ECLI:NL:GHLEE:2010:BN9699

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.023.214/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over doorbetaling van loon en ontslag op staande voet

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van Nivo Noord B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Groningen. Het hoger beroep werd ingesteld op 14 januari 2009, na een kort geding dat op 18 december 2008 had plaatsgevonden. De kern van het geschil betrof de vraag of de werknemer, hier aangeduid als [geïntimeerde], recht had op doorbetaling van zijn loon na een ontslag op staande voet dat door Nivo Noord was verleend. Het hof oordeelde dat de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van het geweld dat door de werknemer was gebruikt, meegewogen dienden te worden in de beoordeling van de rechtmatigheid van het ontslag.

Het hof kwam tot de conclusie dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, gezien de lange dienstverband van de werknemer van 36 jaar, zijn leeftijd en de geringe kansen op de arbeidsmarkt. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de juiste overwegingen had gemaakt en dat er geen nieuwe omstandigheden waren aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigden. De grieven van Nivo Noord werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij Nivo Noord werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en de proportionaliteit van het ontslag op staande voet, vooral in situaties waarin de werknemer al lange tijd in dienst is en er geen duidelijke aanleiding is voor een ontslag.

Uitspraak

Arrest d.d. 5 oktober 2010
Zaaknummer 200.023.214/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Nivo Noord B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Nivo Noord,
advocaat: mr. E.W. Kingma, kantoorhoudende te Heerenveen, die tevens heeft gepleit,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. P.R. van den Elst, kantoorhoudende te Leeuwarden, voor wie heeft gepleit mr. F. Vos, kantoorhoudende te Utrecht.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het aangehechte vonnis in kort geding, uitgesproken op 18 december 2008 door de kantonrechter in de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 14 januari 2009 is door Nivo Noord hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 27 januari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Groningen, sector Kanton, locatie Groningen van 18 december 2008, tussen partijen gewezen ex artikel 254 lid 4 Rv, vernietigt en opnieuw rechtdoende, [geïntimeerde] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaart dan wel hem deze ontzegt, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"Nivo Noord in haar appèl niet ontvankelijk te verklaren, althans het door haar ingestelde hoger beroep af te wijzen en het door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen op 18 december 2008 gewezen eindvonnis, desnodig met verbetering van gronden te bekrachtigen met veroordeling van Nivo Noord in de kosten van het appèl."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten, waarbij door mr. Kingma pleitnotities zijn voorgedragen en overgelegd.
Na pleidooi is de zaak voor korte tijd is aangehouden voor partijberaad. Vervolgens is de zaak langdurig aangehouden met toepassing van art. 2.17 van het procesreglement, zulks in verband met de opname van [geïntimeerde] in een kliniek.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Nivo Noord heeft vier grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de door de kantonrechter onder 1 tot en met 1.3 vastgestelde feiten is geen grief gericht, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
2. Het geschil betreft de vraag of [geïntimeerde] voorshands recht heeft op doorbetaling van zijn loon met nevenvorderingen, en op tewerkstelling op straffe van verbeurte van een dwangsom na het door Nivo Noord verleende ontslag op staande voet.
Ambtshalve overweegt het hof dat uit de aard van dit geschil volgt, dat de vordering in eerste aanleg voldoende spoedeisend was. Nu de gevorderde voorziening in eerste aanleg is verleend, hoeft niet beoordeeld te worden of de vordering in appel nog voldoende spoedeisend is.
3. Met de grieven legt Nivo Noord het geschil in volle omvang aan het hof voor. Het hof zal de grieven gezamenlijk bespreken.
4. Ook naar het oordeel van het hof is ontoelaatbaar dat een werknemer zijn leidinggevende fysiek te lijf gaat. Voor de vraag of dit ontslag op staande voet rechtvaardigt, dienen echter de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van het gebruikte geweld en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, te worden meegewogen, zoals Nivo Noord ook onderkent blijkens haar pleitnotitie.
Anders dan Nivo Noord echter bepleit, kan het hof zich verenigen met de door de kantonrechter meegewogen omstandigheden en de daaruit getrokken conclusie voor de toewijsbaarheid van de vordering van [geïntimeerde] in kort geding. Ook als juist zou zijn dat [geïntimeerde] herhaaldelijk is aangesproken op zijn werkhouding en functioneren (hetgeen [geïntimeerde] betwist, en niet blijkt uit specifieke voorbeelden waarover [getuige 1] en [getuige 2] uit eigen wetenschap verklaren, maar Nivo Noord wel aanbiedt te bewijzen), dan illustreert dat weliswaar het door Nivo Noord ingezette strengere regime, maar daaruit volgt nog niet dat [geïntimeerde] heeft moeten begrijpen dat voor Nivo Noord de maat vol was. Daarop ziet het bewijsaanbod van Nivo Noord niet, nog daargelaten dat voor bewijslevering door getuigen in een kortgedingprocedure in beginsel ook geen plaats is.
5. Het hof houdt er bovendien rekening mee dat [geïntimeerde] ten tijde van ontslag kon bogen op een dienstverband van 36 jaar. Ook weegt het hof mee de leeftijd van [geïntimeerde] en de daaraan verbonden geringe kansen op de arbeidsmarkt. Het hof voegt daar nog aan toe dat de advocaat van [geïntimeerde] hem beschrijft als een eenvoudige man. Het hof heeft ter zitting de indruk gekregen dat die beschrijving correct is en aangevuld kan worden met: verbaal niet weerbaar. Zonder daarmee de fysieke reactie -voor zover die aannemelijk is geworden- ook maar enigszins goed te praten of te bagatelliseren, kan het hof zich de door de kantonrechter onder woorden gebrachte onmachtgevoelens van [geïntimeerde] indenken.
Nieuwe omstandigheden, waarmee de kantonrechter geen rekening heeft gehouden, zijn door Nivo Noord niet aangevoerd. Het hof verwerpt de grieven.
De slotsom.
6. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van Nivo Noord als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat 3 punten bij tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt Nivo Noord in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 254,- aan verschotten en € 2.682,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. M.E.L. Fikkers, M.W. Zandbergen en R.E. Weening, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 5 oktober 2010 in bijzijn van de griffier.