ECLI:NL:GHLEE:2010:BN5142

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.062.106/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van straatverbod in hoger beroep na belaging

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van een man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter te Zwolle-Lelystad, waarin hem een contact- en straatverbod was opgelegd. De man, die in eerste aanleg als gedaagde was aangemerkt, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 3 maart 2010, waarin hij was veroordeeld tot een werkstraf wegens belaging van zijn ex-vrouw. De man voerde aan dat het contactverbod geen doel diende, omdat hij sinds 11 augustus 2009 geen contact meer had gezocht met de vrouw. Het hof overwoog echter dat de vrouw in de periode van belaging, van 8 mei 2009 tot en met 29 september 2009, stelselmatig was achtervolgd en lastiggevallen door de man. Dit werd bevestigd door een eerder vonnis van de rechtbank, dat inmiddels in kracht van gewijsde was gegaan.

Het hof oordeelde dat het gedrag van de man, dat bestond uit het versturen van belastende brieven en het zich ophouden rondom de woning van de vrouw, dermate belastend was dat het begrijpelijk was dat de vrouw zich veilig wilde voelen. Het hof weigerde het verweer van de man dat het straatverbod een inbreuk op zijn bewegingsvrijheid vormde, en oordeelde dat de belangen van de vrouw zwaarder wogen. De man had niet overtuigend aangetoond dat hij de vrouw vrijwillig met rust zou laten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 augustus 2010
Zaaknummer 200.062.106/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [adres],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de man,
advocaat:mr E.A.C. Nijhof-Top, kantoorhoudende te Zeewolde,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [adres],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen, kantoorhoudende te Zeewolde.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van de voorzieningenrechter te Zwolle-Lelystad van 3 maart 2010.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 30 maart 2010 is door de man hoger beroep ingesteld van voornoemd vonnis met dagvaarding van de vrouw tegen de zitting van 20 april 2010.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
''dat het hof, bij vonnis (het hof zal dit lezen als "arrest") voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de rechtbank Zwolle- Lelystad d.d. 3 maart 2010 zal vernietigen, kosten rechtens.''
Bij memorie van antwoord is door de vrouw verweer gevoerd met als conclusie:
''het op 3 maart 2010 door de rechtbank Zwolle-Lelystad gewezen vonnis te bekrachtigen en opnieuw rechtdoende bij arrest, zoveel mogelijk te bekrachtigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de man af te wijzen en de man , zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.''
Op 28 juli 2010 is pleidooi gehouden waarbij van de zijde van mr. Nijhof-Top een pleitnota is overgelegd.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
De man heeft 4 grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. De grieven beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij strekken - zakelijk weergegeven - tot opheffing van het door de voorzieningenrechter bij vonnis van 3 maart 2010 aan de man opgelegde contact- en straatverbod.
2. De man voert aan dat het opgelegde contactverbod geen enkel doel dient, nu hij sinds 11 augustus 2009 geen pogingen meer heeft gedaan met de vrouw in contact te komen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
3. Daargelaten of de stelling van de man dat hij na 11 augustus 2009 geen toenadering tot de vrouw meer heeft gezocht juist is - het feit dat de vrouw op 3, 7 en 11 september 2009 nog op het politiebureau is geweest om brieven, een cd, een boek en een kaart welke zij van de man had ontvangen af te geven lijkt in andere richting te duiden - acht het hof dit niet doorslaggevend, gelet op het volgende. De man is bij op tegenspraak gewezen vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 maart 2010 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uur wegens belaging (artikel 285bis Wetboek van Strafrecht) van de vrouw in de periode van 8 mei 2009 tot en met 29 september 2009. Deze uitspraak is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan. Dit betekent dat aan het door de strafrechter bewezen verklaarde feit, belaging, in de civiele procedure ingevolge artikel 161 Rv dwingende bewijskracht toekomt. Dit wordt niet anders doordat de man heeft gemeend er verstandig aan te doen geen hoger beroep tegen het vonnis van de strafrechter in te stellen.
4. Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat het hof er in deze procedure in kort geding voorshands vanuit gaat dat de man in de periode van 8 mei 2009 tot en met 29 september 2009 stelselmatig inbreuk heeft gepleegd op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw. Dit onder meer door haar te achtervolgen, belastende en grievende brieven te sturen en zich veelvuldig rondom haar woning op te houden en haar te bespieden. De - slechts summier onderbouwde - ontkenning van de man van een deel van deze feiten doet hieraan niet af. Mede gelet op het karakter van de onderhavige kort gedingprocedure ziet het hof hierin ook geen aanleiding de man in de gelegenheid te stellen tot het leveren van tegenbewijs tegen de dwingende bewijskracht van voornoemd strafvonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad.
5. Het hof acht het door de man vertoonde gedrag zowel naar aard als frequentie dermate belastend voor de vrouw dat het volstrekt begrijpelijk is te achten dat zij daarvan verschoond wenst te blijven. Aangezien het hof niet de overtuiging heeft gekregen dat de man de vrouw vrijwillig met rust zal laten dient het door de rechtbank opgelegde contact- en straatverbod gehandhaafd te blijven.
6. Het hof gaat voorbij aan het verweer van de man dat een straatverbod een inbreuk vormt op zijn fundamentele recht op bewegingsvrijheid en om die reden zou moeten worden opgeheven. Het door de rechtbank aan de man opgelegde straatverbod is beperkt van omvang en duur en belemmert de man slechts in zeer beperkte mate in zijn sociale en maatschappelijke leven. Onder omstandigheden als de onderhavige, kan een belangenafweging naar 's hofs oordeel voorshands redelijkerwijs niet tot een andere uitkomst leiden dan dat het fundamentele recht van de vrouw om zonder angst op achtervolging en bespieding te kunnen leven en zich veilig te kunnen voelen in en rond haar woning zwaarder dient te wegen dat het recht van de man om zich vrijelijk op alle plaatsen in [adres] te begeven.
Slotsom
7. De grieven treffen geen doel. Het vonnis van de voorzieningenrechter te Zwolle-Lelystad van 3 maart 2010 zal worden bekrachtigd. Nu partijen gewezen echtelieden zijn ziet het hof aanleiding om de kosten van de procedure te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mrs. Makkinga, Hofstee en Van Hees, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 augustus 2010 in bijzijn van de griffier.