ECLI:NL:GHLEE:2010:BN9661

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.000.507-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van perceelondergrond voor schuur/garage en gevolgen voor mede-eigendom en erfdienstbaarheid

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, betreft het de overdracht van een gedeelte van de ondergrond voor een schuur/garage dat perceeloverschrijdend is gebouwd. De appellanten, die in hoger beroep zijn gegaan, hebben aangegeven zich te kunnen verenigen met een prijs van € 200,-- per m² voor het over te dragen gedeelte van de ondergrond. De geïntimeerden hebben eveneens met deze prijs ingestemd. De zaak draait om de vraag of de appellanten de overbouw van de schuur moeten verwijderen, en of de proceskosten in eerste aanleg correct zijn gecompenseerd. Het hof heeft geoordeeld dat de appellanten niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep tegen een eerder vonnis, maar dat de overige grieven in het principaal appel slagen. Het hof heeft de subsidiaire vordering van de appellanten om het perceel over te dragen toegewezen, en verklaart dat de gang tussen de panden in mede-eigendom toebehoort aan beide partijen, met een erfdienstbaarheid.

Uitspraak

Arrest d.d. 5 oktober 2010
Zaaknummer 107.000.507/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [appellant sub 2],
wonende te [woonplaats],
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
appellanten in het principaal en geïntimeerden in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
advocaat: mr. G. Machiels, kantoorhoudende te Drachten,
tegen
1. [geïntimeerde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats],
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
advocaat: mr. R. Arends, kantoorhoudende te Surhuisterveen.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 8 juni 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Beide partijen hebben een akte genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
Wederom grief II in het principaal appel
1. Bij hun akte van 6 juli 2010 hebben [appellanten] aangegeven zich te kunnen verenigen met een prijs van € 200,-- per m² voor het over te dragen gedeelte van de ondergrond van de garage/schuur, terwijl [geïntimeerden] in hun akte van 3 augustus 2010 eveneens met die prijs hebben ingestemd.
2. Gelet op het vorenstaande, zal het hof de overdrachtsprijs van de grond bepalen op € 200,-- per m².
3. De grief slaagt.
Grief IV in het principaal appel
4. De grief klaagt over het oordeel van de rechtbank dat [appellanten] de overbouw van de schuur dienen te verwijderen.
5. Het slagen van grief II in het principaal appel, brengt mee dat ook deze grief slaagt.
Grief 2 in het incidenteel appel
6. De grief klaagt over de compensatie van de proceskosten in eerste aanleg.
7. Het hof verwijst in dit verband naar hetgeen hierna zal worden overwogen.
Daaruit blijkt dat de grief ten dele slaagt en ten dele faalt.
De slotsom
8. [appellanten] zijn niet-ontvankelijk in hun hoger beroep tegen het vonnis van 4 februari 2004. Grief I in het principaal appel faalt. De overige grieven in het principaal appel slagen.
Grief 1 in het incidenteel appel faalt, terwijl grief 2 in het incidenteel appel gedeeltelijk faalt en gedeeltelijk slaagt.
Onder vernietiging van het vonnis van 16 maart 2005, zal de subsidiaire vordering van [appellanten] om [geïntimeerden] te veroordelen om aan [appellanten] tegen een vergoeding (van € 200,-- per m²) over te dragen dat gedeelte van hun perceel waarop [appellanten] bij de bouw van hun garage/schuur overbouw hebben gepleegd, worden toegewezen.
Het hof zal voor recht verklaren dat de gang tussen de panden van partijen hun in mede-eigendom toebehoort en dat daarop een erfdienstbaarheid rust, een en ander als hierna te melden
De vordering van [geïntimeerden] tot verwijdering van die overbouw zal worden afgewezen, maar de door [appellanten] niet bestreden vordering om geen ramen (vensters) in de muur op de (nieuwe) erfscheiding te plaatsen en voor degelijke afwatering zorg te dragen, zal als op de wet (artt. 5: 50 lid 1 en 52, lid 1 BW) gegrond alsnog worden toegewezen. Omdat het hierbij - naar het hof begrijpt: ook voor wat betreft de afwatering - gaat om een zich thans niet voordoende situatie, zal de vordering van [geïntimeerden] om de veroordeling te doen plaatsvinden op straffe van een dwangsom, worden afgewezen.
9. [geïntimeerden] zullen als de grotendeels in het ongelijk te stellen partijen worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg voor wat betreft de conventie alsmede in de kosten van het principaal en in incidenteel hoger beroep.
[appellanten] zullen als de daarin in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg voor wat betreft de reconventie
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hun hoger beroep voor zover dat is gericht tegen het vonnis van 4 februari 2004;
vernietigt het vonnis van 16 maart 2005, waarvan beroep
en in zoverre opnieuw rechtdoende
veroordeelt [geïntimeerden] om aan [appellanten] over te dragen het gedeelte van hun perceel waarop door [appellanten] voor hun garage/schuur overbouw op het perceel van [geïntimeerden] hebben gepleegd, zulks tegen een vergoeding van € 200,-- per m² en van alle op die overdracht vallende kosten;
verklaart voor recht dat de op de nieuwe erfscheiding staande muur van de garage/schuur geen ramen (vensters) mag hebben en dat die schuur/garage een degelijke afwatering dient te hebben;
verklaart voor recht dat een gang tussen de panden [adres 1] en [adres 2] ter breedte van 2.08 m en eindigend op drie meter achter de achtergevel van het pand [adres 2] aan partijen niet in beklemming maar in mede-eigendom toebehoort en dat daarop een ook met gebruikmaking van een personenauto uit te oefenen erfdienstbaarheid rust, een en ander als overigens omschreven op onder meer van bladzijde 7 van de akte van 20 oktober 1994, verleden ten overstaan van notaris mr. H. Groenwold, waarbij het perceel [adres 2] aan [appellanten] werd geleverd;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding en begroot deze tot nu aan de zijde van [appellanten]
in eerste aanleg in conventie op € 273,20 wegens verschotten en op € 904,-- wegens salaris van de procureur
in principaal hoger beroep op € 362,93 wegens verschotten en op € 3.576,-- wegens salaris van de advocaat
in incidenteel hoger beroep op nihil wegens verschotten en op 894,-- wegens salaris van de advocaat;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in eerste aanleg in reconventie en begroot deze tot nu aan de zijde van [geïntimeerden] op nihil aan verschotten en op € 452,-- aan salaris voor de advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. F.J. Streppel, R.Ch. Verschuur en J.H. Kuiper, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 5 oktober 2010 in bijzijn van de griffier.