ECLI:NL:GHLEE:2010:BN2926

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.045.584
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Melssen
  • J. Jonkman
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzetting van een ouder uit het gezag wegens misbruik van gezag en slecht levensgedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontzetting van een vader uit het ouderlijk gezag over zijn drie minderjarige kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder, op 15 juli 2009, een verzoek ingediend bij de rechtbank Leeuwarden om de vader te ontzetten uit het gezag, maar dit verzoek werd toen afgewezen. De Raad heeft vervolgens hoger beroep aangetekend. De vader en de moeder zijn gehuwd geweest en hebben drie kinderen: [kind 1], geboren in 1993, [kind 2], geboren in 1994, en [kind 3], geboren in 1998. De zaak kwam aan het licht na een melding van seksueel misbruik door [kind 1] in 2006, waarna de kinderen uit huis zijn geplaatst. De ouders zijn in 2007 gescheiden.

Tijdens de zitting van het hof is gebleken dat de vader seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond ten opzichte van [kind 1] en mogelijk ook ten aanzien van [kind 2] en [kind 3]. Daarnaast is er sprake geweest van structureel huiselijk geweld, waarbij de kinderen getuige zijn geweest. De vader is door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en de Raad heeft geconcludeerd dat de vader niet in staat is om op een veilige manier voor de kinderen te zorgen.

