Parketnummer: 24-002194-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-753549-09
Arrest van 10 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 21 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J. Buitenhuis, advocaat te Drachten.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde en dat het hof verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van 250 euro, subsidiair vijf dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit het meermalen, althans éénmaal schoppen tegen het (onder)lichaam en/of met zijn (tot vuist gebalde) handen slaan in/tegen het gezicht/hoofd, waarbij hij, verdachte, voornoemde [benadeelde] met zijn (tot vuist gebalde) handen in/tegen zijn gezicht/hoofd heeft geslagen, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (blauw oog) voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 19 oktober 2008 te [plaats] opzettelijk heeft mishandeld een persoon (te weten [benadeelde]), door hem meermalen, althans éénmaal met zijn (tot vuist gebalde) handen in/tegen zijn gezicht/hoofd te slaan, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vaststaande feiten
Uit de in het dossier aanwezige stukken alsmede uit het verhandelde ter terechtzittingen van het hof blijken de volgende feiten.
In de nacht van zaterdag 18 oktober 2008 op zondag 19 oktober 2008 was verdachte in discotheek [bedrijf] te [plaats]. Op enig moment was verdachte samen met zijn vriend [naam] bij de toiletten. De portier van [bedrijf], [benadeelde], vermoedde dat zij drugs gebruikten, waarna hij besloot verdachte en [naam] uit [bedrijf] te zetten. Verdachte verzette zich hiertegen. [benadeelde] heeft verdachte in een soort wurggreep mee naar buiten genomen. Toen zij via de uitgang aan de [straat] buiten kwamen, werden [benadeelde] alsmede de hem te hulp geschoten [slachtoffer] geslagen en geschopt.
Vrijspraak
Primair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde]. Uit de in het dossier aanwezige stukken alsmede uit de ter terechtzittingen van het hof gehoorde getuigen blijkt weliswaar dat het uitzetten van verdachte uit discotheek [bedrijf] de aanleiding was voor een groep aanwezigen om geweld te plegen tegen [benadeelde], maar niet dat verdachte deel uitmaakte van de groep die buiten [bedrijf] geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde]. Niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een bewuste samenwerking tussen verdachte en deze groep aanwezigen. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] en dient hij van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Het hof acht wel bewezen dat verdachte [benadeelde] heeft mishandeld door hem tegen zijn hoofd te slaan. Uit de verklaring van [benadeelde] blijkt dat [benadeelde] tegen zijn hoofd werd geslagen door verdachte. Ook getuige [getuige] heeft verklaard dat [benadeelde] werd geslagen door degene die hij in een verwurging naar buiten had gebracht. Het subsidiair tenlastegelegde acht het hof derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 19 oktober 2008 te [plaats] opzettelijk heeft mishandeld een persoon (te weten [benadeelde]), door hem met zijn hand tegen zijn hoofd te slaan, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair: mishandeling.
Strafbaarheid
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces.
Ten aanzien van het gevoerde verweer overweegt het hof het volgende. Het beroep op noodweer dan wel noodweerexces faalt reeds omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, eerbaarheid of goed door [benadeelde]. Immers, niet gezegd kan worden dat het uitzetten van verdachte uit discotheek [bedrijf] door portier [benadeelde] wederrechtelijk is geweest. Daarbij heeft [benadeelde] gelet op het verzet van verdachte de grenzen van proportionaliteit niet overschreden. Het hof verwerpt het beroep.
Het hof acht verdachte strafbaar, nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door een portier tegen het hoofd te slaan nadat hij een discotheek werd uitgezet. Hierdoor heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 december 2009, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten rechtvaardigt mishandeling de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van een maand, indien sprake is van relevante recidive. Het hof ziet echter aanleiding - evenals de politierechter - deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met daarnaast een werkstraf van na te melden duur. Het hof heeft daarbij overwogen dat de eis van de advocaat-generaal onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit, mede gelet op de relevante recidive van verdachte. Het hof zal een werkstraf van kortere duur opleggen dan door de politierechter is opgelegd, nu het hof verdachte van het primair tenlastegelegde vrijspreekt.
Benadeelde partij
Nu uit het onderzoek ter terechtzittingen van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich niet in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, is de benadeelde partij daartoe onbevoegd in het geding in hoger beroep en dient hij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
Vaststaat dat door het bewezenverklaarde feit aan het slachtoffer schade is toegebracht, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het hof stelt die schade vast op een bedrag ex aequo et bono van € 200, -. Aan verdachte zal derhalve de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van voormeld geldbedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweehonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vier dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. W. Landstra als griffier, zijnde mr. G.M. Meijer-Campfens buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.