ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1995

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.020.293/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Janse
  • A. Tjallema
  • J. van Rijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inschakeling advocaat door incassobureau en de ontvankelijkheid van het appel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Assen, sector kanton, die op 20 november 2006, 19 februari 2007 en 8 april 2008 zijn uitgesproken. De zaak betreft de inschakeling van een advocaat door het incassobureau Mercuur ten behoeve van [appellant]. De rechtbank had in eerste aanleg de vordering van Mercuur toegewezen voor een deel van de facturen, maar [appellant] is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het appel beoordeeld en vastgesteld dat [appellant] niet ontvankelijk kan worden verklaard in zijn appel tegen de andere geïntimeerden, omdat zij geen partij waren in eerste aanleg. Het hof heeft ook overwogen dat de inschakeling van de advocaat door Mercuur niet voldoende was onderbouwd, en dat Mercuur niet had aangetoond dat [appellant] toestemming had gegeven voor deze inschakeling. Het hof heeft de grieven van [appellant] gegrond verklaard en het eindvonnis van de rechtbank vernietigd, met uitzondering van het toegewezen bedrag van € 333,20, dat nog wel toewijsbaar blijft. Mercuur is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Het arrest is uitgesproken op 13 juli 2010 door het Gerechtshof Leeuwarden.

Uitspraak

Arrest d.d. 13 juli 2010
Zaaknummer 200.020.293/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te Assen,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. S. el Hami, kantoorhoudende te [woonplaats],
tegen
1. De vennootschap onder firma VT Groep, mede handelend onder de naam Bureau Mercuur,
gevestigd te [woonplaats],
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Mercuur,
2. [geïntimeerde 2]],
wonende te [woonplaats],
3. [geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats],
4. Organisatie- en Adviesbureau VT B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. J. Doornbos, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 20 november 2006, 19 februari 2007 en 8 april 2008 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 7 juli 2008, hersteld bij exploot van 5 december 2008, is door [appellant] hoger beroep ingesteld van de genoemde vonnissen met dagvaarding van Mercuur tegen de zitting van 13 januari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis van de Rechtbank Assen, sector Kanton d.d. 19 februari 2007 en 8 april 2008 tussen partijen gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat de vorderingen van geïntimeerde worden afgewezen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in de onderhavige procedure."
Bij memorie van antwoord is door Mercuur verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. onder afwijzing van hetgeen door [appellant] in appèl is gevorderd, het vonnis van de Rechtbank te Assen, sector kanton d.d. 19 februari 2007 en het vonnis d.d. 8 april 2008 tussen partijen gewezen, te bekrachtigen, al dan niet met verbetering en/of aanvulling van de gronden.
2. [appellant] te veroordelen in de kosten van beide instanties."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
De ontvankelijkheid van het appel
1. De appeldagvaarding en het herstelexploot van 5 december 2008 zijn uitgebracht aan de vennootschap onder firma VT Groep (hierna: de v.o.f. of Mercuur te noemen), haar voormalige vennoten de heren [geïntimeerde 2]] en [geïntimeerde 3] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Organisatie- en Adviesbureau VT B.V.
1.1. Hoofdregel is dat appel alleen kan worden ingesteld door en tegen hen die partij waren in eerste aanleg. Wat betreft de genoemde geïntimeerden was dat de v.o.f. Een uitzondering op genoemde hoofdregel kan aan de orde zijn in geval van rechtsopvolging. In eerste aanleg is aan de zijde van de eisende partij een conclusie na enquête genomen door "De besloten vennootschap VT Groep, als rechtsopvolger van de vennootschap onder firma VT Groep". In die conclusie wordt verwezen naar een uittreksel Handelsregister, dat echter op naam staat van een andere BV genaamd "Organisatie- en Adviesbureau VT B.V." (dat is de naam van geïntimeerde sub 4). Hoe de rechtsopvolging zou hebben plaatsgevonden wordt verder niet toegelicht. De kantonrechter heeft in het eindvonnis de v.o.f. als eisende partij genoemd. In hoger beroep is alleen een memorie van antwoord genomen door de v.o.f. , zonder dat daarin iets wordt gesteld over rechtsopvolging. Ook [appellant] stelt niets over rechtsopvolging en richt zijn memorie van grieven alleen tegen de v.o.f.
1.2. Nu beide partijen zich in nevelen hullen voor wat betreft eventuele rechtsopvolging aan de zijde van de oorspronkelijke eisende partij, zal het hof er van uitgaan dat deze niet heeft plaatsgevonden. [appellant] kan daarom niet worden ontvangen in zijn appel tegen Organisatie- en Adviesbureau VT B.V. Hetzelfde geldt voor zijn appel tegen de (voormalige) vennoten van de v.o.f., nu deze geen partij waren in eerste aanleg.
