ECLI:NL:GHLEE:2010:BN2173

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001199-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door een vader met zijn minderjarige dochters

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, een vader, is beschuldigd van ontucht met zijn twee minderjarige dochters, [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 september 2001 tot en met 31 december 2005 meermalen ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 1] en in de periode van 24 maart 2002 tot en met 23 maart 2003 ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 2]. De feiten zijn bewezen verklaard op basis van de verklaringen van de slachtoffers, die consistent en geloofwaardig zijn bevonden. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar zijn ontkenningen werden door het hof niet overtuigend geacht.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat het hof van oordeel was dat de vorderingen niet van zo eenvoudige aard waren dat zij zich leenden voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op nihil.

De uitspraak van het hof benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de aard en ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft het vertrouwen van zijn dochters als vader ernstig geschaad, wat een belangrijke overweging was in de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001199-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-885218-07
Arrest van 22 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 22 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. Albayrak, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 29 januari 2010 en 8 juli 2010.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de periode die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van [benadeelde 1] zal afwijzen en de vordering van [benadeelde 2] in zijn geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2001 tot en met 31 december 2005, te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij verdachte, (telkens) in voornoemde periode
- de bedekte/onbedekte borst(en) en/of de buik en/of het achterwerk van die [benadeelde 1] heeft betast/gestreeld, althans aangeraakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 maart 2002 tot en met 23 maart 2003, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [benadeelde 2], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte,
- de bedekte/onbedekte borst(en) van die [benadeelde 2] heeft betast/gestreeld, althans aangeraakt.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Verdachte wordt verweten met zijn twee destijds nog minderjarige dochters - meerdere malen - ontucht te hebben gepleegd door hun borsten, buik en/of achterwerk te betasten.
Verdachte heeft samen met zijn vrouw vijf kinderen, onder wie de twee aangeefsters [benadeelde 1], die [benadeelde 1] wordt genoemd, en [benadeelde 2]. Een streng kerkelijke en autoritaire opvoeding speelt een voorname rol in het gezin van verdachte. Een incident tussen verdachte en [benadeelde 1] na afloop van een kerkdienst op 3 juni 2007 brengt een gesprek tussen de aangeefsters op gang. [benadeelde 1] biecht tijdens dit gesprek aan [benadeelde 2] op dat verdachte haar regelmatig heeft betast. Hij zou aan haar borsten hebben gezeten en in haar kont hebben geknepen. Hierop laat [benadeelde 2] aan [benadeelde 1] weten dat verdachte ook eenmaal aan haar borsten heeft gezeten.
Aangeefsters hebben vervolgens een en ander verteld aan de (school)mentor van [benadeelde 1], waarna de zedenpolitie is ingelicht. Zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] legt ten overstaan van de politie een voor verdachte belastende verklaring af.
In haar op 13 juni 2007 afgelegde verklaring geeft [benadeelde 1] aan dat ze ongeveer 11 of 12 jaren oud was toen het begon. Verdachte zou haar - op het moment dat zij hem een nachtzoen wilde geven - op zijn schoot hebben getrokken en onder haar trui haar borsten hebben betast. Ze beschrijft daarnaast nog een aantal incidenten dat nadien zou hebben plaatsgevonden. Verdachte zou meerdere keren op zaterdagavond, nadat hij gedoucht had, slechts gekleed in een onderbroek, [benadeelde 1] hebben bezocht in haar slaapkamer en haar hebben geknuffeld waarbij hij haar buik, billen en borsten heeft betast. Dit laatste zou wekelijks hebben plaatsgevonden - blijkens haar verklaring ten overstaan van de raadsheer-commissaris - gedurende een periode van drie jaren.
[benadeelde 2] verklaart bij de politie slechts over één incident. Toen ze 13 jaren oud was zou ze op een avond alleen met haar vader in de woonkamer hebben gezeten. Nadat [benadeelde 2] op verzoek van verdachte naast hem op de bank had plaatsgenomen, vroeg hij aan haar of hij haar borsten mocht zien. Ze zou volgens hem een behaatje nodig hebben. Daarna zou hij over haar nachtjapon heen aan haar borsten hebben gevoeld.
Het hof acht de aangifte van zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] geloofwaardig en - anders dan de raadsman ter terechtzitting van het hof heeft bepleit - betrouwbaar. Beide aangeefsters hebben immers steeds helder en consistent verklaard over hetgeen zou zijn voorgevallen tussen hen en hun vader, waarbij zij een duidelijk onderscheid maken tussen het verdriet dat is voortgekomen uit de strenge opvoeding van verdachte en het verdriet als gevolg van de ten laste gelegde handelingen.
