ECLI:NL:GHLEE:2010:BN6326

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000044-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor meermalige mishandeling met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 7 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld voor meermalige mishandeling van de benadeelde partij, die zich voordeed in de nacht van 17 op 18 mei 2008. De kinderrechter had de verdachte een straf opgelegd en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een werkstraf van veertig uren, met als alternatief twintig dagen jeugddetentie, en dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 567,50 zou worden toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling, ondanks haar ontkenning, en dat er voldoende bewijs was op basis van getuigenverklaringen en aangiften.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van twintig dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van het schadebedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar niet eerder strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en de gevolgen voor de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000044-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-700698-08
Arrest van 7 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 7 januari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De kinderrechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende jeugddetentie. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van
€ 567,50 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij in of omstreeks de periode van 17 mei 2008 tot en met 18 mei 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [benadeelde], tweemaal, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij zich in de periode van 17 mei tot en met 18 mei 2008 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [benadeelde].
Verdachte ontkent dat zij [benadeelde] heeft geslagen dan wel gestompt.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het haar ten laste gelegde wegens het ontbreken van overtuigend bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Anders dan de raadsman acht het hof, mede op grond van de aangifte van [benadeelde] en de - onder ede afgelegde - verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] ter terechtzitting van de kinderrechter op 7 januari 2009, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastgelegde heeft begaan.
De verklaringen van [getuige 3] en[getuige 4], dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde in de woning van [getuige 3] zou zijn geweest alwaar een zogenaamde 'meidenavond' plaatsvond, acht het hof onvoldoende concreet en specifiek om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van eerdergenoemde getuigen afbreuk te kunnen doen.
Bewezenverklaring
Het hof acht het tenlastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 17 mei 2008 tot en met 18 mei 2008 te [plaats], opzettelijk mishandelend [benadeelde] tweemaal heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
In de nacht van 17 op 18 mei 2008 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [benadeelde]. Een en ander vond plaats in het kader van bestaande problemen tussen een aantal jongeren. In [naam lokatie] heeft verdachte aangever [benadeelde] voor de eerste keer geslagen. Toen aangever [benadeelde] op uitnodiging enige tijd later naar buiten ging, zogenaamd om de problemen uit te praten, werd hij opnieuw door verdachte geslagen. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever [benadeelde] en hem pijn en letsel toegebracht.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële documentatie, d.d. 1 juni 2010, waaruit - ten voordele van verdachte - blijkt dat zij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts houdt het hof bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze door haar zelf, door haar raadsman en door haar moeder ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht en deze ook uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 27 november 2008 naar voren zijn gekomen.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof - met de kinderrechter en de advocaat-generaal - van oordeel dat een werkstraf voor de duur van veertig uren passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en deels niet-ontvankelijk is verklaard. De benadeelde partij heeft zich in het geding in hoger beroep binnen de grenzen van zijn eerste vordering opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Door de raadsman is ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden.
Naar het oordeel van het hof is vast komen te staan dat de benadeelde partij [benadeelde] door het bewezen verklaarde rechtstreekse schade heeft geleden en dat deze rechtstreekse schade begroot kan worden op een bedrag van € 67,50 ter zake van materiële schade (niet vergoede tandartskosten) en een als redelijk en billijk te oordelen bedrag van
€ 500,00 ter zake van immateriële schade. Nu de vordering voldoende onderbouwd is, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging wordt betwist en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële- en immateriële schadevergoeding tot een totaalbedrag van € 567,50 toewijsbaar.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 567,50 die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [plaats], tot een bedrag van vijfhonderdzevenenzestig euro en vijftig cent;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderdzevenenzestig euro en vijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [plaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van elf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.