Uitspraak
Parketnummer: 24-001848-09
Parketnummers eerste aanleg: 17-756065-08 en 17-040582-04 (tul)
Arrest van 17 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 30 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot twee weken gevangenisstraf en de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 9 oktober 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Bewijsoverweging
Per besluit van 13 mei 2004 is het rijbewijs van verdachte met ingang van 20 mei 2004 ongeldig verklaard. Dit besluit is met een begeleidende brief aangetekend naar verdachte verzonden en niet retour gekomen. Uit de begeleidende brief blijkt dat verdachte zijn rijbewijs diende op te sturen. Dit rijbewijs is op 27 mei 2004 ontvangen door het CBR. In de begeleidende brief wordt ook duidelijk gemaakt hoe verdachte in het bezit kan komen van een nieuw rijbewijs.
Ter zitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard: "Ik heb verzuimd een nieuw rijbewijs aan te vragen, omdat ik niet op tijd mijn verblijfsvergunning heb verlengd. Deze was niet meer geldig."
Gezien het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof het boven redelijke twijfel verheven dat verdachte op 9 oktober 2008 wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof acht het ten laste gelegde - kort gezegd - rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 9 oktober 2008 te [plaats], terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto) van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Met name acht het hof niet bewezen dat de verdachte wegens een aan het bewezen verklaarde soortgelijk misdrijf is veroordeeld tot gevangenisstraf.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden in een auto, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hij heeft zich niets aangetrokken van de jegens hem genomen maatregel van ongeldigverklaring.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 november 2010 - eenmaal eerder is veroordeeld wegens het rijden met een ongeldig rijbewijs, meermalen gepleegd.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de - door de advocaat-generaal gevorderde en door de rechter in eerste aanleg opgelegde - gevangenisstraf van twee weken, ondanks vrijspraak van de recidivebepaling ex artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht, een passende en noodzakelijke bestraffing is. Hierbij is aansluiting gezocht bij de landelijk geldende oriëntatiepunten.
Tenuitvoerlegging (17-040582-04)
Bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 13 juli 2005 (parketnummer 17-040582-04), is veroordeelde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,- met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 7 februari 2008. De proeftijd is ingegaan op 7 februari 2008. De officier van justitie heeft op 17 april 2009 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde geldboete, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 13 juli 2005 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
een geldboete van vijfhonderd euro, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.