ECLI:NL:GHLEE:2010:BN7333
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Verschuur
- A. Bosch
- H. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Koude uitsluiting in huwelijkse voorwaarden en de toepassing van redelijkheid en billijkheid
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, stond de vraag centraal of de overeengekomen regel van koude uitsluiting in de huwelijkse voorwaarden tussen partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De appellanten, bestaande uit een echtpaar en een holding, waren in hoger beroep gegaan tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had geoordeeld dat de verklaring van de geïntimeerde, waarin zij afstand deed van haar rechten, niet als bevestiging van de koude uitsluiting kon worden gezien. Het hof bevestigde deze lijn van redeneren en oordeelde dat de appellanten niet konden verwachten dat de koude uitsluiting onverkort zou worden gehandhaafd, gezien de omstandigheden van het geval.
De feiten wezen uit dat partijen in 1976 huwelijkse voorwaarden hadden opgesteld die een volledige uitsluiting van gemeenschap van goederen inhielden. Gedurende hun huwelijk waren er verschillende ondernemingen opgericht, waaronder een camping en een bungalowsbedrijf, waarbij de geïntimeerde ook werkzaamheden had verricht. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde onvoldoende had aangetoond dat er tijdens het huwelijk een gemeenschappelijke vermogensopbouw had plaatsgevonden die de toepassing van de koude uitsluiting zou rechtvaardigen. De appellanten stelden dat de geïntimeerde geen recht had op een vergoeding, omdat de huwelijkse voorwaarden duidelijk waren en er geen bewijs was dat partijen zich anders hadden gedragen.
Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet in haar stellingen was geslaagd en dat er geen omstandigheden waren die de toepassing van de koude uitsluiting onaanvaardbaar maakten. De eerdere vonnissen van de rechtbank werden bevestigd, en de zaak werd terugverwezen voor verdere behandeling van de voorwaardelijke vorderingen. De uitspraak benadrukt het belang van huwelijkse voorwaarden en de noodzaak om deze in hun context te interpreteren, vooral als het gaat om de redelijkheid en billijkheid in de uitvoering ervan.