ECLI:NL:GHLEE:2010:BN7327

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.069/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Verschuur
  • A. Makkinga
  • M. Wind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging dealerovereenkomst wegens bedrog of dwaling en bewijs ontbinding overeenkomst wegens toerekenbare tekortkoming

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om de vernietiging van een dealerovereenkomst op basis van bedrog of dwaling. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P. Stehouwer, had in eerste aanleg de rol van gedaagde in conventie en eiser in reconventie. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. P.R. van den Elst, waren eisers in conventie en verweerders in reconventie. Tijdens de procedure werd op 13 april 2010 medegedeeld dat de schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen was verklaard op geïntimeerde 1. De appellant verzocht om aanhouding om de bewindvoerder van geïntimeerde 1 op te roepen.

In het tussenarrest van 18 november 2008 werd de mogelijkheid geboden aan de geïntimeerden om bewijs te leveren van hun stelling dat de appellant hen had bedrogen of dat zij door toedoen van de appellant hadden gedwaald. De geïntimeerden maakten echter geen gebruik van deze mogelijkheid, waardoor het hof aannam dat zij geen bewijs wilden leveren. Dit leidde tot de afwijzing van de primaire vordering van de geïntimeerden, die strekte tot verklaring voor recht dat de overeenkomsten waren vernietigd.

