ECLI:NL:GHLEE:2010:BN7958

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001899-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal en diefstal met braak van koper en andere materialen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor diefstal en diefstal met braak van koper en andere materialen. De verdachte, geboren in 1974, werd door de politierechter in de rechtbank Groningen veroordeeld tot een straf, waarbij ook schadevergoedingen aan benadeelde partijen waren opgelegd. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist dan de eerdere veroordeling, met een werkstraf van 100 uren en een schadevergoeding aan benadeelde partijen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is schuldig bevonden aan drie diefstallen, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen des misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Het hof heeft de straf bepaald op een werkstraf van 80 uren, met een vervangende hechtenis van 40 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. De vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] is toegewezen, terwijl de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk is verklaard.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. Ondanks eerdere veroordelingen heeft de verdachte sinds de laatste veroordeling geen nieuwe strafbare feiten gepleegd, wat het hof heeft doen besluiten tot een lichtere straf dan geëist door de advocaat-generaal. De benadeelde partijen zijn in hun vorderingen behandeld, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de vordering van [benadeelde 2] niet ontvankelijk is, omdat deze partij zich niet opnieuw heeft gevoegd in het hoger beroep. De kosten van het geding zijn voor beide partijen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001899-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-652564-08
Arrest van 17 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 23 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, een maatregel opgelegd en op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal toewijzen tot € 2500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 7 april 2008, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid lood, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 maart 2008 tot en met 25 maart 2008, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe?igening in/uit de woning [adres] en/of in/uit de woning [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid koper en/of een hoeveelheid metaal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de woningbouwvereniging [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 7 april 2008, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid lood, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de woningbouwvereniging [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 april 2008, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe?igening heeft weggenomen een hoeveelheid lood, toebehorende aan het [benadeelde 1];
2.
hij in de periode van 12 maart 2008 tot en met 25 maart 2008, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de woning [adres] en uit de woning [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid koper en een hoeveelheid metaal, toebehorende aan de woningbouwvereniging [bedrijf], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 7 april 2008, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid lood, toebehorende aan de woningbouwvereniging [benadeelde 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. en 3., telkens:
diefstal;
2.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich driemaal schuldig gemaakt aan (gekwalificeerde) diefstal van koper en/of andere metalen. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen, maar ook hinder veroorzaakt bij hen.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 augustus 2010 blijkt dat verdachte al meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten.
Verdachte is bij vonnis van de politierechter veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van verdachte rechtvaardigen naar het oordeel van het hof op zichzelf de keuze van de politierechter voor deze strafmodaliteit. Sinds het wijzen van het vonnis is er echter geruime verstreken, waarin verdachte niet in aanraking is gekomen met politie en justitie. Daarin en in hetgeen de raadsman van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook overigens aangaande de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft aangevoerd, ziet het hof aanleiding een werkstraf van na te noemen duur aan verdachte op te leggen.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat zij zich niet leent voor behandeling in het strafgeding.
Het hof overweegt hiertoe dat uit de aan het voegingsformulier gehechte verzekeringspapieren blijkt dat de benadeelde partij ten tijde van de diefstal niet meer verzekerd was bij ING-verzekeringen, zodat het bijgevoegde polisaanhangsel niet kan dienen ter onderbouwing van de schade.
Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten te dragen van het geding.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard en dat zij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep niet voort en kan het hof niet op die vordering beslissen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier.