ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8404

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001325-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en medeplegen van mishandeling na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging en subsidiair medeplegen van mishandeling. De politierechter had een straf opgelegd en een maatregel getroffen, maar de verdachte ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van de ten laste gelegde feiten en de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou verklaren.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de betrokkenheid van de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De tenlastelegging betrof geweldpleging op 1 oktober 2007, waarbij de verdachte samen met anderen openlijk geweld zou hebben gepleegd tegen de benadeelde partij. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de hem ten laste gelegde feiten, en heeft hem derhalve vrijgesproken.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de benadeelde partij, die zich in de eerste aanleg had gevoegd, niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering, gezien de vrijspraak van de verdachte. Het hof heeft bepaald dat de benadeelde partij de kosten van het geding dient te dragen, welke tot op heden op nihil zijn begroot. Deze uitspraak markeert een belangrijke beslissing in het strafrecht, waarbij de rechten van de verdachte en de eisen van bewijsvoering centraal staan.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001325-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-655436-07
Arrest van 17 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 15 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.S. de Groene, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde en de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 01 oktober 2007, te [plaats], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit het meerdere malen, althans eenmaal slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 oktober 2007, te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]) meerdere malen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is bij hetgeen hem primair dan wel subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering in hoger beroep voort.
De benadeelde partij dient in verband met de vrijspraak ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. Het hof acht termen aanwezig te bepalen dat de benadeelde partij de kosten zal dragen van dit geding, tot op heden begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de kosten draagt van het geding, tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. O. Anjewierden en mr. G.J. Niezink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.