ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3761

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.057.315/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verstekvonnis; ontvankelijkheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door [appellante] tegen een verstekvonnis van de rechtbank Assen, uitgesproken op 11 november 2009. De zaak betreft de ontvankelijkheid van [appellante] in het hoger beroep, waarbij Achmea Zorgkantoor N.V. als geïntimeerde optreedt. Het hof heeft op 2 november 2010 uitspraak gedaan.

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld met dagvaarding van Achmea tegen de zitting van 2 maart 2010. Achmea betwist de ontvankelijkheid van [appellante] en stelt dat zij bij verstek is veroordeeld, waardoor op grond van artikel 335 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geen hoger beroep openstaat. Het hof heeft de argumenten van Achmea beoordeeld en vastgesteld dat [appellante] geen rechten kan ontlenen aan artikel 335 lid 2 Rv, omdat er geen vonnis is gewezen als bedoeld in artikel 140 lid 2 Rv.

Het hof concludeert dat [appellante] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep. Tevens is [appellante] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent hoger beroep bij verstekvonnissen en de voorwaarden waaronder een hoger beroep mogelijk is.

Uitspraak

Arrest d.d. 2 november 2010
Zaaknummer 200.057.315/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging,
advocaat: mr. C.C.N. Brens-Cats, kantoorhoudende te Emmen,
tegen
Achmea Zorgkantoor N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. Y. van Maarwijck, kantoorhoudende te Meppel.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 11 november 2009 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 9 februari 2010 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Achmea tegen de zitting van 2 maart 2010.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"(…) het vonnis d.d. 11 november 2009 door de rechtbank te Assen, sector kanton, locatie Emmen, gewezen tussen appellante als gedaagde en geïntimeerde als eiseres, te vernietigen en opnieuw rechtdoende geïntimeerde alsnog in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Achmea verweer gevoerd met als conclusie:
"(…) bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om de vordering van appellante in het appel af te wijzen en/of appellante in het appel in haar hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep ongegrond te verklaren met veroordeling van appellante in de kosten van het hoger beroep."
Voorts hebben partijen ieder een akte genomen.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
De ontvankelijkheid van [appellante] in het door haar ingestelde hoger beroep.
1. Achmea stelt dat [appellante] niet kan worden ontvangen in het door haar ingestelde hoger beroep. Achmea voert daartoe aan dat [appellante] in het door haar bestreden vonnis bij verstek is veroordeeld en dat op grond van het bepaalde in artikel 335 lid 1 Rv tegen een veroordeling bij verstek geen hoger beroep open staat.
2. [appellante] is van mening dat op grond van het bepaalde in artikel 335 lid 2 Rv, voor haar het rechtsmiddel van hoger beroep openstond .
3. Uit artikel 335 lid 1, eerste zin, Rv vloeit voort dat door de niet verschenen gedaagde van veroordelingen bij verstek geen hoger beroep kan worden ingesteld.
3.1. Ingevolge artikel 335 lid 2 Rv geldt daarop een uitzondering indien tegen de niet verschenen gedaagde een vonnis als bedoeld in artikel 140 lid 2 Rv is gewezen en de niet-verschenen gedaagde vooraf bij voorraad, tegen het stellen van zekerheid, aan het vonnis voldoet.
4. Het hof is van oordeel dat [appellante] geen rechten kan ontlenen aan het bepaalde in artikel 335 lid 2 Rv. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Tegen [appellante] is - anders dan artikel 335 lid 2 Rv eist - geen vonnis gewezen als bedoeld in artikel 140 lid 2 Rv, nu van een dergelijk vonnis alleen sprake is wanneer er in de betreffende procedure meerdere gedaagden zijn gedagvaard, waarvan ten minste één is verschenen en waarvan tegen de andere(n) verstek is verleend. Achmea heeft echter in de onderhavige procedure alleen [appellante] als gedaagde gedagvaard. De rechtbank heeft tegen [appellante] verstek verleend en vervolgens overeenkomstig het bepaalde in artikel 139 Rv op 19 november 2009 een (verstek-)vonnis gewezen.
5. Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat voor [appellante] tegen het vonnis van 19 november 2009 alleen het rechtsmiddel van verzet heeft opengestaan, zodat zij in het door haar tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep niet kan worden ontvangen.
De slotsom
6. Het hof zal [appellante] niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep. Het hof zal voorts [appellante], als de in het ongelijk te stellen partij, veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (tarief I, 1,5 punt ).
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen het door de rechtbank Assen op 9 november 2009 gewezen
(verstek-)vonnis;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Achmea op € 263,-- aan verschotten en op € 948,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. R.Ch. Verschuur, W. Breemhaar en R.E. Weening, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van 2 november 2010 in bijzijn van de griffier.