Het hof hecht ook waarde aan het feit dat [benadeelde 1] reeds in november 2006 haar verhaal ten overstaan van haar (school)mentor [naam] uit doeken heeft gedaan.
Uit de verklaring van de echtgenote van verdachte, de moeder van [benadeelde 1] en [benadeelde 2], blijkt daarenboven dat het gedrag van [benadeelde 1] ten opzichte van haar vader sinds twee jaren duidelijk is veranderd, in die zin dat [benadeelde 1] haar vader op afstand houdt (dossierpagina 36). Ook verdachte verklaart dat [benadeelde 1] hem sinds twee jaren ontwijkt (dossierpagina 51).
Hoewel verdachte hetgeen hem wordt verweten als zodanig heeft ontkend, komen deze ontkenningen het hof niet overtuigend over. In zijn verklaring ter terechtzitting van het hof van 8 juli 2010 verwoordt verdachte het als volgt: "In mijn optiek is hetgeen mijn dochters hebben verklaard niet gebeurd." Op de terechtzitting van het hof van 29 januari 2010 bestempelt verdachte de discrepantie tussen zijn verklaring en die van zijn dochters als een verschil in beleving. Zo verklaart verdachte: "Een liefdevol bedoelde knuffel is bij de kinderen anders overgekomen", en "ik heb wel eens de armen om hen heen geslagen en daar geen bedoeling mee gehad."
Verdachte kan zich overigens het incident waarover [benadeelde 2] heeft verklaard goed herinneren. Hij geeft er echter een andere invulling aan dan [benadeelde 2]. Het onderwerp en de setting van het gesprek worden door verdachte bevestigd (dossierpagina 50).
Het hof is van oordeel dat gelet op al het voorgaande wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zowel met [benadeelde 1] als met [benadeelde 2] ontucht heeft gepleegd, waarbij dit met [benadeelde 1] meerdere malen heeft plaatsgevonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 9 september 2001 tot en met 31 december 2005, te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij verdachte, telkens in voornoemde periode
- de bedekte/onbedekte borst(en) en/of de buik en/of het achterwerk van die [benadeelde 1] heeft betast;
2.
hij in de periode van 24 maart 2002 tot en met 23 maart 2003, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [benadeelde 2], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte,
- de bedekte borsten van die [benadeelde 2] heeft betast.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: Ontucht plegen met zijn minderjarig kind;
onder 2: Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft - meerdere malen - ontucht gepleegd met twee van zijn minderjarige dochters door hen te betasten. Verdachte heeft zich bij zijn handelen niet bekommerd om de gevoelens van de jonge slachtoffers en hun (seksuele) ontwikkeling. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochters. Als vader van de slachtoffers heeft hij het vertrouwen dat kinderen in hun vader mogen stellen en de veiligheid die zij van hem mogen verwachten beschaamd, hetgeen treffend is verwoord in de schriftelijke slachtofferverklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 28 april 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op de aard, de ernst en - met name - op het stelselmatige karakter van de bij [benadeelde 1] gepleegde ontucht, acht het hof de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het opleggen van een werkstraf, zoals door de raadsman ter terechtzitting van het hof is betoogd, doet hieraan geen recht.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2], beiden wonende te [plaats], zich als benadeelde partij in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat hun vorderingen in eerste aanleg geheel zijn toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van hun gehele vorderingen tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partijen hebben een schadevergoeding gevorderd wegens immateriële schade. Deze schade wordt door de benadeelde partij [benadeelde 1] gewaardeerd op € 5.200,-. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] behelst een bedrag van € 1.000,-.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij naar aanleiding van het vonnis in eerste aanleg voormelde bedragen aan zijn dochters heeft overgemaakt. Hiertoe zijn ter terechtzitting van het hof door de raadsman van verdachte afschriften van bankrekeningafschriften overgelegd. Verdachte zou deze bedragen - naar eigen zeggen - hebben overgemaakt om zijn spijt te betuigen voor de (strenge) wijze waarop hij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft opgevoed. Hij ziet dit niet als een vergoeding van de schade die het rechtstreekse gevolg is van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat voormelde bedragen ter vergoeding van andere schade dan de schade die het rechtstreekse gevolg is van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn betaald. Het hof acht de vorderingen om die reden niet van zo eenvoudige aard dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding. Het hof zal de benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], derhalve niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], als de in het ongelijk gestelde partijen, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [plaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [plaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Greve voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.