1.3. Het hof merkt ten slotte nog op dat [appellant] het herstelexploot heeft uitgebracht ver na het verstrijken van de voorgeschreven termijn van veertien dagen na de eerste zittingsdag. Nu echter de v.o.f. is verschenen en hierop geen beroep heeft gedaan, kan [appellant] naar vaste rechtspraak in haar appel worden ontvangen.
De feiten
2. De kantonrechter heeft in het vonnis van 20 november 2006 in rechtsoverweging 2 een aantal van de in deze zaak vaststaande feiten weergegeven. Hieromtrent bestaat tussen partijen geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Het volgende staat vast.
2.1. Op 6 februari 2003 heeft een bespreking plaatsgehad tussen [appellant] en zijn echtgenote enerzijds en de heren [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] van Mercuur anderzijds. Besproken is om Mercuur opdracht te geven de activiteiten van de besloten vennootschap [bedrijfsnaam geïntimeerde 2] stil te leggen en de schulden van deze vennootschap te saneren. De bedoeling was dat [appellant] en zijn echtgenote als vennootschap onder firma de activiteiten zouden voortzetten. Mercuur heeft vervolgens daarop gerichte werkzaamheden verricht. [appellant] heeft voorts in privé Mercuur opdracht gegeven werkzaamheden te verrichten waar het een tegen hem gerichte vordering van Compuform betreft. Mercuur heeft voor het voeren van verweer in een door Compuform tegen [appellant] aangespannen procedure mr. Van Dalen ingeschakeld. KPN Finance heeft een vordering op [appellant] in rechte aanhangig gemaakt. Mercuur heeft namens [geïntimeerde[bedrijfsnaam geïntimeerde 2] een tweetal debiteuren in rechte betrokken, te weten de Beverwijkse Bazaar en [debiteur 1].
De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg
3. Mercuur heeft [appellant] gedagvaard voor de kantonrechter en betaling gevorderd van de volgende facturen:
factuur d.d. 29 juli 2003 ad € 1.859,49,
factuur d.d. 1 september 2003 ad € 785,40,
factuur d.d. 25 september 2003 ad € 928,20,
factuur d.d. 11 februari 2004 ad € 333,20,
factuur d.d. 25 februari 2004 ad € 579,16.
Bij conclusie van repliek is de eis vermeerderd met een bedrag van € 2.380,00 en verminderd met een betaald bedrag van € 1.140,62 en met een teveel in rekening gebracht bedrag op de factuur van 25 februari 2004 ad € 204,16. Voorts worden rente en kosten gevorderd. De totale vordering wordt beperkt tot € 5.000,-.
3.1. De kantonrechter heeft Mercuur bewijs opgedragen en bij eindvonnis de vordering toegewezen voor zover deze ziet op betaling van de facturen van factuur d.d. 29 juli 2003 ad € 1.859,49, de factuur d.d. 1 september 2003 ad € 785,40, de factuur d.d. 25 september 2003 ad € 928,20 en de factuur d.d. 11 februari 2004 ad € 333,20, te verminderen met het betaalde bedrag van € 1.140,62, aldus in totaal € 2.765,67, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 dagen na "de factuurdatum". Voor het overige is de vordering afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd.
3.2. Het hoger beroep richt zich tegen het toegewezen deel van de vordering, evenwel met uitzondering van de factuur d.d. 11 februari 2004 ad € 333,20.
De bespreking van de grieven
4. De grieven komen alle op tegen de toewijzing van de vordering voor zover die ziet op de factuur van 29 juli 2003 ad € 1.859,49, de factuur d.d. 1 september 2003 ad € 785,40 en de factuur d.d. 25 september 2003 ad € 928,20.
5. Voor zover deze facturen betrekking hebben op het geschil tussen [appellant] en Compuform, stelt [appellant] zich op het standpunt dat hij slechts aan Mercuur heeft verzocht een poging te doen deze zaak te regelen met Compuform, hetgeen zij echter niet heeft gedaan. [appellant] betwist dat hij opdracht heeft gegeven tot, dan wel ingestemd heeft met het inschakelen door Mercuur van een raadsman (mr. Van Dalen) voor het voeren van verweer in de door Compuform tegen [appellant] aangespannen procedure voor de rechtbank Assen. [appellant] stelt ook nimmer contact te hebben gehad met mr. Van Dalen. In de factuur van 29 juli 2003 worden volgens [appellant] ook bedragen in rekening gebracht voor andere zaken, die niets met Compuform te maken. Naar het hof begrijpt, betwist [appellant] de verschuldigdheid van deze factuur in zijn geheel, althans vraagt hij om een nadere specificatie van deze factuur.
