleg, waarbij het bij dagvaarding sub II gevorderde bij conclusie van repliek is verminderd tot een bedrag van € 66.825,56 in zijn appeldagvaarding gehandhaafd. De zaak is in hoger beroep voor het eerst uitgeroepen op 1 december 2009. Afgezien van het feit dat [appellant] zijn eis eerst nadien, bij memorie van grieven van 26 januari 2010, heeft verminderd, is voor vermindering van het griffierecht hoe dan ook geen plaats. Het hof wijst dit verzoek dan ook af.
De feiten
2. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 16 december 2008 in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.6) een aantal feiten vastgesteld. Tegen de vaststelling in rechtsoverweging 2.6 heeft [appellant] een grief (grief I) gericht. Voor het overige bestaat er tussen partijen over genoemde feiten geen geschil. Ook het hof zal daarom van die feiten uitgaan, met inachtneming van hetgeen hierna ten aanzien van grief I wordt overwogen.
3. In grief I klaagt [appellant] dat de kantonrechter in rechtsoverweging 2.6 heeft overwogen dat [appellant] eerst (onderstreping door het hof) bij brief van 23 mei 2007 de vernietiging c.q. de ontbinding van de litigieuze overeenkomsten heeft ingeroepen.
3.1 Het hof overweegt dat de grief op een onjuiste lezing van het vonnis berust.
De kantonrechter heeft enkel geconstateerd dat bij brief van 23 mei 2007 namens [appellant] zowel de vernietiging als de ontbinding van de overeenkomsten is ingeroepen. Die vaststelling is juist. Het door [appellant] gewraakte woord 'eerst' komt in genoemde rechtsoverweging niet voor.
3.2 [appellant] heeft in dit verband nog aangevoerd dat hij direct na het ondertekenen van de antwoordcoupon een aansprakelijkstelling aan Aegon heeft gestuurd nadat hij geen bevredigend antwoord kreeg van Aegon noch van de tussenpersoon op de vraag waar zijn inleg was gebleven. Hij verwijst in dat verband naar productie K bij memorie van grieven. Het betreft hier een ongedateerde brief, waarvan Aegon de ontvangst heeft betwist en waarvan [appellant] eerder in deze procedure ook geen melding heeft gemaakt. Wat daarvan ook zij, deze productie doet hoe dan ook niet af aan de vaststelling van de kantonrechter dat er op 23 mei 2007 een brief namens [appellant] aan Aegon is gestuurd.
3.3 Grief I faalt.
4. In hoger beroep staat - voor zover nog van belang - het volgende vast.
4.1 [appellant] heeft, na bemiddeling door een tussenpersoon, op of omstreeks
29 oktober 2001 een viertal aandelenleaseovereenkomsten met Aegon gesloten.
4.2 [appellant] heeft bij het aangaan van deze 'Aegon Koopsom Vliegwiel'- overeenkomsten de contante waarde van de rente betaald, te weten € 22.842,-- per overeenkomst.
4.3 De overeenkomsten hadden een looptijd van vijf jaren en liepen derhalve ten einde op 28 oktober 2006. Aegon heeft [appellant] bij brieven van 15 augustus 2005 ten aanzien van iedere overeenkomst afzonderlijk het volgende bericht:
U zult inmiddels uit de media hebben begrepen dat onder bemiddeling van wijlen de heer Duisenberg een regeling is getroffen tussen Dexia Nederland N.V., een grote aanbieder van effectenleaseproducten, de Consumentenbond, de Vereniging van Effectenbezitters en enkele stichtingen die de belangen van diverse klanten van Dexia vertegenwoordigen.
Deze zogenaamde "Duisenberg-regeling" biedt een tegemoetkoming aan klanten met een effecten-leaseovereenkomst. Beoogd is om op deze manier een einde te maken aan de maatschappelijke onrust die is ontstaan rondom effectenlease-producten.
Aegon wil haar klanten graag tegemoet komen en zoekt daarom aansluiting bij de Duisenberg-regeling. Dit betekent dat zij de Duisenberg-regeling ook toepast op AEGON-producten, voor zover deze producten daartoe aanleiding geven.
Of dit voor u consequenties heeft zal afhangen van uw contract. Om zicht te geven op wat de Duisenbergregeling voor iedere klant individueel betekent moet er binnen AEGON veel werk verzet worden.
