ECLI:NL:GHLEE:2010:BO4997

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.053.872
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en onderhoudsplicht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de onderhoudsplicht van een man jegens zijn kind en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding. De man, hierna te noemen 'de appellant', heeft in eerste aanleg een bijdrage van € 106,- per maand voor zijn kind vastgesteld gekregen, welke later is verhoogd naar € 123,50. De vrouw, hierna 'de geïntimeerde', heeft de man verzocht om een hogere bijdrage, maar de man heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft in haar beschikking van 14 oktober 2009 de bijdrage vastgesteld, maar de man is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep aangetekend. Hij stelt dat hij niet in staat is om bij te dragen aan de kosten van zijn kind, omdat hij zijn baan heeft verloren en zijn nieuwe partner geen inkomen heeft. De man heeft ook een schuld aan zijn ouders en stelt dat hij rekening moet houden met de kosten van kinderopvang voor een kind uit zijn nieuwe relatie. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de financiële situatie van beide partijen en de noodzaak van de kosten die de man maakt voor zijn nieuwe partner. Het hof oordeelt dat de man niet wettelijk onderhoudsplichtig is jegens zijn nieuwe partner en dat de kosten die hij voor haar maakt niet ten laste van de kinderalimentatie kunnen komen. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank voor zover het de kinderalimentatie betreft met ingang van 1 januari 2010, maar bekrachtigt de beschikking voor het overige. De man wordt in zijn verzoek om een lagere bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kind niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 16 november 2010
Zaaknummer 200.053.872
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.E.H. van Katwijk,
kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. H.A. Limonard,
kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 14 oktober 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [het kind] (hierna: [het kind]), geboren op
[2006] te [geboorteplaats], met ingang van 18 maart 2009 bepaald op € 106,- per maand en vanaf 1 juli 2009 op € 123,50 per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 14 januari 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 14 oktober 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat het verzoek van de vrouw om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] wordt afgewezen als zijnde niet-ontvankelijk, ongegrond en/of onbewezen, althans een zodanige beschikking te wijzen als het hof zal vermenen te behoren.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 18 februari 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man het bij zijn beroepschrift ingestelde verzoek te ontzeggen en de beschikking van 14 oktober 2009 te bekrachtigen dan wel een in goede justitie te bepalen onderhoudsbijdrage met ingang van een in goede justitie te bepalen datum vast te stellen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 28 juli 2010 met bijlagen van mr. Van Katwijk.
Ter zitting van 10 augustus 2010 is de zaak behandeld. Bijgestaan door hun advocaat zijn beide partijen verschenen.
De beoordeling
Feiten
1. [het kind] is geboren uit de affectieve relatie van partijen. De man heeft [het kind] erkend. Sinds het uiteengaan van partijen woont zij bij de vrouw.
2. Op 13 augustus 2007 is uit de nieuwe relatie van de man [het kind geboren uit de nieuwe relatie van de man] (hierna: [het kind geboren uit de nieuwe relatie van de man]) geboren.
3. Op 18 maart 2009 heeft de vrouw zich tot de rechtbank gewend met het verzoek te bepalen dat de man met ingang van 22 december 2008 € 250,- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind]. De man heeft zich hiertegen verweerd.
4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing is het appel van de man gericht.
De geschilpunten
5. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- de behoefte van [het kind];
- de draagkracht van de vrouw;
- de draagkracht van de man en wel op de volgende punten:
- de aflossing op de schuld aan zijn ouders;
- de kosten kinderopvang;
- het inkomen per 1 januari 2010.
De behoefte van [het kind]
6. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de behoefte van [het kind] met ingang van 18 maart 2009 in ieder geval € 106,- per maand bedraagt en vanaf 1 juli 2009 € 123,50 per maand, zoals de rechtbank heeft bepaald.
De draagkracht van de vrouw
7. De vrouw is een uitgeprocedeerde asielzoekster. Zij wordt financieel ondersteund door Respons. Dit is een stichting die noodhulp verstrekt aan mensen zonder verblijfsvergunning.
8. Ter zitting heeft de man erkend dat de vrouw geen draagkracht heeft.
9. Aldus staat niet meer ter discussie dat de vrouw niet in staat is enige bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind].
De aflossing op de schuld aan de ouders van de man
10. De man stelt dat rekening dient te worden gehouden met een aflossing van € 300,- per maand op een schuld aan zijn ouders. Hij stelt deze schuld te zijn aangegaan, omdat hij sinds eind 2006 een nieuwe partner heeft wiens kosten (huur, gas, water en licht, ziektekosten e.d.) volledig voor zijn rekening komen. Zijn nieuwe partner heeft de Surinaamse nationaliteit, heeft geen eigen inkomen en kampt met gezondheidsproblemen. Zij heeft geen WIA-uitkering aangevraagd, omdat dit een negatieve invloed zou hebben op de beoordeling door de IND van haar verblijfsrecht in Nederland, aldus de man.
11. In een draagkrachtberekening worden alleen die lasten betrokken die noodzakelijk zijn en die ten opzichte van het onderhoudsgerechtigde kind in ieder geval als redelijke uitgaven kunnen worden beschouwd.
