parketnummer: 24-000093-10
parketnummer eerste aanleg: 19-700565-09
Arrest van 23 september 2010 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 5 januari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende jeugddetentie. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair drie dagen vervangende jeugddetentie zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 september 2009. te en in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 september 2009 te en in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 september 2009 te en in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het schoppen en/of stompen en/of slaan tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer];
2.
hij op of omstreeks 06 september 2009, te en in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 september 2009 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 september 2009 te en in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de[straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit het schoppen en/of stompen en/of slaan tegen het lichaam van die [benadeelde].
Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 1 primair en feit 2 primair
Het hof overweegt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu de dood - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het hof overweegt in dit verband het volgende.
Met betrekking tot feit 1 -
Aangever [slachtoffer] heeft in zijn aangifte en aanvullende verklaring verklaard dat op 6 september 2009 in [plaats] fysiek geweld tegen hem is aangewend door een aantal jongens en dat hij daarbij onder meer tegen zijn hoofd is geschopt.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dat hij onderdeel uitmaakte van die groep jongens, dat die groep fysiek geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en dat ook hij zelf fysiek geweld heeft aangewend tegen die [slachtoffer].
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte 2] op 6 september 2009 te [plaats] een jongen (naar later bleek: [slachtoffer]) een paar klappen gaf en meesleurde naar de overkant van de straat en op de grond slingerde en dat die jongen is geschopt door [medeverdachte 2], door de verdachte [verdachte] en door hemzelf, waarbij [medeverdachte 2] en de verdachte [verdachte] die jongen tegen het hoofd hebben geschopt.
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft in zijn verhoor bij de politie erkend dat hij een jongen (naar later bleek: [slachtoffer]) in zijn gezicht heeft getrapt/geschopt.
Niet is gebleken of is aannemelijk geworden dat de hierboven genoemde verklaringen niet op waarheid berusten. Door te handelen zoals de verdachte heeft gedaan, met name het samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] schoppen tegen het hoofd van
[slachtoffer], heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het tegen die [slachtoffer] aangewende geweld.
Gelet op de hierboven genoemde feitelijke omstandigheden en feitelijke handelingen en gelet op het gegeven dat algemeen bekend is dat het hoofd een zeer kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel is, kan het niet anders zijn geweest dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] ten gevolge van het handelen van de verdachte en de mededaders zou kunnen komen te overlijden. Het door de verdachte en de mededaders aangewende geweld is daartoe een geschikt middel.
Het hof acht op grond hiervan het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen.
Met betrekking tot feit 2 -
Aangever [benadeelde] heeft in zijn aangifte verklaard dat op 6 september 2009 in [plaats] fysiek geweld tegen hem is aangewend door een aantal jongens en dat hij daarbij onder meer tegen zijn hoofd is geschopt door meerdere jongens.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dat hij onderdeel uitmaakte van die groep jongens, dat die groep fysiek geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] en dat ook hij zelf fysiek geweld heeft aangewend tegen die [benadeelde].
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat op 6 september 2009 te [plaats] een jongen (naar later bleek: [benadeelde]) tegen zijn hoofd is getrapt door de verdachte [verdachte] en door hemzelf.
Niet is gebleken of is aannemelijk geworden dat de hierboven genoemde verklaringen niet op waarheid berusten. Door te handelen zoals de verdachte heeft gedaan, met name het samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] schoppen tegen het hoofd van [benadeelde], heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het tegen die [benadeelde] aangewende geweld.
Gelet op de hierboven genoemde feitelijke omstandigheden en feitelijke handelingen en gelet op het gegeven dat algemeen bekend is dat het hoofd een zeer kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel is, kan het niet anders zijn geweest dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde] ten gevolge van het handelen van de verdachte en de mededaders zou kunnen komen te overlijden. Het door de verdachte en de mededaders aangewende geweld is daartoe een geschikt middel.
