ECLI:NL:GHLEE:2010:BO6417

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002648-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen van hennepplanten en diefstal van stroom

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was beschuldigd van het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit ten behoeve van deze hennepkwekerij. De feiten vonden plaats tussen 1 februari 2008 en 11 maart 2008, waarbij de verdachte in zijn woning een hoeveelheid van ongeveer 355 hennepplanten had. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging hiertegen in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en tot een werkstraf van 100 uren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen, waarbij het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal als misdrijven werden gekwalificeerd.

De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals de persoon van de verdachte. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 100 uren, met de waarschuwing dat bij het niet naar behoren verrichten van de werkstraf vervangende hechtenis zou worden toegepast.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002648-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-652108-08
Arrest van 26 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 14 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.G.T. Stapelbroek, advocaat te Arnhem.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 1 februari 2008 tot en met 11 maart 2008 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 355, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2008 tot en met 11 maart 2008 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] b.v., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 februari 2008 tot en met 11 maart 2008 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld in de woning [adres], een hoeveelheid van in totaal ongeveer 355 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 februari 2008 tot en met 11 maart 2008 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan [slachtoffer] b.v.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
diefstal.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 februari 2008 tot en met 11 maart 2008 - naar eigen zeggen handelend uit winstbejag - schuldig gemaakt aan het telen van 355 hennepplanten. Aldus heeft verdachte een voor de volksgezondheid schadelijk middel geproduceerd. Tevens heeft verdachte zich ten behoeve van de hennepkwekerij schuldig gemaakt aan diefstal van stroom.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 14 september 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, waaronder voor soortgelijke feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 100 uren, een passende en noodzakelijke bestraffing is. De voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal begaan.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J. Hielkema en
mr. J.F. Aalders, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde
mr. J.F. Aalders buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
- 5 - 24-002648-08