12. Gesteld noch gebleken is dat de man en zijn nieuwe partner met elkaar getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben gesloten. Zodoende is niet aannemelijk geworden dat de man wettelijk gezien onderhoudsplichtig is jegens zijn nieuwe partner. Reeds daarom acht het hof de uitgaven van de man ten behoeve van zijn nieuwe partner ten opzichte van [het kind] niet redelijk. Deze lasten en de daarvoor afgesloten lening bij zijn ouders dient de man uit zijn vrije ruimte te betalen. [het kind] mag al helemaal niet de dupe worden van het uit rechtspositionele overwegingen niet aanvragen van een uitkering door de nieuwe partner van de man. De gevolgen van deze keuze dienen geheel voor rekening en risico van de man en zijn nieuwe partner te komen.
13. Een en ander spreekt te meer nu per 1 maart 2009 de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking is getreden. Onderdeel van die wet is de wijziging van artikel 1:400 BW. Daaruit vloeit voort dat kinderalimentatie voorrang heeft boven alle andere onderhoudsverplichtingen. Het gevolg daarvan is dat bij de bepaling van de draagkracht van de onderhoudsplichtige ouder geen rekening wordt gehouden met een nieuwe partner, ook in het geval sprake is van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap, en dat de draagkracht in eerste instantie volledig voor de kinderen wordt aangewend. Eventueel nog resterende draagkracht is beschikbaar voor andere onderhoudsgerechtigden dan kinderen.
De kosten van kinderopvang
14. De man stelt € 40,- per maand aan kosten te hebben voor de opvang van [het kind geboren uit de nieuwe relatie van de man]. Hij voert daartoe aan dat hij tot 1 januari 2010 een fulltime baan had en dat zijn nieuwe partner vanwege haar gezondheidsproblemen (fysiek en mentaal) niet de volledige zorg voor [het kind geboren uit de nieuwe relatie van de man] op zich kon nemen.
15. Reële noodzakelijke kosten van kinderopvang gemaakt om het inkomen te verwerven, kunnen na aftrek van de werkgeversbijdrage en de kinderopvangtoeslag bij de berekening van het draagkrachtloos inkomen worden betrokken.
16. Uit de stukken is niet gebleken dat de partner van de man niet fulltime voor [het kind geboren uit de nieuwe relatie van de man] zou kunnen zorgen. Zodoende is ook niet aannemelijk geworden dat de kosten van kinderopvang zo noodzakelijk zijn dat deze voor dienen te gaan op de kinderalimentatie ten behoeve van [het kind].
Het inkomen per 1 januari 2010
17. Uit een beëindigingsovereenkomst van 1 december 2009 blijkt dat de man per
1 januari 2010 zijn baan is kwijtgeraakt door een reorganisatie bij zijn werkgever ACN Europe B.V. (hierna: ACN). Voor de man is geen passende vacature gevonden binnen ACN.
18. Uit een brief van 29 december 2009 van het UWV blijkt dat de man per 1 februari 2010 recht heeft op een werkloosheidsuitkering. De door ACN aan de man uitgekeerde schadevergoeding beschouwt het UWV als loon over de opzegtermijn. Uit een drietal uitkeringspecificaties volgt dat de man vanaf 5 april 2010 € 1.399,- bruto, zijnde € 1.043,- netto, per vier weken ontvangt.
19. De man heeft het volgende aangevoerd. In zijn functie bij ACN hield hij zich bezig met projectbeheer en automatisering. Na zijn ontslag heeft hij in eerste instantie op vergelijkbare functies gesolliciteerd. Daarop werd hij echter steeds afgewezen, omdat hij slechts in het bezit is van een havo-diploma en geen vervolgopleiding heeft afgerond. Vervolgens is de man ook gaan solliciteren op (lagere) functies die beter aansluiten bij zijn opleidingsniveau, maar dan krijgt hij weer te horen dat hij overgekwalificeerd is wegens zijn werkervaring. Zo valt hij dus steeds tussen wal en schip. In combinatie met de huidige economische situatie is het extra moeilijk voor de man om snel een baan te vinden.
20. Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de man buiten zijn schuld zijn baan bij ACN is kwijtgeraakt en dat hij er alles aan doet om zo spoedig mogelijk weer een inkomen te verwerven op zijn oude niveau. Ook heeft de man in productie 25 bij voormelde brief van 28 juli 2010 van mr. Van Katwijk een uitgebreide uiteenzetting gegeven van de verschillende posten waaraan zijn afkoopsom van ACN is opgegaan. Het hof acht deze verklaring aannemelijk.
21. Het hof ziet geen aanleiding om uit te gaan van een ander inkomen dan de man feitelijk sinds zijn ontslag geniet. Doelmatigheidshalve wordt 1 januari 2010 daarbij als ingangsdatum genomen. Blijkens aangehechte berekening is de man met ingang van 1 januari 2010 niet in staat enige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] te voldoen. Tot die datum wordt de beschikking waarvan beroep bekrachtigd, nu daarin ten aanzien van de schuld aan de ouders van de man en de kosten kinderopvang geen wijzigingen hoeven te worden aangebracht en deze overigens niet is betwist.
Slotsom
22. De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de vastgestelde kinderalimentatie met ingang van 1 januari 2010 betreft;
en in zoverre opnieuw beslissende:
wijst het inleidend verzoek van de vrouw met ingang van 1 januari 2010 af;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch, W. Breemhaar en
G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
16 november 2010 in het bijzijn van de griffier.