ECLI:NL:GHLEE:2010:BN4508

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.511/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Verschuur
  • A. Streppel
  • J. Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over kosten van lijkbezorging en bewijsvoering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen twee partijen over de kosten van de lijkbezorging van de erflaatster. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.V. van Ophem, stelde dat de geïntimeerde, haar zus, haar de opdracht had gegeven om de crematie te regelen. De zaak werd behandeld in hoger beroep na een eerdere uitspraak van de rechtbank. Tijdens het getuigenverhoor op 12 mei 2010 verklaarden verschillende getuigen, waaronder de dochter en echtgenoot van de appellante, over de communicatie tussen de partijen met betrekking tot de crematie en de kosten daarvan.

De getuigenverklaringen waren echter niet voldoende om aan te tonen dat de geïntimeerde de appellante daadwerkelijk de opdracht had gegeven om de lijkbezorging te regelen. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet het bewijs konden leveren dat nodig was om de stelling van de appellante te onderbouwen. De getuigen gaven aan dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de kosten en dat de geïntimeerde geen expliciete opdracht had gegeven aan de appellante.

Het hof besloot dat de grief van de appellante geen doel trof en dat de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep dienden te worden gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten droeg. Het hof vernietigde de eerdere kostenveroordeling van de rechtbank en bekrachtigde het vonnis voor het overige. De uitspraak werd gedaan op 17 augustus 2010 door de derde kamer voor burgerlijke zaken van het Gerechtshof Leeuwarden.

Uitspraak

Arrest d.d. 17 augustus 2010
Zaaknummer 107.002.511/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
toevoeging,
advocaat: mr. P.R. van den Elst, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 19 januari 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge het genoemde tussenarrest heeft op 12 mei 2010 een getuigenverhoor aan de zijde van [appellante] plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. [geïntimeerde] heeft ervan afgezien getuigen in contra-enquête voor te brengen.
Vervolgens hebben partijen de stukken, waaronder een afschrift van voormeld proces-verbaal, wederom overgelegd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Bij het genoemde tussenarrest is [appellante] opgedragen te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [geïntimeerde] haar de last heeft gegeven om mede voor haar de lijkbezorging van de erflaatster te regelen.
2. [appellante] heeft haar echtgenoot, [echtgenoot appellante], en haar dochter, [dochter appellante], als getuigen voorgebracht en bovendien zich zelf als partijgetuige doen horen.
3. Getuige [dochter van appellante] heeft onder meer verklaard:
'Ik was bij mijn ouders thuis toen mijn tante, mevrouw [geïntimeerde], spullen van mijn oma kwam halen. Ik heb toen mijn tante tegen mijn moeder horen zeggen dat ze de crematie maar moest regelen. (..) Er is verder niet over de kosten van de crematie gesproken.'
4. Getuige [echtgenoot appellante] heeft onder meer verklaard:
'Toen mijn schoonmoeder overleed, heeft mijn vrouw haar zuster gebeld. Ik kon het gesprek volgen. Ze zei dat ze geen tijd had om te komen. Er is niet over de kosten gesproken. Mijn vrouw zei tegen haar: "We moeten alles zelf betalen". Daar zei ze niets op. Later heeft ze spullen van mijn schoonmoeder opgehaald. Toen is niet over de kosten van de begrafenis gesproken. Op de condoleanceavond kwam ze met een roos. Ook toen is niet over de kosten van de begrafenis gesproken.'
5. [appellante] heeft als partijgetuige onder meer verklaard:
'Toen moeder was overleden heb ik mijn zuster gebeld. Mijn zus zei toen dat ze niet konden komen. Ze zei verder dat ik het maar moest regelen, omdat zij er geen tijd voor had. Ze zei verder: We betalen ieder de helft. (…) Op de condoleanceavond is ook nog over de kosten gesproken. We hebben toen afgesproken dat als ik de rekening zou krijgen, zij langs zou komen.'
6. Aan de verklaringen van de getuigen [dochter van appellante] en [echtgenoot appellante] kan naar het oordeel van het hof geen bewijs worden ontleend dat [geïntimeerde] [appellante] de last heeft gegeven om mede voor haar de lijkbezorging van de erflaatster te regelen. Getuige [dochter van appellante] heeft weliswaar verklaard dat zij [geïntimeerde] tegen [appellante] heeft horen zeggen dat [appellante] de crematie maar moest regelen, maar in een dergelijke uitlating ligt niet zonder meer besloten dat [geïntimeerde] [appellante] opdracht heeft gegeven om dat mede voor haar rekening te doen. Voorts heeft getuige [echtgenoot appellante] weliswaar verklaard dat [appellante] tegen [geïntimeerde] heeft gezegd: "We moeten alles zelf betalen", maar ook dat [geïntimeerde] daarop niets heeft gezegd. In een dergelijk stilzwijgen ligt naar het oordeel van het hof evenmin zonder meer besloten dat [geïntimeerde] [appellante] opdracht heeft gegeven om de crematie mede voor haar rekening te regelen.
7. Nu aan de verklaringen van getuigen [dochter van appellante] en [echtgenoot appellante] geen bewijs, ook geen onvolledig bewijs, kan worden ontleend dat [geïntimeerde] [appellante] de last heeft gegeven om mede voor haar de lijkbezorging van de erflaatster te regelen, moet het hof aan de verklaring van [appellante] als partijgetuige voorbijgaan, nu een verklaring van een partijgetuige ingevolge art. 164 lid 2 Rv enkel ter aanvulling van onvolledig bewijs kan strekken.
8. Grief I treft derhalve geen doel.
9. Anders dan de rechtbank ziet het hof in de familierelatie van partijen aanleiding de kosten van het geding in eerste aanleg te compenseren in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt, zodat grief II doel treft.
10. Eveneens ziet het hof in de familierelatie van partijen aanleiding om de kosten van het geding in hoger beroep te compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
11. Gelet op het hiervoor overwogen, zal het hof beslissen als in het dictum van dit arrest zal worden omschreven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het bestreden vonnis van 16 januari 2008, als hersteld bij het vonnis van 20 februari 2008, voor wat de daarbij uitgesproken kostenveroordeling betreft
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg in die zin dat elke partij haar kosten draagt;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elke partij haar kosten draagt.
Aldus gewezen door mrs. Verschuur, Streppel en Breemhaar en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 17 augustus 2010 in bijzijn van de griffier.