De feiten
2. In hoger beroep zal kunnen worden uitgegaan van de feiten, zoals die door de kantonrechter in overweging 2 (2.3 tot en met 2.7) van het tussenvonnis van 9 december 2009 zijn vastgesteld.
Het hof zal die feiten, voor zover van belang, hierna kort weergeven.
2.1 [geïntimeerde] heeft van de gemeente in huur een standplaats en een stenen berging op het woonwagencentrum [woonwagencentrum], plaatselijk bekend [adres]. Op de standplaats bevindt zich een [geïntimeerde] in eigendom toebehorende woonwagen.
2.2 In het kader van de door de gemeente gewenste herinrichting van het woonwagencentrum moeten op diverse standplaatsen werkzaamheden worden uitgevoerd ten behoeve van de heraansluiting op het nieuwe in de openbare ruimte aan te leggen hoofdriool en de vervanging van de huidige nutsvoorzieningen (gas, water, elektra, kabel en KPN).
2.3 De gemeente heeft [geïntimeerde] verzocht medewerking te verlenen opdat de beoogde werkzaamheden op en nabij de standplaats van [geïntimeerde] kunnen worden uitgevoerd. In dat kader is [geïntimeerde] een concept-vaststellingsovereenkomst toegezonden, waarin de in het kader van de uit te voeren werkzaamheden te maken afspraken zijn neergelegd. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de condities waaronder die werkzaamheden kunnen plaatsvinden.
2.4 In het rapport van aanpak, zoals dat in samenspraak tussen de gemeente, de civiele aannemer, de nutsbedrijven en de infra-aannemer tot stand is gekomen, zijn drie opties uitgewerkt, met als conclusie dat indien gekozen wordt voor uitvoering van de werkzaamheden conform optie 1, het niet noodzakelijk is de woonwagen te verplaatsen. In de brief d.d. 3 september 2009 van de door de gemeente ingeschakelde firma Tuinte Mobi-Home (hierna: Tuinte) wordt een en ander bevestigd.
2.5 [geïntimeerde] bleek vervolgens bereid haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van de werkzaamheden zonder de woonwagen te verplaatsen, op voorwaarde dat zij de herstelwerkzaamheden in eigen beheer, maar op kosten van de gemeente zou uitvoeren. Blijkens opgave van de gemeente kon [geïntimeerde] in aanmerking komen voor een vergoeding van € 10.5000,--, maar [geïntimeerde] kon zich daarin niet vinden. Zij wenste een kostenvergoeding van € 15.000,-- omdat ten onrechte geen rekening was gehouden met een post "onvoorzien", terwijl volgens [geïntimeerde] te voorzien was dat een en ander tot meer schade zou leiden en dus tot meer herstelkosten dan was begroot.
2.6 [geïntimeerde] heeft daarop het Konstruktieburo VDH te Emmen (hierna: VDH) ingeschakeld, dat op 6 november 2009 een "rapport n.a.v. grondwerkzaamheden m.b.t. scheurvorming" heeft uitgebracht. De gemeente is bij de totstandkoming van dit rapport niet betrokken geweest.