Parketnummer: 24-002921-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-753494-09
Arrest van 2 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede de onderzoeken op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2008 te of bij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne en/of THC, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Nadere overweging met betrekking tot het te bezigen bewijs
De politierechter heeft verdachte van het hem ten laste gelegde vrijgesproken omdat - kort gezegd - verdachte niet op de hoogte is geraakt van het resultaat van het bij hem ingestelde bloedonderzoek. Er is geen sprake geweest van een 'onderzoek' in de zin van art. 8 WVW 1994. Het verslag van het NFI d.d. 27 november 2008 heeft de politierechter dan ook niet voor het bewijs gebruikt. Het overige voorhanden zijnde bewijsmateriaal is te weinig om tot een bewezenverklaring te komen.
Het hof is echter met het Openbaar Ministerie van oordeel dat er ook zonder het
NFI-verslag voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd, hetgeen blijkt uit de volgende bewijsmiddelen.
1. Een schriftelijk stuk, te weten een fotokopie van een proces-verbaal, nr. 2008068465-1, d.d. 1 juli 2008 op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, Recherche 01, en [verbalisant 2], brigadier van politie, Team 07, beiden dienstdoende bij het Drugs Overlast Team te [plaats], - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisanten:
Op 28 juni 2008, omstreeks 01.10 uur, zagen wij dat de ons bekende [verdachte] als bestuurder van een personenauto die auto parkeerde op het parkeerterrein aan de [straat] te [plaats]. Wij zagen dat hij daar ongeveer 20 minuten in de auto bleef zitten. Wij zagen dat hij daarna met zijn auto naar de [straat] te [plaats] reed en dat hij daar zijn auto tot stilstand bracht. Wij zagen dat hij in die auto rookte op een manier waarop men verdovende middelen rookt, namelijk met een pijpje. Wij zagen dat hij hierna met zijn auto weg reed. Even later werd hij op onze aanwijzing door collega's [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in de [straat] te [plaats] staande gehouden. Bij de staande houding zagen wij in de midden-console van de auto van [verdachte] een wikkel liggen met daarin een op cocaïne gelijkend poeder. Hierop is [verdachte] aangehouden.
2. Een proces-verbaal, nr. 2008068465-7, d.d. 16 december 2008 op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 3], brigadier van politie, [verbalisant 5], inspecteur van politie, en [verbalisant 4], surveillant van politie, allen van Team [plaats], - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisanten, dan wel een of meer hunner:
Op 28 juni 2008 te 02.20 uur zagen wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 4], dat een persoon als bestuurder van een personenauto, een Volkswagen Polo, deze bestuurde op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], te [plaats]. Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 4], hebben de bestuurder een stopteken gegeven waaraan hij voldeed. Deze bestuurder is korte tijd later door het Drugs Overlast Team in de [straat] aangehouden. De bestuurder gaf mij, [verbalisant 5], op te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [1970] te [plaats]. Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 4], vermoedden dat
[verdachte] onder invloed van een andere in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde stof dan alcoholhoudende drank verkeerde, omdat er bij [verdachte] een wikkel was gevonden met daarin op cocaïne gelijkende stof.
3. Een proces-verbaal, nr. 2008068465-6, d.d. 28 juni 2008 op ambtsbelofte/ ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4], surveillant van politie, en [verbalisant 3], brigadier van politie,
beiden van Team [plaats], - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verdachte:
Op 28 juni 2008 in de vroege ochtenduren heb ik als bestuurder van een Volkswagen Polo onder invloed van cocaïne gereden. Ik had ongeveer 0,2 gram cocaïne gebruikt. Ik heb deze cocaïne gerookt op een parkeerterrein in de auto. Ik weet dat het verboden is om onder invloed van drugs te rijden. In de [straat] te [plaats] ben ik staande gehouden door de politie. Ik gebruik verder geen medicijnen of andere drugs. Ik heb geen koorts en ben niet ziek.
Nadere bewijsoverweging
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van cocaïne de rijvaardigheid kan verminderen.
Op grond van de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in samenhang beschouwd met het hiervoor vermelde feit van algemene bekendheid, leidt het hof af dat de verdachte op 28 juni 2008 in de vroege ochtenduren, toen hij te [plaats] de Volkswagen Polo bestuurde, onder zodanige invloed van cocaïne verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
verdachte op 28 juni 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 28 juni 2008 schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, door een personenauto te besturen, terwijl hij verkeerde onder invloed van cocaïne. Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Uit het verdachte betreffende (16 pagina's tellende) Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 augustus 2010 blijkt onder meer, dat verdachte meermalen ter zake van het plegen van (onder meer) een soortgelijk feit als bewezen verklaard onherroepelijk tot (onder meer) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en ontzeggingen van de rijbevoegdheid is veroordeeld. Deze straffen hebben verdachte er niet van weerhouden het bewezen verklaarde feit te plegen.
Op grond van het vorenstaande is de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en een ontzegging voor de duur van 12 maanden passend en geboden. Het hof zal die straffen aan verdachte opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twaalf maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Anjewierden, voorzitter, mr. Hielkema en
mr. Greve, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.