6. Mercuur stelt dat alle genoemde facturen betrekking hebben op het geschil tussen [appellant] en Compuform. Een nadere specificatie van deze facturen acht zij niet nodig. Volgens Mercuur is de uitbesteding van de zaak tegen Compuform wel degelijk van tevoren door haar met [appellant] besproken. In overleg met [appellant] heeft mr. Van Dalen een conclusie van antwoord ingediend. Hij heeft aan Mercuur de datum voor de comparitie gemeld, die dat op haar beurt aan [appellant] heeft doorgegeven. [appellant] heeft op 16 juni 2003 bij brief gereageerd en aangegeven dat hij van 22 augustus tot 12 september 2003 met vakantie zou zijn. Mr. van Dalen heeft toen uitstel van de comparitie verzocht maar niet verkregen, waarop hij alleen naar de comparitie is gegaan.
7. Het hof overweegt als volgt. Uitgegaan moet worden van de grondslag van de vordering en die luidt dat alle in het geding zijnde facturen betrekking hebben op het geschil tussen [appellant] en Compuform. Nu Mercuur niet anders stelt, begrijpt het hof haar voorts aldus dat alle gefactureerde werkzaamheden betrekking hebben op het voeren van verweer in de gerechtelijke procedure in de genoemde zaak. Gelet op het verweer van [appellant] ligt het ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv. op de weg van Mercuur feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting te bewijzen waaruit kan volgen dat [appellant] haar opdracht heeft gegeven een advocaat in te schakelen teneinde voor zijn rekening verweer te voeren in de procedure tegen Compuform.
8. Naar het oordeel van het hof heeft Mercuur aan deze stelplicht niet voldaan.
Uit het enkele feit dat een procedure door Compuform was aangespannen en [appellant] vervolgens de diensten van Mercuur heeft ingeroepen mocht Mercuur naar het oordeel van het hof nog niet afleiden dat zij voor rekening van [appellant] een advocaat mocht inschakelen om in de procedure verweer te voeren. Een professionele dienstverlener als Mercuur dient een dergelijke stap expliciet met de cliënt te bespreken. Mercuur stelt ook, naar het hof begrijpt, dat dit is geschied, maar zij geeft niet aan wanneer, hoe en tussen wie dit is besproken. Anders dan Mercuur kan het hof ook uit de overgelegde producties niet afleiden dat [appellant] met inschakeling van mr. Van Dalen heeft ingestemd. In het bijzonder heeft Mercuur zich beroepen op de brief van [appellant] van 16 juni 2003. In deze brief geeft [appellant] weliswaar zijn vakantie door aan Mercuur maar stelt hij tevens de vraag: "Hoe doen wij dat op 23-6 naar Haarlem"? Door [appellant] is onweersproken gesteld dat die vraag verband hield met een zitting in Haarlem in de zaak van de Beverwijkse Bazaar. De procedure tegen Compuform liep in Assen. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken niet dat de fax van mr. Van Dalen van 27 mei 2003 aan Mercuur aangaande de oproeping in de zaak Compuform door Mercuur is doorgezonden aan [appellant]. Evenmin is door Mercuur tegenover de betwisting daarvan door [appellant] concreet aangegeven dat, wanneer, waar en hoe er op enig moment contact is geweest tussen mr. Van Dalen en Mercuur.
9. Aan het in algemene bewoordingen gestelde bewijsaanbod van Mercuur komt het hof niet toe, nu Mercuur niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
10. Dit betekent dat de grieven slagen en het eindvonnis waarvan beroep in zoverre zal worden vernietigd. Ditzelfde geldt voor het tussenvonnis van 19 februari 2007, voor zover dat aan het eindvonnis heeft bijgedragen. Het toegewezen bedrag van € 333,20, vermeerderd met de wettelijke handelsrente is in hoger beroep niet bestreden (ook niet met de redenering dat de gedane betaling daarop moet worden afgeboekt), zodat dat bedrag nog wel toewijsbaar blijft.
11. Mercuur zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep (1 punt in tarief I). Nu haar vordering voor het overgrote deel niet toewijsbaar is gebleken, zal zij tevens worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg (5,5 punten, tarief € 200,-). De overige geïntimeerden hebben geen proceskosten gemaakt.
Het gerechtshof
De beslissing:
verklaart [appellant] niet ontvankelijk in het appel tegen [geïntimeerde 2]] en [geïntimeerde 3] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Organisatie- en Adviesbureau VT B.V.;
vernietigt het vonnis van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen van 8 april 2008 en van het tussenvonnis van 19 februari 2007, voor zover dat vonnis aan dit eindvonnis heeft bijgedragen en, opnieuw recht doende:
veroordeelt [appellant] tot betaling aan Mercuur van € 333,20, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 14 dagen na de factuurdatum (11 februari 2004) tot aan de voldoening;
veroordeelt Mercuur in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]:
in eerste aanleg op nihil aan verschotten en € 1.100,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep op € 339,44 aan verschotten en € 632,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
bepaalt dat van voormelde bedragen aan de griffier dient te worden voldaan
€ 275,94 aan verschotten en € 1.732,-- voor geliquideerd salaris voor de advocaat, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Janse, Tjallema en Van Rijssen, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 13 juli 2010 in bijzijn van de griffier.