Parketnummer: 24-001091-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880565-09 en 17-880108-10
Arrest van 2 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 23 april 2010 in de oorspronkelijk onder de parketnummers
17-880565-09 en 17-880108-10 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
GBA adres: [adres] te [woonplaats],
doch feitelijk verblijvende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Soeteman, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B ten laste gelegde zal veroordelen tot 12 maanden gevangenistraf, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een opname in een begeleide woonvorm bij Talant of een soortgelijke instelling, als bijzondere voorwaarde.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2009 tot en met 7 december 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of diens gezin, in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of diens gezin, in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en/of tijdstippen in voornoemde periode (telkens)
- meermalen en/of langdurig op de mu(u)r(en) (deel uitmakende van een zogenaamde. twee-onder een kap woning) geslagen en of gebonkt, (althans) in elk geval meermalen (telkens) (geluids)overlast veroorzaakt (voor die [slachtoffer 1] en/of diens gezin),
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 16 november 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend ten over staan en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 1], met zijn verdachtes hand(en) een zogenaamde snijdende beweging(en) langs zijn, verdachtes, keel gemaakt (zijnde een zogenaamd I kill you gebaar, bedoeld voor die [slachtoffer 1]);
3.
hij op of omstreeks 26 september 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (deel uitmakende van de voordeur van een woning, gelegen aldaar aan of bij de [straat]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of woningbouwvereniging Accolade/Arqin, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
hij in of omstreeks de periode van 12 maart 2010 tot en met 20 maart 2010, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of diens gezin, in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of diens gezin, in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en/of tijdstippen in voornoemde periode (telkens)
- meermalen en/of langdurig op de mu(u)r(en) (deeluitmakende van een zogenaamde twee-onder een kap woning) geslagen en of gebonkt, (althans) in elk geval meermalen (telkens) (geluids)overlast veroorzaakt (voor die [slachtoffer 1] en/of diens gezin),
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot het in zaak A onder 1 en in zaak B ten laste gelegde heeft de raadsman ter zitting van het hof aangevoerd dat verdachte zich nimmer bewust is geweest van de omstandigheid dat hij door het bonken op de muren [slachtoffer 1] en haar gezin telkens heeft lastiggevallen. Daarbij heeft de raadsman gewezen op het lage IQ van verdachte. Volgens de raadsman kan het in zaak A onder 1 en in zaak B ten laste gelegde oogmerk om te dwingen iets te dulden dan ook telkens niet worden bewezen.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting van het hof is gebleken dat verdachte zowel in de in zaak A onder 1 als in de in zaak B ten laste gelegde pleegperiode in zijn woning, die deel uitmaakte van een zogenaamde twee-onder-één-kap woning, vele malen en/of langdurig op de muren heeft gebonkt, waarbij hij zijn buurvrouw [slachtoffer 1] telkens heeft lastiggevallen. Het hof is van oordeel dit lastigvallen telkens een zodanige mate van indringendheid, duur en frequentie heeft gehad, dat telkens sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1].
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij heeft gehandeld uit frustratie en uit jaloezie. Hij kon het niet verkroppen dat (het gezin van) [slachtoffer 1] twee auto's ter beschikking had, terwijl hij zelf gezakt was voor zijn rijexamen. Verdachte heeft ter zitting voorts verklaard dat hij dacht dat zijn buurvrouw [slachtoffer 1] door het kloppen en bonken op de muren contact met hem zou zoeken en bij hem langs zou komen. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat zijn handelen was gericht op [slachtoffer 1] van wie hij de aandacht wilde trekken. Bewezen kan worden verklaard dat verdachte het oogmerk had [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen (bij hem langs komen) of te dulden. Anders dan de raadsman heeft betoogd leidt het lage IQ van verdachte niet tot een ander oordeel omtrent het bewijs van het bestanddeel oogmerk, nu een laag IQ (volgens deskundigen heeft verdachte een IQ van 51 - 63) niet een zodanige ernstige geestelijke afwijking is dat aangenomen moet worden dat verdachte van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoken. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij in de periode van 15 november 2009 tot en met 7 december 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die
[slachtoffer 1] te dwingen iets te doen of te dulden, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en tijdstippen in voornoemde periode
- meermalen en langdurig op de muren (deel uitmakende van een zogenaamde. twee-onder een kap woning) gebonkt,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 16 november 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend ten over staan en zichtbaar voor die [slachtoffer 1], met zijn verdachtes hand zogenaamde snijdende bewegingen langs zijn, verdachtes, keel gemaakt (zijnde een zogenaamd I kill you gebaar, bedoeld voor die [slachtoffer 1]);
3.
hij op 26 september 2009, te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (deel uitmakende van de voordeur van een woning, gelegen aldaar aan de [straat]), toebehorende aan woningbouwvereniging Accolade/Arqin, heeft vernield;
hij in de periode van 12 maart 2010 tot 20 maart 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen of te dulden, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en tijdstippen in voornoemde periode
- meermalen en langdurig op de muren (deeluitmakende van een zogenaamde twee-onder een kap woning) gebonkt,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
belaging, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
onder 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
onder 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
in zaak B:
belaging, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 26 september 2009, toen hij zelfstandig een huurwoning bewoonde, een ruit van de voordeur van zijn onderbuurman vernield door met een steen tegen die ruit te slaan. Door het plegen van dit feit heeft verdachte de woningbouwvereniging (financi?le) schade berokkend.
In de periode van 15 november 2009 tot en met 7 december 2009 heeft verdachte, die toen weer bij zijn ouders woonde, zich schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer 1], de buurvrouw van verdachte. Verdachte heeft in die periode meermalen en langdurig op de muren van zijn woning, die deel uitmaakte van een zogenaamde twee-onder-één-kap woning, gebonkt. Uit de aangifte/klacht van [slachtoffer 1] d.d. 7 december 2009 blijkt dat zij door het handelen van verdachte angstig is geworden en zich bedreigd voelde. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van genoemde [slachtoffer 1]. Bovendien heeft verdachte dit feit gepleegd op een moment dat nog geen vijf jaren waren verlopen sedert hij bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 24 april 2009 onder parketnummer 17-880041-09 ter zake van een soortgelijk misdrijf tot 129 dagen gevangenisstraf, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, was veroordeeld.
Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 1] voornoemd op 16 november 2009 bedreigd met de dood door dreigend ten overstaan van en zichtbaar voor haar met zijn hand snijdende bewegingen langs zijn keel te maken. Dit feit dient te worden aangemerkt als een ernstige bedreiging van de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer 1].
In de periode van 12 maart 2010 tot 20 maart 2010 heeft verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan belaging van zijn buurvrouw [slachtoffer 1]. Deze belaging heeft op dezelfde wijze plaatsgevonden als de eerder hiervoor omschreven belaging. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 19 maart 2010 blijkt dat zij slecht slaapt door het handelen van verdachte. Verdachte heeft door zijn handelen wederom een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van genoemde [slachtoffer 1]. Bovendien heeft verdachte ook dit feit gepleegd op een moment dat nog geen vijf jaren waren verlopen sedert hij bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 24 april 2009 onder parketnummer 17-880041-09 ter zake van een soortgelijk misdrijf tot 129 dagen gevangenisstraf, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, was veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar in beginsel passend en geboden.
Daarnaast stelt het hof het volgende vast.
Uit de in het dossier omtrent verdachte aanwezige (reclasserings-) rapportage, in samenhang beschouwd met hetgeen de deskundige A.T. ten Dam ter zitting van het hof omtrent verdachte heeft verklaard, is het navolgende gebleken. Verdachte heeft een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in die zin, dat hij een ernstige verstandelijke beperking heeft. Hij functioneert op zwakzinnig niveau. Hij heeft niet dan wel onvoldoende geleerd hoe met hetgeen op zijn weg komt, om te gaan. Hij verblijft sedert mei 2010 op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) De Boog te Warnsveld. Hij wordt sedert ongeveer anderhalf jaar begeleid door onder meer
Ten Dam voornoemd. Volgens Ten Dam is de FPA op dit moment de enige mogelijkheid voor verdachte. Een eerdere poging om verdachte in een via de AWBZ gefinancierde instelling te laten opnemen, is niet gelukt. Uiteindelijk zal verdachte in het kader van een op te leggen bijzondere voorwaarde kunnen worden opgenomen in een begeleide woonvorm van Talant of een soortgelijke instelling. Sinds het moment dat verdachte is opgenomen in de FPA begint hij te leren zich aan gemaakte afspraken te houden. Hem wordt geleerd hoe hij zich moet gedragen. Hij is meewerkend geworden. Wel heeft hij volgens de reclassering en de FPA een stok achter de deur nodig. De bedoeling is om verdachte steeds meer aan te leren, waardoor hij leert steeds minder in de fout te gaan. Verdachte is in staat om bij te leren. Het wordt van groot belang geacht om verdachte binnen een gecontroleerde, dwingende structuur verder op weg te helpen en de risico's op delictgedrag terug te dringen. Geadviseerd wordt als bijzondere voorwaarde op te leggen een verplichte klinische behandeling binnen het forensisch psychiatrisch circuit, welke kan overgaan in een ambulante behandeling.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij begeleid wenst te worden en uiteindelijk in een begeleide woonvorm van Talant terecht zou willen komen.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justiti?le Documentatie d.d. 4 augustus 2010 blijkt, dat verdachte, op eerder vermelde veroordeling na, niet vaker is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
Alles afwegende, is het hof van oordeel, dat in dit geval passend is de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 355 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, met reclasseringstoezicht, ook indien dat inhoudt een klinische behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling De Boog te Warnsveld of een soortgelijke instelling voor maximaal de duur van de proeftijd en aansluitend het zich vestigen in een begeleide woonvorm van Talant of een soortgelijke instelling voor (in totaal) maximaal de duur van de proeftijd, als bijzondere voorwaarde.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 43a, 43b, 57, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van driehonderdvijfenvijftig dagen;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van negentig dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook indien die inhouden een klinische behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling De Boog te Warnsveld of een soortgelijke instelling voor maximaal de duur van de proeftijd en aansluitend de opname in een begeleide woonvorm van Talant of een soortgelijke instelling voor (in totaal) maximaal de duur van de proeftijd;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 9 november 2010.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Dam, voorzitter, mr. Lam?ris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. Greve, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.