ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8025

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001439-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Greve
  • mr. Anjewierden
  • mr. Hielkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal met geweld en overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1949, was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. J.J. de Vries. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld, gepleegd op 12 november 2007, waarbij hij twee verpakkingen vlees had weggenomen uit een winkel en de eigenaar met een mes had bedreigd. De politierechter had een gevangenisstraf van acht weken opgelegd, waarvan vier weken voorwaardelijk, en een werkstraf. De advocaat-generaal had in hoger beroep dezelfde straffen gevorderd.

Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, maar constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van het hoger beroep was overschreden met meer dan zes maanden. Ondanks deze overschrijding besloot het hof geen strafvermindering toe te passen, maar volstond met de vaststelling dat artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) was geschonden. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken op, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van vijftig uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. Het hof benadrukte dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijke diefstal was veroordeeld en dat hij in aanmerking kwam voor een voorwaardelijke straf.

De uitspraak van het hof is een belangrijke reminder van de noodzaak om de redelijke termijn in strafzaken te respecteren, en de gevolgen die dit kan hebben voor de uiteindelijke strafoplegging. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof ook rekening hield met de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001439-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-753389-07
Arrest van 2 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 9 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1949] te [geboorteplaats],
volgens opgave van de raadsman van verdachte:
verblijvende te [woonadres]
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft zij gevorderd dat het hof het in beslag genomen mes aan het verkeer zal onttrekken.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 12 november 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in of uit een winkel, (onder meer) twee verpakkingen vlees (sucadelappen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Spar en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat dat hij, verdachte, een mes (uit zijn broekzak) heeft gepakt en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of (vervolgens) dreigend heeft gezegd: "ik steek je neer" en/of "los litte en oars jou ik dy een feeg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 12 november 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in de richting van die [slachtoffer] gehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik steek je neer" en/of "los litte oars jou ik dy in feeg"", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair:
hij op 12 november 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een winkel, twee verpakkingen vlees (sucadelappen), toebehorende aan het winkelbedrijf Spar, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes uit zijn broekzak heeft gepakt en in de richting van die [slachtoffer] heeft gehouden en vervolgens dreigend heeft gezegd: "ik steek je neer" of "los litte en oars jou ik dy een feeg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 12 november 2007 in een winkelbedrijf twee verpakkingen vlees (sucadelappen) weggenomen. Deze diefstal is gevolgd van bedreiging met geweld, gericht tegen de eigenaar van die winkel, die hem in die winkel op heterdaad betrapte. Door het plegen van dit feit heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Daarnaast heeft hij niet geschuwd die eigenaar van de winkel met een mes te bedreigen.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 augustus 2010 blijkt, dat verdachte niet eerder ter zake van een (soortgelijke) diefstal is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting "Art. 312 Sr diefstal" is de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan
4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, in beginsel passend en geboden.
Daarnaast stelt het hof het volgende vast.
Verdachte, thans 61 jaar oud, is volgens de raadsman 18 jaren geleden betrokken bij een ernstig ongeval, waarbij zijn beide benen zijn verbrijzeld. Hij is dan ook slecht ter been en is al geruime tijd inwonend bij een gezin. Volgens de raadsman is verdachte in staat om zittend werk te verrichten. Verdachte kan werkstraf ondergaan.
Uit voormeld Uittreksel blijkt dat verdachte na het plegen van het bewezen verklaarde feit niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Op grond van al het vorenstaande is het hof van oordeel, dat in dit geval kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Het hof beoogt met de voorwaardelijke strafoplegging mede te bereiken dat verdachte niet wederom een (soortgelijk) strafbaar feit zal plegen.
De raadsman heeft ter zitting van het hof aangevoerd, dat strafvermindering dient plaats te vinden wegens schending van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM tussen het plegen van het feit op 12 november 2007 en de behandeling van het hoger beroep voor dit hof op 18 november 2010.
Op 30 mei 2008 is namens verdachte hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis. De stukken van het geding zijn op 19 juni 2008 bij dit hof binnen gekomen. Op 2 december 2010 is het geding in hoger beroep met een einduitspraak afgerond.
De berechting in hoger beroep heeft niet plaatsgevonden binnen 2 jaar. In hoger beroep is sprake van overschrijding van de redelijke termijn met ruim 6 maanden.
Nu het hof, als laatste feitelijke instantie, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een taakstraf in de vorm van een werkstraf, waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte minder beloopt dan 100 uren, zal opleggen, volstaat het hof met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Verbeurdverklaring.
Het door het hof verbeurd te verklaren voorwerp is daarvoor vatbaar. Immers, met behulp van dat voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan en het behoort toe aan verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast;
verklaart verbeurd:
een herdersmes, lemmet 80 mm. bij 15 mm. en handgreep 11 mm.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Greve, voorzitter, mr. Anjewierden en
mr. Hielkema, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.