Het hof oordeelde dat de geïntimeerden schade hadden geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van de appellant, maar dat deze schade niet in het kader van de procedure kon worden vastgesteld. Daarom werd de zaak naar de schadestaatprocedure verwezen. Het hof vernietigde de vonnissen van de Rechtbank Assen van 21 februari 2007 en 6 juni 2007 voor zover in conventie gewezen en verklaarde voor recht dat de dealerovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden. De appellant werd veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat ieder van partijen de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Arrest d.d. 14 september 2010
Zaaknummer 107.002.069/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. P. Stehouwer, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. P.R. van den Elst (onttrokken).
De inhoud van het tussenarrest d.d. 18 november 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ter rolle van 13 april 2010 heeft [appellant] medegedeeld dat de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard op geïntimeerde [1]. [appellant] heeft om een aanhouding verzocht teneinde de bewindvoerder van [geïntimeerde 1] op te roepen.
Ter rolle van 11 mei 2005 heeft de raadsman van [geïntimeerden] zich onttrokken.
Ter rolle van 22 juni 2010 heeft mr. H.C. Lunter, bewindvoerder van [geïntimeerde 1] zich voor geïntimeerde [1] gesteld en akte gevraagd van het feit dat zij de procedure niet in haar hoedanigheid van bewindvoerder zal overnemen.
[appellant] heeft ter rolle van 22 juni 2010 een akte overlegging productie genomen en de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
Voorts met betrekking tot grief III
1. Bij tussenarrest van 18 november 2008 is [geïntimeerden] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of - en zo ja op welke wijze - hij bewijs wil bijbrengen van zijn stelling dat [appellant] hem heeft bedrogen c.q. dat hij door toedoen van [appellant] heeft gedwaald.
2. [geïntimeerden] heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt, zodat het hof het ervoor houdt dat hij geen bewijs wil leveren.
Dat betekent dat de primaire vordering van [geïntimeerden] - die strekt tot verklaring voor recht dat de overeenkomsten zijn vernietigd, dan wel tot vernietiging van die overeenkomsten - voor afwijzing gereed ligt.
3. Grief III slaagt derhalve.
4. Een en ander betekent dat het hof toekomt aan de (meer) subsidiaire vordering die strekt tot verklaring voor recht dat de overeenkomsten buitengerechtelijk zijn ontbonden.
5. Zoals het hof in zijn tussenarrest van 18 november 2008 in de rechtoverwegingen 28 tot en met 30 reeds heeft overwogen, was [geïntimeerden] wegens de toerekenbare tekortkoming van [appellant] in de nakoming van zijn verplichtingen, in beginsel gerechtigd om bij brief van 14 april 2005 buitengerechtelijk de ontbinding in te roepen van de dealerovereenkomst en de daarop voortbouwende koopovereenkomsten gedeeltelijk, namelijk voor zover [geïntimeerden] de van [appellant] betrokken filters niet alsnog had verkocht.
6. [geïntimeerden] heeft zijn vordering bij conclusie van 21 maart 2007 in eerste aanleg gewijzigd, uitgaande van een (gedeeltelijke) vernietiging van de overeenkomsten. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij in het kader van de ongedaanmaking van de verbintenissen de filters die hij van [appellant] heeft betrokken en nog niet heeft verkocht aan [appellant] zal terugleveren en dat [appellant] daar tegenover de koopprijs van die filters, te weten een bedrag van € 53.908,19, te vermeerderen met rente aan [geïntimeerden] dient te voldoen. [geïntimeerden] heeft daarbij evenwel aangetekend dat dit bedrag lager zal zijn naarmate [geïntimeerden] meer filters verkoopt.
7. Het hof heeft [geïntimeerden] bij tussenarrest van 18 november 2008 in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de gevolgen van de (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomsten en zich in dat kader uit te laten over het aantal filters dat [geïntimeerden] inmiddels van de van [appellant] afgenomen hoeveelheid heeft verkocht.
8. [geïntimeerden] heeft van die gelegenheid evenwel geen gebruik gemaakt.
Dientengevolge is het hof niet in staat te beoordelen of en in hoeverre het onderdeel van de vordering van [geïntimeerden] dat is gegrond op een ongedaanmakingsverplichting van [appellant], gegrond is.
Dit onderdeel van de vordering van [geïntimeerden] zal dan ook worden afgewezen.
9. [geïntimeerden] heeft ten slotte nog schade gevorderd, op te maken bij staat.
Het hof acht het aannemelijk dat [geïntimeerden] als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [appellant] schade heeft geleden. Nu die schade in het kader van deze procedure niet valt vast te stellen, zal het hof de zaak daartoe naar de schadestaatprocedure verwijzen.
10. De buitengerechtelijke ontbinding van genoemde overeenkomsten brengt voorts mee dat de vordering die [appellant] in eerste aanleg in reconventie heeft ingesteld niet voor toewijzing vatbaar is.
Met betrekking tot de grieven VI en VII
11. Nu uit het voorgaande voortvloeit dat de primaire vordering van [geïntimeerden] - die strekt tot verklaring voor recht dat de overeenkomsten zijn vernietigd c.q. tot vernietiging van die overeenkomsten - wordt afgewezen, heeft [appellant] bij de bespreking van deze grieven geen belang meer.
Slotsom
12. Het tussenvonnis van 21 februari 2007 zal worden vernietigd en het eindvonnis voor zover dat in conventie is gewezen. Het hof zal, in zoverre opnieuw rechtdoende, voor recht verklaren dat de dealerovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en dat de daarop voortbouwende koopovereenkomsten gedeeltelijk zijn ontbonden, namelijk voor zover [geïntimeerden] de van [appellant] betrokken filters niet reeds had verkocht.
Voorts zal [appellant] worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die [geïntimeerden] heeft gelden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [appellant] in de nakoming van zijn uit de dealerovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Het eindvonnis zal worden bekrachtigd voor zover dat in reconventie is gewezen.
Het hof ziet in de uitkomst van deze procedure aanleiding de kosten van de procedure in eerste aanleg in conventie alsmede de kosten van de procedure in hoger beroep te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de vonnissen van de Rechtbank Assen van 21 februari 2007 en 6 juni 2007 voor zover in conventie gewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat bij brief van 14 april 2005 buitengerechtelijk zijn ontbonden:
a. de dealerovereenkomst van 4 februari 2004 geheel en
b. de op die dealerovereenkomst voortbouwende koopovereenkomsten gedeeltelijk, namelijk voor zover [geïntimeerden] de van [appellant] betrokken filters nog niet aan derden heeft verkocht;
veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerden] de schade te vergoeden die [geïntimeerden] heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming door [appellant] in de nakoming van zijn uit de dealerovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
bekrachtigt de vonnissen van 21 februari 2007 en 6 juni 2007 voor zover gewezen in reconventie;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Verschuur, voorzitter, Makkinga en Wind, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 14 september 2010 in bijzijn van de griffier.