ECLI:NL:GHLEE:2010:BO5091

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002664-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling voor openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het primair ten laste gelegde misdrijf van poging tot zware mishandeling, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Het hof oordeelde dat weliswaar bewezen was dat de verdachte geweld had gepleegd tegen de aangever, maar niet dat hij daarbij ook tegen het gezicht, hoofd of lichaam van de aangever had geschopt. De verdachte, die als 'first offender' werd beschouwd, kreeg een taakstraf van 80 uren opgelegd, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.

De feiten van de zaak dateren van 24 mei 2009, toen de verdachte samen met anderen openlijk geweld pleegde tegen de aangever op een openbare weg. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 120 uren, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden en de persoon van de verdachte aanleiding gaven tot een lagere straf. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, waarbij een schadevergoeding van € 549,15 werd toegewezen, maar andere delen van de vordering werden afgewezen.

Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat de kans op recidive als laag werd ingeschat. De verdachte had verklaard zijn lesje te hebben geleerd en zich bewust te zijn van de gevolgen van alcoholgebruik. De uitspraak van het hof is een voorbeeld van hoe de rechter rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het gepleegde feit bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002664-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-682029-09
Arrest van 19 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van
14 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens het primair ten laste gelegde misdrijf (medeplegen van poging tot zware mishandeling) veroordeeld tot een straf, een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij en daarbij een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde en voor het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 750,- aan immateriële en
€ 49,15 aan materiële schadevergoeding, in hoofdelijkheid met zijn mededaders en met oplegging van de schadevergoedings-
maatregel, en de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] (nadat deze naar of tegen de grond was geslagen en/of geduwd, dan wel gewerkt en/of zijn bewustzijn had verloren) meermalen en/of met kracht in en/of tegen het gezicht, dan wel op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 24 mei 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het (meermalen) duwen tegen de borst, althans het lichaam van die [benadeelde] en/of
- het (meermalen en/of met kracht) slaan in en/of tegen het gezicht en/of op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam van die [benadeelde] en/of
- het naar de grond duwen en/of slaan, dan wel werken van die [benadeelde] en/of
- het (meermalen en/of met kracht) schoppen in en/of tegen het gezicht, dan wel op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam van die [benadeelde];
meer subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 24 mei 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]) (meermalen) tegen de borst, althans het lichaam heeft geduwd en/of (meermalen en/of met kracht) in en/of tegen het gezicht en/of op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of naar de grond heeft geduwd en/of geslagen, dan wel gewerkt en/of (meermalen en/of met kracht) in en/of tegen het gezicht, dan wel op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft geschopt;
Vrijspraak
Het hof acht weliswaar bewezen dat verdachte jegens aangever geweld heeft gepleegd, doch niet dat hij of zijn mededader daarbij (ook) tegen het gezicht, het hoofd en/of het lichaam van aangever heeft geschopt. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag alsmede de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
subsidiair
hij op 24 mei 2009 te [plaats], met een ander, aan de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het meermalen en met kracht slaan in het gezicht en/of op het hoofd van die [benadeelde] en
- het naar de grond slaan van die [benadeelde].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in het uitgaansleven. Op de dansvloer van een feesttent in [plaats] was zonder duidelijke aanleiding enig "duw- en trekwerk" ontstaan, waarbij aangever en een tweetal vrienden van verdachte betrokken waren dan wel betrokken raakten. Verdachte voelde zich - naar eigen zeggen - geroepen om zijn vrienden te hulp te schieten. Hij heeft aangever vervolgens meermalen geslagen, waarmee verdachte de lichamelijke integriteit van aangever heeft geschonden. Uit de vordering van aangever als benadeelde partij blijkt dat hij aan het gebeuren gevoelens van onveiligheid in het uitgaansleven heeft overgehouden alsmede een enigszins aangetast zelfvertrouwen.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 augustus 2010, waaruit niet blijkt van een eerdere of latere veroordeling. Verdachte is derhalve aan te merken als "first offender".
