ECLI:NL:GHLEE:2010:BO2031

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002903-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens onjuiste oproeping

Op 28 oktober 2010 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak van een verdachte die in hoger beroep was gekomen tegen een beslissing van de rechtbank Groningen. De rechtbank had op 30 september 2009 de tenuitvoerlegging gelast van een gevangenisstraf van vier maanden, opgelegd wegens niet-naleving van een bijzondere voorwaarde. De verdachte had op 12 oktober 2009 hoger beroep aangetekend tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting in hoger beroep werd door de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de oproeping voor de terechtzitting in eerste aanleg naar een onjuist adres was verzonden, waardoor de verdachte niet aanwezig kon zijn. De raadsman betoogde dat dit een essentiële schending van de rechtspleging vormde, die zou moeten leiden tot ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep.

Het hof oordeelde echter dat, gelet op artikel 14j van het Wetboek van Strafrecht, de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep. Het hof stelde vast dat de beslissing van de rechtbank was genomen op basis van niet-naleving van een bijzondere voorwaarde en dat dergelijke beslissingen niet aan enig rechtsmiddel onderworpen zijn. De argumenten van de raadsman werden verworpen, en het hof concludeerde dat de verdachte niet kon worden ontvangen in zijn hoger beroep, ondanks de onjuiste oproeping.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002903-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-670085-08
Arrest van 28 oktober 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van
30 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
blijkens zijn opgave ter terechtzitting wonende te [woonplaats], [adres],
ingeschreven te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft bij voormelde beslissing de tenuitvoerlegging gelast van de gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 27 augustus 2008, in verband met de niet-naleving van de aan de straf verbonden bijzondere voorwaarde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde heeft blijkens akte op 12 oktober 2009 tegen voormelde beslissing hoger beroep aangetekend.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof veroordeelde in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, omdat hoger beroep tegen de onderhavige beslissing niet open staat.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Gebleken is dat de beslissing, waarvan beroep, is gegeven op grond van niet-naleving van een bijzondere voorwaarde. Gelet op het bepaalde in artikel 14j, eerste lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht is een dergelijke beschikking niet aan enig rechtsmiddel onderworpen.
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat veroordeelde desondanks in zijn beroep dient te worden ontvangen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat er een essentiële vorm is verzuimd, waardoor er geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling. Het verzuim bestaat hierin dat de oproeping voor de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 16 september 2009, als gevolg van het tijdelijk niet functioneren van het GBA-systeem, naar een onjuist adres is verzonden. Het door veroordeelde opgegeven nieuwe adres was nog niet in het systeem verwerkt. Dit heeft ertoe geleid dat veroordeelde, in weerwil van zijn wens, niet bij de zitting heeft kunnen zijn.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat veroordeelde - ondanks het bepaalde in artikel 14 j Wetboek van Strafrecht - in het hoger beroep moet worden ontvangen, heeft de raadsman er onder meer op gewezen dat in civiele zaken in bepaalde gevallen doorbreking van de wettelijke uitsluiting van rechtsmiddelen mogelijk is. Volgens de raadsman dient dit in de onderhavige zaak ook te geschieden, nu er sprake is van schending van een fundamenteel beginsel van behoorlijke rechtspleging, te weten het recht om gehoord te worden.
Naar aanleiding van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat veroordeelde in eerste aanleg niet is opgeroepen op het adres dat veroordeelde voordien aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te Leek had opgegeven. Wat daar ook van zij, ook in een achteraf niet rechtsgeldig gebleken oproeping is geen grond gelegen om het wettelijke, gesloten stelsel van rechtsmiddelen te doorbreken. Dat dit in het civiele recht (kennelijk) anders is, doet hier niet aan af.
Het voorgaande brengt mee, dat de veroordeelde in zijn hoger beroep niet kan worden ontvangen.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. J.H. Bosch, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. J. Hielkema buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.