Wij streven er naar u zo snel mogelijk te informeren. In het najaar van 2005 zullen wij u nader informeren over wat deze regeling voor u persoonlijk betekent.
U hoeft dus niets te doen om voor de Duisenberg-regeling in aanmerking te komen.
4.4 Bij brieven van 18 september 2006 heeft Aegon [appellant] ten aanzien van elk van de overeenkomsten een voorstel gedaan tot beëindiging of verlenging daarvan.
In die brieven staat onder meer het volgende vermeld:
Zoals u wellicht via de pers heeft vernomen, is door tussenkomst van wijlen de heer W.F. Duisenberg als onafhankelijk bemiddelaar een regeling tot stand gekomen tussen Dexia (een grote aanbieder van aandelenlease-producten), enerzijds, en Stichting Leaseverlies, Stichting Eegalease, de Vereniging van Effectenbezitters en de Consumentenbod (namens een zeer groot aantal klanten met aandelenleaseproducten), anderzijds. AEGON heeft ervoor gekozen om waar mogelijk de regeling ook toe te passen op de AEGON-producten.
Na het lezen van deze brief, waarin beëindigingsmogelijkheden beschreven staan, kunt u uw keuze kenbaar maken op de bijgevoegde antwoordcoupon en retourneren naar AEGON. Na ontvangst van de door u volledig ingevulde en ondertekende antwoordcoupon, wordt de door u gemaakte keuze schriftelijk bevestigd. Hierna wordt uw keuze uitgevoerd. Vervolgens krijgt u over de uitvoering van uw keuze van ons een brief.
<1> Contract beëindigen door AEGON de aandelen te laten verkopen
AEGON verkoopt de aandelen tegen de slotkoers van de eerstvolgende beursdag na 28-10-2006. Met de opbrengst van de aandelen wordt de lening afgelost en worden eventuele achterstallige betalingen verrekend. Daarna ontvang u een eindnota. Bij een positief resultaat keert AEGON het bedrag uit op uw bank- of girorekening. Bij een negatief resultaat is er een restschuld ontstaan. Deze restschuld dient u aan AEGON te betalen.
De Duisenberg-regeling voorziet erin dat het koersverlies op de eerstvolgende beursdag na expiratiedatum voor 67% door AEGON wordt kwijtgescholden.*
<2> Contract beëindigen door aankoop van de aandelen
(...)
* Duisenberg-regeling
De Duisenberg-regeling is niet van toepassing bij een positief resultaat.
Daarnaast wijzen wij u er met nadruk op dat de regeling erin voorziet dat indien u in de loop der tijd meer aandelenlease-overeenkomsten met AEGON bent aangegaan, eventueel door u behaalde koerswinsten (bijvoorbeeld omdat andere aandelenlease-overeenkomsten met koerswinst zijn beëindigd) zullen worden verrekend.
4.5 [appellant] heeft vervolgens op 29 september 2006 ten aanzien van elke overeenkomst op de bij de brieven van 18 september 2006 gevoegde antwoordcoupons mogelijkheid 1 (contract beëindigen door verkoop van de aandelen) aangekruist en de coupons samen met zijn echtgenote ondertekend. Onderaan de ondertekende antwoordcoupons staat onder de handtekening van [appellant] het volgende vermeld:
Na uitvoer van mijn keuze hebben AEGON en ik over en weer niets meer van elkaar te vorderen en verlenen wij elkaar algehele en finale kwijting met betrekking tot alle vorderingen, welke direct dan wel indirect voorvloeien uit dan wel verband houden met vliegwiel-overeenkomst ...(volgt het nummer van de betreffende overeenkomst - hof).
[appellant] heeft de ondertekende coupons met een kopie van zijn legitimatiebewijs aan Aegon geretourneerd.
4.6 Bij brieven van 12 oktober 2006 heeft Aegon met betrekking tot elke overeenkomst de ontvangst van de antwoordcoupon en de gemaakte keuze bevestigd. In de brief staat onder meer vermeld:
Partijen handelen zoals omschreven in deze brief tegen finale kwijting zodat partijen na uitvoering van de betaling niets meer van elkaar te vorderen hebben uit hoofde van dit contract.
4.7 Op 30 oktober 2006, bij het einde van de looptijd van de overeenkomsten, bedroeg de restantschuld per overeenkomst € 3.450,29. Aegon heeft op dit bedrag conform de Duisenberg-regeling een korting toegepast van 67%, zodat er een per overeenkomst te betalen bedrag van € 1.138,60 resteerde. [appellant] heeft deze bedragen aan Aegon voldaan.
