ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8169

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001279-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in cocaïne en heroïne met bijkomende straf voor wapenbezit en wederspannigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1974 en thans verblijvende in PI Noord, is veroordeeld voor de handel in cocaïne en heroïne, het voorhanden hebben van verboden munitie en wederspannigheid. De rechtbank had eerder op 18 mei 2010 een straf opgelegd, waartegen de verdachte in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is schuldig bevonden aan het opzettelijk verkopen en voorhanden hebben van harddrugs, alsook aan het voorhanden hebben van een scherp patroon en het verzetten tegen zijn aanhouding door de politie. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, met aftrek van voorarrest, en het hof heeft deze eis overgenomen. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere justitiële contacten. De verdachte heeft geen behoefte aan hulp van buitenaf en heeft een bagatelliserende houding ten opzichte van zijn druggebruik. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, met de bepaling dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001279-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880033-10
Arrest van 22 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van
18 mei 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.H. Gart, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de inbeslaggenomen € 10,- heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof hiervan de teruggave aan verdachte zal gelasten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 26 januari 2010, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 26 januari 2010 en 27 januari 2010 te [plaats] voorhanden heeft gehad een (scherpe) patroon, kaliber 9 mm (van het merk Sellier & Bellot), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
3.
hij op of omstreeks 26 januari 2010 te [plaats] toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtena(a)r(en), [verbalisant 1], brigadier van politie en [verbalisant 2], hoofdagent van politie, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 2 onder B ivm artikel 10 lid 4 van de Opiumwet, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het bureau van politie te [plaats], zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een andere richting dan die waarin die, althans zich los te rukken en/te trekken van die opsporingsambtena(a)r(en), verdachte wilden geleiden/brengen, althans zich los te rukken en/of te trekken van die opsporingsambtena(a)r(en) en/of slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van die opsporingsambtena(a)r(en).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 20 april 2009 tot en met 26 januari 2010, te [plaats], meermalen opzettelijk heeft verkocht hoeveelheden van een materiaal bevattende heroine en cocaine, zijnde heroïne en cocaïne elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode omvattende de dagen 26 januari 2010 en 27 januari 2010 te [plaats] voorhanden heeft gehad een (scherpe) patroon, kaliber 9 mm (van het merk Sellier & Bellot);
3.
hij op 26 januari 2010 te [plaats] toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren, [verbalisant 1], brigadier van politie en [verbalisant 2], hoofdagent van politie, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 2 onder B ivm artikel 10 lid 4 van de Opiumwet, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het bureau van politie te [plaats], zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich los te trekken van die opsporingsambtenaren en slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van die opsporingsambtenaren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie;
3.
wederspannigheid.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 20 april 2009 tot en met 26 januari 2010 schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs, te weten cocaïne en heroïne. Nu deze stoffen voor gebruikers zeer schadelijk zijn, heeft verdachte door zijn handelen de volksgezondheid in gevaar gebracht. Bovendien is de handel in, en het gebruik van deze drugs bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee vaak gepaard gaande door gebruikers gepleegde criminaliteit.
Voorts heeft verdachte zich op 26 en 27 januari 2010 schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een scherp patroon, kaliber 9 mm, en heeft hij zich op 26 januari 2010 verzet tegen zijn aanhouding. Dit laatste getuigt van een gebrek aan respect ten opzichte van politieambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun functie.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 26 juli 2010, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen 5 jaar meermalen ter zake van drugsdelicten is veroordeeld.
Daarnaast houdt het hof rekening met een omtrent verdachte uitgebrachte rapportage van de Verslavingszorg Noord Nederland, d.d. 19 april 2010, alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting van het hof is gebleken.
Uit het hiervoor genoemde rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van reeds langdurig drugsgebruik. Volgens de rapporteur is verdachtes motivatie om met zijn druggebruik te stoppen niet groot genoeg. Ondanks vele justitiecontacten in het verleden, is het bij verdachte niet tot gedragsverandering gekomen. Hij beschikt over weinig gedragsinzicht en heeft een bagatelliserende houding. Volgens de rapporteur is het recidiverisico groot. Ook wordt de kans groot geacht dat verdachte zich aan op te leggen voorwaarden onttrekt. Toezicht als bijzondere voorwaarde en interventies of behandelingen zijn volgens de rapporteur niet geïndiceerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard geen behoefte te hebben aan hulp van buitenaf om recidive te voorkomen. Hij is naar eigen zeggen niet verslaafd, en zou - indien hij toch hulp nodig heeft - zo nodig bij familie terecht kunnen.
Gelet op het voorgaande en op de landelijk geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting, acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden zoals die door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 57, 63 en 180 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van negen maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van:
geldbedrag van € 10,-.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. O. Anjewierden buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.