Het hof acht op grond hiervan het onder 2 primair ten laste gelegde feit bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 6 september 2009 te en in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meerdere malen tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair.
hij op 6 september 2009 te en in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde] meerdere malen tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1 primair en 2 primair, telkens -
medeplegen van poging tot doodslag.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met de mededaders, schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, gericht tegen [slachtoffer] en [benadeelde]. Dergelijk gewelddadig optreden is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De ervaring leert dat slachtoffers van en aanwezigen bij dergelijke delicten hiervan (langdurig) psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
De verdachte heeft door zijn bijdrage hieraan een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en [benadeelde] en is medeverantwoordelijk voor hetgeen [slachtoffer] en [benadeelde] hebben moeten ondergaan. Het hof rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat hij - alhoewel hij niet betrokken was bij de uiterst triviale aanleiding tot het treffen tussen de medeverdachte [medeverdachte 2] enerzijds en [slachtoffer] anderzijds die leidde tot het plegen van geweld tegen [slachtoffer] en [benadeelde] - vervolgens een prominent aandeel heeft gehad in het tegen [slachtoffer] en [benadeelde] aangewende geweld.
Naar het oordeel van het hof zijn de beide pogingen tot doodslag ernstige en weerzinwekkende strafbare feiten, waarop - uit het oogpunt van normhandhaving en tevens ter vergelding van het leed dat de slachtoffers is aangedaan - in beginsel slechts een vrijheidsbenemende reactie passend is.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 augustus 2010 blijkt ten voordele van de verdachte dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit.
Het hof heeft eveneens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft voorts gelet op de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming van 22 september 2009 en 17 november 2009, alsmede het rapport van Bureau Jeugdzorg Drenthe van 19 mei 2010.
Daaruit blijkt dat het leven van de verdachte na een jarenlange zeer turbulente periode in de thuissituatie, als gevolg van structurele, ernstige periodieke geweldsuitbarstingen van zijn vader, thans beter op orde is nu vader uit huis is. De verdachte volgt een intensieve koksopleiding, heeft een relatie met een vriendin die een stabiliserende werking op hem lijkt te hebben en heeft volledig gebroken met al zijn voormalige vrienden, waaronder ook de vrienden die mede betrokken waren bij de bewezen verklaarde delicten.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert in het belang van de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun op te leggen.
Deze positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte en zijn goede voornemens lijken te worden onderschreven door het uitblijven van hernieuwd contact tussen de verdachte en politie en justitie sinds de delicten die op 6 september 2009 zijn gepleegd. Het hof is - evenals de advocaat-generaal - van oordeel dat deze gedragswijziging ten goede van de verdachte ondersteuning verdient en zal derhalve het advies van de Raad voor de Kinderbescherming grotendeels opvolgen.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten van oordeel dat een combinatie van een voorwaardelijke jeugddetentie van hierna te noemen duur en een onvoorwaardelijke werkstraf, eveneens van hierna te noemen duur, passend en geboden is. Het hof houdt bij de bepaling van de duur van de werkstraf sterk rekening met de schoolgang van de verdachte zoals die hiervoor is weergegeven en zal - alhoewel een werkstraf van langere duur hier zeker op zijn plaats zou zijn, gelet op de ernst van de delicten - de duur van de werkstraf beperkt houden tot de door de advocaat-generaal gevorderde duur. Het hof acht het opleggen van de bijzondere voorwaarde van Hulp en Steun thans niet meer opportuun, nu er vanuit het Bureau Jeugdzorg al de nodige begeleiding en ondersteuning wordt geboden aan de verdachte.
Vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het onder 2 primair bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte (en zijn medeverdachten) kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering toewijzen nu deze niet is bestreden en deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt. De vordering van € 154,- zal derhalve worden toegewezen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Hoofdelijkheid
De verdachte is jegens de benadeelde partij niet tot vergoeding van dit bedrag gehouden, voor zover zijn mededader(s) het bedrag reeds heeft/hebben voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 154,- die door het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbaar feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 primair en
2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot jeugddetentie voor de duur van zes maanden ;
beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de uitvoering van de hiervoor vermelde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van
twee uren taakstraf per dag in verzekering doorgebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdvierenvijftig euro, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van de veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdvierenvijftig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van de veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien de veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Greve, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. S.H. Wachter, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mrs. P.J.M. van den Bergh en Greve zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.