4.8 Bij brief van 23 mei 2007 heeft de raadsman van [appellant] namens hem buitengerechtelijk de vernietiging (op basis van dwaling) en de ontbinding (op basis van toerekenbare tekortkoming en/of onrechtmatige daad) van de vliegwiel-overeenkomsten ingeroepen. Bij brief van 11 juni 2007 heeft Aegon het beroep van [appellant] op dwaling, toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad verworpen.
Bespreking van de overige grieven
5. De grieven II tot en met VII, die alle zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat het beroep van Aegon op de tussen partijen overeengekomen finale kwijting slaagt, lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
6. Het belangrijkste verweer van [appellant] is dat hij bij de ondertekening van antwoordcoupons niet wist waarvoor hij tekende en dat zijn wil niet was gericht op het verlenen van finale kwijting.
7. Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat zowel in de afzonderlijke, door [appellant] ondertekende, antwoordcoupons als in de brieven die Aegon [appellant] op 12 oktober 2006 ter bevestiging zond, melding wordt gemaakt van het feit dat het een regeling tegen finale kwijting betrof.
8. [appellant] heeft aangevoerd dat hij niet begreep wat daaronder werd verstaan, maar het hof verwerpt dat verweer. Immers de term 'finale kwijting' op het antwoordformulier stond niet op zichzelf maar was voorzien van de volgende uitleg:
Na uitvoer van mijn keuze hebben AEGON en ik over en weer niets meer van elkaar te vorderen en verlenen wij elkaar finale kwijting met betrekking tot alle vorderingen, welke direct dan wel indirect, voortvloeien uit dan wel verband houden met vliegwiel-overeenkomst... (volgt nummer)
9. In het geval het [appellant] na deze toelichting nog niet duidelijk was wat met het begrip 'finale kwijting' wordt bedoeld, had het op zijn weg gelegen hierover nader uitleg te vragen, alvorens tot ondertekening van de antwoordcoupons over te gaan.
Het lag - anders dan [appellant] betoogt - niet op de weg van Aegon om te onderzoeken of [appellant] wel finale kwijting wilde verlenen.
Voor Aegon bestond er naar het oordeel van het hof geen aanleiding om te veronderstellen dat de verklaring van [appellant] niet overeenstemde met zijn wil. Door acceptatie van het voorstel conform de Duisenberg-regeling werd de restantschuld van [appellant] immers aanmerkelijk teruggebracht.
De omstandigheid dat [appellant] een groot bedrag aan inleg had verloren, doet daaraan niet af. Dat was voor de Dexia-gedupeerden - voor wie deze regeling in het leven was geroepen - immers niet anders.
De Duisenberg-regeling kwam tot stand naar aanleiding van de wens om tot een maatschappelijk aanvaardbare oplossing voor de effectenlease-problematiek te komen. Dat de conform de Duisenberg-regeling toegekende vergoedingen ook als zodanig kunnen worden gekwalificeerd, volgt uit het feit dat het Hof Amsterdam inmiddels heeft geoordeeld dat de hoogte van de bij de Duisenberg-regeling toegekende vergoedingen in voldoende mate recht doen aan de effectenlease-problematiek en de regeling algemeen verbindend heeft verklaard voor alle klanten van Dexia, een grote aanbieder van vergelijkbare effectenlease-producten. Daaraan doet niet af dat in de jurisprudentie inmiddels ook een aantal uitzonderingen is aanvaard.
10. [appellant] heeft voorts geklaagd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat [appellant] 'de kleine lettertjes' niet heeft gelezen.
Het hof is van oordeel dat zo [appellant] al heeft nagelaten de antwoordcoupon nauwkeurig te lezen alvorens deze te ondertekenen - de betreffende zin was bovendien goed leesbaar - zulks voor zijn rekening en risico dient te blijven.
11. Ook heeft [appellant] nog aangevoerd (in de memorie van grieven sub 10 ) dat Aegon hem, door hem middels de antwoordcoupon slechts twee keuzes voor te schotelen, de derde (contractuele) keuze om de overeenkomsten bij verlies te verlengen, heeft onthouden.
12. Wat hiervan ook zij, nu [appellant] niet heeft gesteld dat hij voor die keuze zou hebben geopteerd en evenmin heeft gesteld dat hij in dat geval beter af zou zijn geweest, gaat het hof daaraan voorbij.
