ECLI:NL:GHLEE:2010:BO6413

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001410-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en vernieling met gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en vernieling, maar had hoger beroep aangetekend. De advocaat-generaal had gevorderd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde en een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor de overige feiten. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] met zijn auto heeft aangereden, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Wel heeft het hof bewezen verklaard dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld, een keukendeur en buitendeur heeft vernield, en [slachtoffer 2] heeft mishandeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand is gelast. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en zijn eerdere veroordelingen. De uitspraak benadrukt de inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en de noodzaak van normhandhaving.

Uitspraak

parketnummer: 24-001410-10
parketnummers eerste aanleg: 18-670035-10 en 19-620018-08 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
Arrest van 25 november 2010 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van
20 mei 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.S. Slinkman, advocaat te Appingedam.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis vrijgesproken van het onder 5 aan hem ten laste gelegde en heeft de verdachte wegens de onder 1 primair, 2, 3 en 4 aan hem ten laste gelegde misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft op de vordering van de benadeelde partij en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 5 ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair aan hem ten laste gelegde en hem ter zake van het onder 1 subsidiair,
2, 3 en 4 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde: reclasseringstoezicht.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis - voor zover dat aan hoger beroep is onderworpen - vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover hier van belang - ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 28 september 2009, te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (auto) achter die [slachtoffer 1] is aangereden en/of (vervolgens) met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (auto) tegen die [slachtoffer 1] is aangereden, in elk geval die [slachtoffer 1] heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, op of omstreeks 28 september 2009, te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm en rustig overleg met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (auto) achter die [slachtoffer 1] is aangereden en/of (vervolgens) met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (auto) tegen die [slachtoffer 1] is aangereden, in elk geval die [slachtoffer 1] heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 28 september 2009, te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op of omstreeks 4 december 2009, te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een een keukendeur en/of een buitendeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij, op of omstreeks 24 januari 2010, te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), in een wurggreep heeft gehouden en/of tegen haar lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of haar de mond heeft dichtgedrukt/dichtgehouden en/of haar tegen/in haar gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 1 subsidiair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe dat niet vast staat dat de verdachte het opzet had [slachtoffer 1] aan te rijden met zijn auto en aldus, al dan niet met voorbedachten rade, om het leven te brengen. Niet uitgesloten kan worden dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting van het hof heeft verklaard, uitsluitend de bedoeling heeft gehad om de zich van hem vandaan bewegende [slachtoffer 1] in te halen met zijn auto en hem vervolgens enkele klappen toe te dienen.
De - voor de verdachte belastende - waarneming van de beeldopname van dit voorval zoals die door de verbalisant [verbalisant 1] is beschreven, kan niet leiden tot een ander oordeel. Dit op grond van de omstandigheid dat - die beeldopname gezien hebbende - noch de raadsman van de verdachte, noch de advocaat-generaal, noch het hof de juistheid van de waarneming van verbalisant [verbalisant 1] op essentiële onderdelen volledig kunnen onderschrijven. In het bijzonder blijkt uit die beeldopname niet van enige beweging of bewegingsrichting van [slachtoffer 1].
Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 4 ten laste gelegde
Aangeefster [slachtoffer 2] is met betrekking tot haar aangifte ter zake van het onder
4 ten laste gelegde als getuige gehoord ter terechtzitting in eerste aanleg. Blijkens het proces-verbaal van die terechtzitting heeft [slachtoffer 2] op essentiële onderdelen een geheel andere lezing van de feitelijke gebeurtenissen gegeven dan zij in haar aangifte heeft gedaan.
Het hof acht - evenals de rechtbank - die getuigenverklaring van [slachtoffer 2] ongeloofwaardig. Het hof overweegt hiertoe dat de aangifte van [slachtoffer 2] ter zake van het onder 4 ten laste gelegde op essentiële onderdelen overeenkomt met de inhoud van andere bewijsmiddelen, te weten de verklaring van de getuige [getuige] en de waarneming door de verbalisant [verbalisant 2] van het door [slachtoffer 2] opgelopen letsel.
Onder deze omstandigheden kan het niet anders dan dat [slachtoffer 2] in haar getuigenverklaring tegenover de rechtbank - om haar moverende redenen - niet naar waarheid heeft verklaard.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 28 september 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 4 december 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een keukendeur en een buitendeur, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield;
4.
hij op 24 januari 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2], in een wurggreep heeft gehouden en tegen haar lichaam heeft gestompt en geslagen en haar de mond heeft dichtgedrukt/dichtgehouden en haar tegen/in haar gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 2 en feit 4, telkens:
mishandeling;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit het strafdossier van de verdachte blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en heeft hen pijn en letsel toegebracht. Het hof hanteert ter zake van een dergelijk delict een oriëntatiepunt voor straftoemeting dat in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf impliceert.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling. De verdachte heeft met dit handelen schade en overlast berokkend aan de gedupeerde.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 september 2010 blijkt - ten nadele van de verdachte - dat hij reeds eerder is veroordeeld, onder meer ter zake van mishandelingen.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het door de Reclassering over de verdachte opgemaakte adviesrapport van 28 april 2010, en zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Daaruit blijkt dat het delictgedrag van de verdachte werd voorafgegaan door alcoholmisbruik, dat de verdachte op diverse leefgebieden problemen ervaart en dat de kans op herhaling van delictgedrag als hoog wordt ingeschat.
Het vorenstaande in aanmerking nemende en vanuit het oogpunt van normhandhaving en vergelding, dienen de bewezen verklaarde feiten naar het oordeel van het hof te worden bestraft door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 21 maart 2008 is de veroordeelde (onder meer) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 5 april 2008. De proeftijd is op 5 april 2008 ingegaan.
De officier van justitie heeft op 28 april 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormeld voorwaardelijk strafdeel, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis het bevel was gegeven, dat dit strafdeel voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de thans aan de orde zijnde ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat de veroordeelde de thans aan de orde zijnde bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, is het hof van oordeel dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde vrijheidsstraf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, voor zover dat aan hoger beroep is onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde;
verklaart het aan de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde bij het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 21 maart 2008 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. J.H. Bosch, in tegenwoordigheid van G.G. Eisma als griffier.
Mr. J.H. Bosch is buiten staat dit arrest te ondertekenen.