ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8786

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.060.779/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot aansluiting op waterleidingnet door kraker

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 28 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van een kraker, hierna te noemen [appellant], tegen de Stichting Lefier, de eigenaar van het pand. De vordering van [appellant] was gericht op het verkrijgen van aansluiting op het waterleidingnet voor het door hem gekraakte pand. In eerste aanleg had de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen op 19 februari 2010 al een vonnis gewezen waarin de vordering van [appellant] werd afgewezen.

Bij exploot van 12 maart 2010 heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Hij vorderde in hoger beroep de vernietiging van het vonnis en toewijzing van zijn gewijzigde vordering. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] geen grieven had aangevoerd tegen de feiten zoals weergegeven in het bestreden vonnis, en dat de gewijzigde eis van [appellant] niet in strijd was met de eisen van een goede procesorde.

Het hof heeft vervolgens de vordering van [appellant] beoordeeld en geconcludeerd dat er geen rechtsplicht rust op de Stichting Lefier om medewerking te verlenen aan de aansluiting van het door [appellant] gekraakte gedeelte van het pand op het waterleidingnet. Het hof overwoog dat, hoewel [appellant] een zwaarwegend belang heeft bij een aansluiting, dit niet betekent dat hij recht heeft op een aansluiting in het pand, vooral gezien het feit dat de Stichting Lefier voornemens was het pand opnieuw te verhuren.

Uiteindelijk heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten werden begroot op € 263,-- voor verschotten en € 894,-- voor het salaris van de advocaat van de Stichting Lefier. De uitspraak werd gedaan door de derde kamer voor burgerlijke zaken van het hof, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Arrest d.d. 28 september 2010
Zaaknummer 200.060.779/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool, kantoorhoudende te Den Haag,
tegen
Stichting Lefier,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Stichting Lefier,
advocaat: mr. R.H.E. Pruim, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 19 februari 2010 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 12 maart 2010 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Stichting Lefier tegen de zitting van 30 maart 2010.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis te vernietigen en de (gewijzigde) vordering alsnog toe te wijzen."
Bij memorie van antwoord is door Stichting Lefier verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van appellant af te wijzen, althans hem deze te ontzeggen, met veroordeling van appellant in de kosten van de procedure in beide instanties."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
Wijziging van eis
1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] zijn eis gewijzigd.
Nu Stichting Lefier daartegen geen bewaar heeft gemaakt en de wijziging niet in strijd is met de eisen van goede procesorde, zal het hof rechtdoen op voet van de gewijzigde eis.
De feiten
2. [appellant] heeft geen grieven aangevoerd tegen de weergave van de feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.6) van het bestreden vonnis, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
De grief
3. De grief legt het geschil op voet van de gewijzigde eis in volle omvang aan het hof voor.
Het gaat daarbij om de vordering van [appellant] om Stichting Lefier te veroordelen haar passieve medewerking te verlenen aan de realisatie van, naar [appellant] stelt, een wateraansluiting van hem in het pand.
4. Bij de beoordeling van de grief stelt het hof voorop dat uit de toelichting daarop blijkt dat het in feite niet gaat om aansluiting van alleen het door [appellant] bewoonde gedeelte van het gekraakte pand maar ook van de delen van het pand die door andere krakers worden bewoond. Immers, in die toelichting spreekt [appellant] over “door appellant c.s. (..) aangelegd zelfstandig netwerk met een eigen meter”. Ook bij inleidende dagvaarding werd gevorderd om het gebouw in zijn geheel weer van water te voorzien. Weliswaar is die eis - als overwogen – gewijzigd, maar het hof begrijpt dat het [appellant] nog steeds te doen is om aansluiting op het waterleidingnet van het gedeelte van het pand dat door hem en medekrakers wordt bewoond.
5. Voor zover de vordering van [appellant] ziet op medewerking van de Stichting Lefier op aansluiting van niet door hemzelf bewoonde gedeelten van het pand, dient de vordering aanstonds te worden afgewezen nu zonder nadere, niet gegeven toelichting niet valt in te zien welk belang [appellant] zou hebben bij de aansluiting van die gedeelten van het pand op het waterleidingnet.
6. Daargelaten dat [appellant] de door hem gewenste aansluiting van het door hem bewoonde gedeelte van het pand blijkbaar een onderdeel wil doen vormen van een netwerk van waterleidingen en daarmee de voor hemzelf gewenste aansluiting het lot van de andere aansluitingen moet delen, dient ook zijn vordering, op zichzelf beoordeeld, te worden afgewezen.
Er rust immers op de Stichting Lefier in beginsel geen rechtsplicht om er aan mee te werken dat het gedeelte van het pand dat [appellant] zonder recht of titel in gebruik heeft genomen, wordt aangesloten op het waterleidingnet.
Het moge dan zo zijn dat [appellant] in het algemeen gesproken een zwaarwegend belang heeft bij een aansluiting op een waterleidingnet, maar dit impliceert geenszins dat hij in de gegeven omstandigheden (waaronder de omstandigheid dat Stichting Lefier voornemens is het pand opnieuw te verhuren) een rechtens te respecteren aanspraak heeft op een dergelijke aansluiting in het onderhavige pand. Het antwoord op de vraag of hij dat heeft, is onder meer afhankelijk van het antwoord op de vraag of hij – zowel zelfstandig als in de verhouding tot de Stichting Lefier beoordeeld – een rechtens te respecteren belang heeft bij de bewoning door hem van een deel van het pand. Dit is door hem niet gesteld en is evenmin gebleken.
7. Ook in zoverre dient de gewijzigde vordering te worden afgewezen.
8. De grief faalt.
De slotsom
9. Het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (geliquideerd salaris advocaat Stichting Lefier: tarief II, één punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt van der Wal in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze tot nu aan de zijde van Stichting Lefier op € 263,-- wegens verschotten en op € 894,-- wegens salaris voor de advocaat.
verklaart deze veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. F.J. Streppel, K.M. Makkinga en R.E. Weening, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 28 september 2010 in bijzijn van de griffier.