13. Het hof is van oordeel dat [appellant] zich door ondertekening van de antwoordcoupons tegen finale kwijting jegens Aegon heeft gebonden. Daarbij doet niet terzake dat [appellant] zijn handtekening niet letterlijk onder de zin die betrekking heeft op de finale kwijting heeft geplaatst. Door zijn handtekening - zonder voorbehoud - op de antwoordcoupons te plaatsten gaf [appellant] blijk van zijn instemming met de in die coupons omschreven regeling.
14 Aegon heeft dat in haar brieven van 12 oktober 2006 ook nog eens bevestigd:
Partijen handelen zoals omschreven in deze brief tegen finale kwijting zodat partijen na uitvoering van de betaling iets meer van elkaar te vorderen hebben uit hoofde van dit contact.
[appellant] heeft de conform de Duisenberg-regeling verschuldigde bedragen vervolgens zonder protest en volledig aan Aegon voldaan.
15. Uit [appellant]'s eigen bewoordingen blijkt naar het oordeel van het hof overigens niet dat hij de strekking van het finale kwijtingbeding niet begreep. Immers, zoals in de memorie van grieven sub 26, VIII is aangegeven heeft hij deze woorden zo heeft opgevat dat hij uit hoofde van de Vliegwielovereenkomsten niets meer hoefde te betalen:
Toen in oktober 2006 de contracten waren afgelopen hebben wij de restantbedragen betaald en dachten dat hiermee de kous af was.
16. Dat [appellant] daarnaast betoogt dat hij veronderstelde vervolgens 'achter zijn inleg te kunnen aangaan', valt met zijn in rechtsoverweging 15 aangehaalde mededeling niet te rijmen. [appellant] maakt ook op geen enkele wijze duidelijk waarop hij een zodanig vertrouwen meende te kunnen baseren.
17. [appellant] heeft zich ten slotte nog op het standpunt gesteld dat het finale kwijtingbeding op de antwoordcoupon zou moeten worden aangemerkt als een algemene voorwaarde,. Hij roept de vernietiging van dat beding in.
18. Het op de antwoordcoupon opgenomen finale kwijtingbeding, is naar het oordeel van het hof niet te kwalificeren als een algemene voorwaarde in de zin van art 6:231 BW. Het beding heeft immers, zoals Aegon terecht heeft aangevoerd, betrekking op de kern van de prestatie.
19. Uit hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 7 tot en met 18 is overwogen, vloeit voort dat het verweer van [appellant] dat Aegon geen beroep toekomt op het finale kwijtingbeding of dat een zodanig beroep in strijd zou zijn met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt of zelfs naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, niet opgaat.
20. De grieven II tot en met VI falen.
21. Voorzover [appellant] met grief VII heeft willen betogen - vergelijk punt 1 van de memorie van grieven - dat het oordeel van de kantonrechter niet tot een niet-ontvankelijkheid had moeten leiden maar tot een afwijzing van de vordering slaagt de grief. Dat baat [appellant] evenwel niet.
Voor zover [appellant] met deze grief heeft willen betogen dat zijn vordering had moeten worden toegewezen, volgt uit de bespreking van de voorgaande grieven dat ook deze grief faalt.
22. Grief VIII is gericht tegen een overweging ten overvloede van de kantonrechter. Nu de kantonrechter zijn oordeel niet op deze overweging heeft gestoeld, kan deze grief hoe dan ook niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden.
Om die reden laat het hof deze grief verder onbesproken.
23. Grief IX heeft naast de voorgaande grieven geen zelfstandige betekenis en deelt hun lot.
Slotsom
24. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd doch uitsluitend voorzover [appellant] daarbij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering. De vordering van [appellant] zal alsnog worden afgewezen. Voor het overige zal het vonnis worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van dit hoger beroep, waarbij het geliquideerde salaris van de advocaat aan de zijde van Aegon tot aan deze uitspraak wordt begroot op
€ 1.631,--(1 punt tarief IV).
De beoordeling
Het gerechtshof
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden van 16 december 2008 waarvan beroep voorzover [appellant] daarbij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van [appellant] af;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep en begroot deze tot aan deze uitspraak aan de zijde van Aegon op € 262,-- aan verschotten en op € 1.631,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Verschuur, Kuiper en Wind, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 20 juli 2010 in bijzijn van de griffier.