ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8072

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003061-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Greve
  • A. Anjewierden
  • H. Hielkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van het tweemaal plegen van mishandeling. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft het hoger beroep ontvankelijk verklaard, maar voor zover het gericht was tegen de vrijspraak van een van de ten laste gelegde feiten, werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit en veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor de subsidiaire en andere ten laste gelegde feiten, met een schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, waardoor de verdachte van dat feit werd vrijgesproken. Wel werd bewezen verklaard dat de verdachte op 28 maart 2007 en 12 maart 2007 mishandelingen had gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met een vervangende hechtenis van 50 dagen indien hij de werkstraf niet naar behoren verrichtte. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, die alleen bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden, waarbij het hof rekening hield met de positieve ontwikkeling van de verdachte.

De uitspraak van het hof is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. De zaak is van belang voor de toepassing van strafrechtelijke maatregelen en de beoordeling van mishandeling.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003061-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-841529-07
Arrest van 2 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden
van 19 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.A. Veenstra,
advocaat te Joure.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, voor zover vatbaar voor hoger beroep, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde zal vrijspreken en hem ter zake van het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van
€ 3.613,75 (immateriële schade en bijbetalen tandarts), een schadevergoedingsmaatregel ter zake van dat bedrag zal opleggen, de vordering van de benadeelde partij voor zover betrekking hebbende op de mobiele telefoon zal afwijzen en de benadeelde partij voor het overige gevorderde niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover daarvoor vatbaar, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Voor zover voor dit hoger beroep van belang is aan de verdachte ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen en/of met kracht) met geschoeide voet (met stalen neuzen) in/tegen het gezicht en/of hoofd van die [benadeelde] heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte:
hij op of omstreeks 28 maart 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een kaakfractuur, die aanleiding geeft tot een (aantal) operatie(s) en/of een gebroken (onder)arm) heeft toegebracht, door deze opzettelijk (meermalen en/of met kracht):
- met geschoeide voet (met stalen neuzen) in/tegen het gezicht en/of hoofd en/of arm te
schoppen en/of te trappen en/of
- in/tegen het gezicht en/of hoofd te slaan en/of te stompen;
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte:
hij op of omstreeks 28 maart 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde]) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
- (met geschoeide voet met stalen neuzen) in/tegen het gezicht en/of hoofd en/of arm
van die [benadeelde] geschopt en/of getrapt en/of
- in/tegen het gezicht en/of hoofd van die [benadeelde] geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten een kaakfractuur, die aanleiding geeft tot een (aantal) operatie(s) en/of een gebroken (onder)arm), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 12 maart 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) bij de keel heeft gepakt en/of (met gebalde vuist) in/tegen het gezicht geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Gedeeltelijke vrijspraak feit 1
Het hof is - met de advocaat-generaal en de verdediging - van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte opzettelijk heeft gepoogd om aangever [benadeelde] van het leven te beroven, zodat hij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
Evenmin acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
[benadeelde] verklaart in zijn aangifte dat hij van verdachte een klap in zijn gezicht kreeg. Vervolgens zegt hij dat verdachte geweld tegen hem heeft gebruikt, maar ook dat (medeverdachte) [medeverdachte] dat deed. Er is niet ten laste gelegd dat verdachte het feit tezamen en in vereniging zou hebben gepleegd.
Verdachte heeft - ook ter terechtzitting van het gerechtshof - bekend dat hij [benadeelde] een vuistslag in het gezicht heeft gegeven, maar hij ontkent meer geweld te hebben gebruikt. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] ondersteunt de aangifte onvoldoende waar het gaat om het ten laste gelegde schoppen door verdachte en het daardoor ontstane letsel. Voorts blijkt uit het dossier dat er voorafgaand aan het incident door betrokkenen in aanzienlijke mate alcohol is genuttigd. Dat maakt dat het hof de tegenover de politie afgelegde verklaringen met de nodige behoedzaamheid beoordeelt.
Gezien het voorgaande is het hof er niet van overtuigd dat het verdachte is geweest die opzettelijk met schoenen met stalen neuzen aangever in het gezicht, hoofd en/of armen heeft geschopt en dat het verdachte is geweest die het ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.
Het hof zal de verdachte daarom ook vrijspreken van hetgeen hem meer subsidiair is ten laste gelegd, tenminste waar het gaat om het opzettelijk schoppen of trappen van [benadeelde] en het door die mishandeling ontstane zwaar lichamelijke letsel.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1 meer subsidiair:
hij op 28 maart 2007 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], opzettelijk een persoon te weten [benadeelde] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, in het gezicht van die [benadeelde] geslagen of gestompt, tengevolge waarvan deze pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 12 maart 2007 te [plaats 1], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], met kracht bij de keel heeft gepakt en met gebalde vuist in het gezicht geslagen en gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld 1 meer subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert telkens op het misdrijf:
1 meer subsidiair en 3:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft onder invloed van alcoholhoudende drank [slachtoffer] op 12 maart 2007 mishandeld. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer] bloeduitstortingen rond het rechteroog en een bloedneus bekomen en heeft hij pijn ondervonden.
Ruim veertien dagen later heeft verdachte, wederom onder invloed van alcoholhoudende drank, [benadeelde] mishandeld. [benadeelde] heeft door die mishandeling pijn ondervonden.
Door het plegen van deze feiten heeft verdachte de lichamelijk integriteit van [slachtoffer] en [benadeelde] geschonden.
Uit het verdachte betreffende (13 pagina's tellende) Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 november 2010 blijkt dat verdachte vele malen ter zake van het plegen van strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld, waaronder meermalen ter zake van het plegen van mishandelingen.
Op grond van het vorenstaande en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting "Art. 300 Sr eenvoudige mishandeling" is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend en geboden.
Daarnaast stelt het hof het volgende vast.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij zijn alcoholgebruik drastisch heeft verminderd. Hij is bewust uit [plaats 1] vertrokken naar [plaats 2] om niet meer met criminele vrienden in aanraking te kunnen komen.
Het lijkt er derhalve op dat verdachte een andere - positieve - weg is ingeslagen.
Gezien het voorgaande is een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, een passende straf. Deze straf is beduidend minder zwaar dan de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede omdat het hof ter zake van het onder 1 ten laste gelegde minder heeft bewezen verklaard dan de advocaat-generaal bewezen achtte.
Benadeelde partij
Gebleken is dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels niet is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover voor hoger beroep vatbaar, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte 1 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Greve, voorzitter, mr. Anjewierden en mr. Hielkema, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.