Uit het - inmiddels enigszins gedateerde - rapport van de Raad voor de Kinder-bescherming van 24 september 2009 komt onder meer naar voren dat het thans ter beoordeling staande incident kan worden gezien als een eenmalige "misser". Het gevaar voor herhaling wordt als laag ingeschat. Verdachtes ontwikkeling wordt niet bedreigd noch is er een indicatie voor (verdere) hulpverlening. Zijn huiselijke omstandigheden en maatschappelijk functioneren geven evenmin reden tot zorg.
Ter terechtzitting van het hof van 5 november 2010 heeft verdachte verklaard zijn lesje te hebben geleerd en zich meer bewust te zijn van het feit dat alcoholgebruik kan leiden tot het al te lichtvaardig overgaan tot fysieke agressie.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat aan verdachte uit het oogpunt van vergelding een werkstraf moet worden opgelegd van na te melden duur. Dat deze van een geringere omvang is dan door de advocaat-generaal gevorderd, is gelegen in de hiervoor opgenomen overwegingen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering ad € 2.474,95 in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Uit het door de benadeelde partij ingediende voegingsformulier blijkt dat het gevorderde bedrag van € 2.474,95 bestaat uit gestelde materiële schade ten bedrage van € 474,95,- en immateriële schade, welke is begroot op € 2.000,-.
Met betrekking tot de materiële schadeposten stelt het hof het navolgende vast.
- De benadeelde partij geeft op dat hij driemaal het ziekenhuis in Sneek heeft bezocht in
verband met onderzoek en controle. De daarmee gemoeide kosten zijn begroot op
€ 27,60. Op grond van de stukken heeft het hof niet kunnen vaststellen dat de benadeelde
partij meer dan éénmaal voornoemd ziekenhuis heeft bezocht. Het hof zal deze
schadepost daarom toewijzen tot een bedrag van € 9,20, zijnde eenderde deel van het
gevorderde bedrag, en de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren
in dit deel van de vordering, nu dit deel niet van eenvoudige aard is.
- De benadeelde partij stelt dat van de op de betreffende avond door hem gedragen kleding
zijn jas en t-shirt onherstelbaar zijn beschadigd. Hij vordert daarvoor een vergoeding van
€ 69,95 voor de jas en € 39,95 voor het t-shirt. Uit de stukken blijkt niet dat als gevolg
van het bewezen verklaarde feit schade aan de jas van de benadeelde partij is ontstaan.
Het hof zal van deze schadepost daarom alleen het bedrag van € 39,95 voor het t-shirt
toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in
dit deel van de vordering, nu dit deel niet van eenvoudige aard is.
- De benadeelde partij vordert een bedrag van € 145,-, omdat tijdens de mishandeling
één van zijn contactlenzen is kwijtgeraakt, waardoor hij zich twee nieuwe contactlenzen moest laten aanmeten. Uit de stukken blijkt evenwel niet dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit een contactlens is kwijtgeraakt. Het hof zal de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering, nu dit deel niet van eenvoudige aard is.
- Ten slotte vordert de benadeelde partij een bedrag van € 210,- aan gederfde (netto)
inkomsten, omdat hij ten gevolge van zijn verwondingen gedurende een week niet heeft kunnen werken. Het hof stelt vast dat niet duidelijk is hoe lang de benadeelde partij zijn reguliere werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten, nu uit zijn ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring blijkt dat hij drie dagen niet heeft kunnen werken. Het hof acht dit deel van de vordering tot materiële schadevergoeding daarom van niet zo eenvoudige aard, dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zijn vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voor wat betreft de immateriële deel van de vordering acht het hof aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft ondervonden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Het hof stelt het toe te wijzen bedrag naar redelijkheid en billijkheid vast op € 500,- en wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding voor het overige af.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen tot een bedrag van € 549,50, met dien verstande, dat indien de mededader van verdachte dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Het hof bepaalt voorts dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedings-
maatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dat wil zeggen: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van tachtig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door veertig dagen jeugddetentie;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de hiervoor vermelde taakstraf, bestaande uit werkstraf, geheel in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren onbetaalde arbeid per dag in verzekering doorgebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijfhonderdnegenenveertig euro en vijftien cent, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering, voor zover niet toegewezen, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding, tot op heden begroot op nihil;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderdnegenenveertig euro en vijftien cent ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier.