Parketnummer: 24-001589-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-656123-07
Arrest van 2 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de
rechtbank Groningen van 6 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. Schoo, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken en hem ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 500,=, subsidiair 10 dagen hechtenis en de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 29 september 2007, in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een aan of nabij de [straat] gelegen voetbalveld, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het tegen het hoofd van die [benadeelde] stompen en/of slaan en/of
- het maken van een schoppende beweging in de richting van het hoofd van die [benadeelde];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 september 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [benadeelde] heeft gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
subsidiair:
hij op 29 september 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [benadeelde] heeft gestompt of geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Door en namens verdachte is ter zitting van het hof een beroep gedaan op noodweer, subsidiair noodweerexces. Hiertoe is aangevoerd dat aangever [benadeelde] verdachtes zoon, [naam], tweemaal bij de keel heeft gegrepen, waarop verdachte naar zijn zoon is toegelopen en hem heeft ontzet door een duwende of slaande beweging te maken tegen het lichaam van die [benadeelde].
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de verklaringen van aangever [benadeelde] en een aantal getuigen blijkt dat er tussen [benadeelde] en verdachtes zoon over en weer is geduwd (en getrokken) en dat verdachte daarna op [benadeelde] is afgelopen en hem in het gezicht heeft gestompt/geslagen. Uit de verklaring van verdachtes zoon [naam] en aantal andere getuigen blijkt dat zij het duwen (trekken) door aangever [benadeelde] omschrijven als het '(tweemaal) bij de keel grijpen/pakken'.
Wat er ook zij van dit verschil in waarneming en/of benoeming van de gedragingen van aangever [benadeelde], het hof stelt vast dat uit verschillende verklaringen blijkt dat op het moment dat verdachte naar zijn zoon en [benadeelde] toeliep en [benadeelde] stompte of sloeg het duwen (trekken) of bij de keel pakken/grijpen van zijn zoon door [benadeelde] reeds was geëindigd. Dit blijkt ook uit de verklaring van [naam] zelf, die heeft verklaard dat hij aangever [benadeelde] uiteindelijk van zich af heeft geslagen.
Gelet hierop is de lezing van de feiten die door en namens verdachte aan het beroep op noodweer ten grondslag is gelegd - namelijk dat verdachte zijn zoon [naam] heeft ontzet - niet aannemelijk geworden en kan het beroep op noodweer en noodweerexces niet slagen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 29 september 2007 [benadeelde], de vader van een teamgenoot van zijn zoon, op het voetbalveld mishandeld door hem in diens gezicht te stompen of te slaan. Als gevolg van dit handelen heeft [benadeelde] letsel bekomen aan zijn gebit (vier losgeraakte tanden) en pijn ondervonden. Door het plegen van dit feit is de lichamelijk integriteit van [benadeelde] geschonden.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 september 2010 blijkt, dat verdachte in het (verdere) verleden ter zake van strafbare feiten een aantal keren een transactie heeft betaald en eenmaal is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete, die ook door de politierechter is opgelegd, passend en geboden.
Het hof heeft bij de vaststelling van de geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof acht het bewezen verklaarde feit te ernstig om een schuldigverklaring zonder oplegging van straf uit te spreken, zoals door de raadsman is verzocht.
Benadeelde partij [benadeelde]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Greve, voorzitter, mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. Dam, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.