Het hof heeft vastgesteld dat de gedragingen van de vader ernstige gevolgen hebben gehad voor de ontwikkeling van de kinderen en dat er geen plaats meer is voor de uitoefening van het gezag door de vader. Gelet op de feiten en de rapportages van de betrokken instanties, heeft het hof besloten de vader te ontzetten uit het gezag over [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 29 juli 2010
Zaaknummer 200.045.584
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Leeuwarden,
appellant,
hierna te noemen: de raad,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.M.C. van den Bosch-Scholts, kantoorhoudende te Bolsward.
Belanghebbenden:
1. [belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. P. van Bommel, kantoorhoudende te Franeker,
2. [belanghebbenden],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de pleegouders van [kind 3],
3. Bureau Jeugdzorg Friesland,
gevestigd te Leeuwarden,
hierna te noemen: BJZ.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 15 juli 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden het verzoek van de raad tot ontzetting van de vader van het ouderlijk gezag over de minderjarigen [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren op [1993], [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren op [1994], en [kind 3] (hierna: [kind 3]), geboren op [1998], afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 14 oktober 2009, heeft de raad verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 15 juli 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek vader te ontzetten uit het gezag over [kind 1], [kind 2] en [kind 3] toe te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 30 november 2009, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht de raad ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van de raad toe te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 december 2009, heeft de vader het verzoek bestreden en verzocht de raad niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel dit verzoek ongegrond te verklaren en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder brieven met (een) bijlage(n) van 21 juni 2010 en 24 juni 2010 van BJZ.
Ter zitting van 6 juli 2010 is de zaak behandeld, voorafgaand aan welke zitting de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] door het hof zijn gehoord. Ter zitting zijn verschenen mevrouw Steenstra namens de raad, de vader, bijgestaan door mr. Bosch-Scholts, de moeder, bijgestaan door mr. Van Bommel, en mr. F.M. de Jong en mevrouw A. Keegstra (gezinsvoogd) namens BJZ. Mr. De Jong heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd. Hoewel behoorlijk opgeroepen, zijn de pleegouders van [kind 3] niet ter zitting verschenen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. De vader en de moeder zijn op [huwelijksdag] met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn [kind 1], [kind 2] en [kind 3] geboren. [kind 1] heeft op 30 oktober 2006 een melding gedaan van seksueel misbruik door de vader, waarna de ouders feitelijk uit elkaar zijn gegaan en de kinderen (vrijwillig) uit huis zijn geplaatst. Het huwelijk van de ouders is op 18 juni 2007 ontbonden. [kind 1] verblijft momenteel in de specialistische voorziening '[specialistische voorziening]', zijnde een onderdeel van Fier Fryslân (expertise- en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijk-heidsrelaties). [kind 2] woont sinds 23 februari 2009 in een gezinshuis te [plaats], zijnde een 24-uurs voorziening van Jeugdhulp Friesland, en [kind 3] woont sinds 8 november 2006 in een pleeggezin.
2. De raad heeft op 11 maart 2009 zijn inleidend verzoekschrift ingediend, waarin de rechtbank is verzocht om de vader te ontzetten uit het gezag over [kind 1], [kind 2] en [kind 3].
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing is het hoger beroep van de raad gericht.
Overwegingen van het hof
4. Een ouder kan, indien dit in het belang van de kinderen noodzakelijk wordt geoordeeld, van het gezag over een of meer van zijn kinderen worden ontzet op grond van misbruik van het gezag of grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van een of meer kinderen, slecht levensgedrag of indien er sprake is van een onherroepelijke veroordeling ter zake van de in artikel 1:269 lid 1 achter sub c BW genoemde misdrijven. Tevens kan een ouder van het gezag worden ontzet indien deze de aanwijzingen van de stichting, bedoeld in artikel 1 onder f van de Wet op de jeugdzorg, in ernstige mate veronachtzaamt, een uithuis-plaatsing belemmert en indien er gegronde vrees bestaat voor verwaarlozing van de belangen van het kind doordat de ouder het kind terugeist of terugneemt van anderen die diens verzorging en opvoeding op zich hebben genomen.
5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vader - in ieder geval - [kind 1] seksueel heeft misbruikt, althans jegens haar seksueel grens-overschrijdend gedrag heeft vertoond. Tevens zijn er signalen die er op duiden dat de vader ook ten aanzien van [kind 2] en [kind 3] dergelijk gedrag heeft vertoond.
Daarnaast blijkt dat in de thuissituatie tevens sprake is geweest van structureel huiselijk geweld, van welk geweld de kinderen herhaaldelijk getuige zijn geweest. De verklaringen van zowel de moeder als de kinderen met betrekking tot vorenomschreven gedragingen van de vader zijn consistent en de vader is hiervoor, zij het (nog) niet onherroepelijk, door de rechtbank Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De raad heeft in zijn rapport van 2 maart 2009 en ook ter zitting van het hof naar voren gebracht dat vader door zijn ontkenning van de door de kinderen en de moeder aangegeven seksueel misbruik, althans seksueel grensoverschrijdend gedrag en het huiselijk geweld de problematiek van de kinderen bagatelliseert en hen geen ruimte geeft om een en ander te verwerken. De vader wordt door de raad gediskwalificeerd als opvoeder, nu hij zich door zijn (vorenomschreven) grensoverschrijdende gedrag schuldig heeft gemaakt aan misbruik van gezag en slecht levensgedrag. BJZ heeft aangegeven dat de kinderen zijn opgegroeid in een verstoorde zedelijke omgeving en dat het seksueel grens- overschrijdende gedrag van de vader schade heeft aangericht bij de kinderen. De vader dient geen onderdeel meer uit te maken van de opvoeding van de kinderen en derhalve te worden ontzet uit het gezag over [kind 1], [kind 2] en [kind 3], aldus BJZ.
6. Naar het oordeel van het hof staat - (mede) naar aanleiding van de bevindingen van de raad en BJZ - vast dat vaders gedragingen zeer nadelige gevolgen hebben gehad voor de lichamelijke, seksuele, zedelijke en geestelijke ontwikkeling van [kind 1], [kind 2] en [kind 3], hetgeen wordt bevestigd door het feit dat er verschillende hulpverleningsinstanties zijn ingezet in verband met de voortdurende zorgen ten aanzien van de kinderen. [kind 1] ontvangt ambulante begeleiding en is daarnaast in behandeling bij een GZ-psycholoog voor een Post Traumatische Stress Stoornis (hierna: PTSS), welke behandeling onder meer is gericht op het door haar gestelde verleden van seksueel misbruik. Er zijn ernstige zorgen als het gaat om de seksuele normen en waarden van [kind 1]. Ook [kind 3] is gediagnosticeerd met PTTS, welke stoornis zich uit in angst, schrikachtigheid en controlebehoefte, en staat onder behandeling van Fier Fryslân. [kind 2] krijgt begeleiding vanuit het gezinshuis te [plaats] waar zij verblijft en voor haar is een diagnostisch onderzoek aangevraagd.
7. Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is voldoende komen vast te staan dat de vader in het gezin op verschillende gebieden grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond en dat de kinderen (en de moeder) hierdoor jarenlang in een zeer onveilige gezinssituatie hebben geleefd. De gedragingen van vader leveren naar het oordeel van het hof misbruik van het gezag of grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] en slecht levensgedrag op, zoals genoemd in artikel 1:269 lid 1 onder a en b BW. Het hof is, gelet op het vorenomschreven verwijtbare gedrag van de vader en in aanmerking genomen de nadelige gevolgen die de kinderen hiervan nog steeds ondervinden, van oordeel dat er nu en in de toekomst geen plaats meer is voor de uitoefening van het gezag over de kinderen door de vader. Het hof acht het dan ook in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de vader van het gezag over [kind 1], [kind 2] en [kind 3] wordt ontzet.
Slotsom
8. Gelet op het vorenoverwogene zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
ontzet [geïntimeerde], geboren op [1966], van het gezag over[de minderjarigen] [kind 1], geboren op [1993], [kind 2], geboren op [1994], en [kind 3], geboren op [1998];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Jonkman en Hulsebosch, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van donderdag 29 juli 2010 in bijzijn van de griffier.