ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002079-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van drugs door verdachte met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1969 en thans verblijvende in een inrichting voor stelselmatige daders, was eerder veroordeeld voor het verkopen van methadon en het in bezit hebben van heroïne en cocaïne. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot straffen en de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2007 opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door methadon, heroïne en cocaïne te verkopen en in bezit te hebben.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld. De op te leggen straf is bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat de verdachte reeds in een inrichting verblijft en een onvoorwaardelijke straf niet wenselijk werd geacht. Tevens is vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM is overschreden, maar dit werd gecompenseerd door de aard van de opgelegde straf.

Het hof heeft de in beslag genomen drugs onttrokken aan het verkeer en heeft de teruggave gelast van andere in beslag genomen goederen aan de verdachte. De uitspraak van het hof is een belangrijke stap in de behandeling van drugsmisdrijven en benadrukt de noodzaak van een evenwichtige strafmaat, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002079-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-650173-08 en ad informandum: 18-655431-07 en
18-651384-08
Arrest van 17 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 20 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
thans uit andere hoofde verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Achterhoek - Gevangenis Ooyerhoekseweg te Zutphen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. Chr. de Roos, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven, daarbij rekening houdend met ad informandum gevoegde feiten, veroordeeld tot straffen en de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte - meewegend de ad informandum gevoegde feiten - zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, en de in beslag genomen goederen verbeurd zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 31 oktober 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 40 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon, zijnde methadon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,48 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 0,40 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 4 december 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5,46 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 19 augustus 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1,54 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 0,72 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigende bewezen dat:
1.
hij op 31 oktober 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk heeft verkocht 40 pillen van een materiaal bevattende methadon, zijnde methadon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 31 oktober 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,48 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en 0,40 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 4 december 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad 5,46 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 19 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,54 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en 0,72 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2, 3 en 4.
telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 31 oktober 2007 schuldig gemaakt aan de verkoop van een veertigtal methadonpillen. Daarnaast heeft hij op 19 augustus 2007 en 4 december 2007 hoeveelheden van heroïne en/of cocaïne aanwezig gehad. Het bezit en de verkoop van die middelen is verboden omdat het gebruik daarvan risico's meebrengt voor de gezondheid en de handel in drugs in het algemeen schade van velerlei aard kan veroorzaken in de samenleving.
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken, dat verdachte zich ook nog aan andere strafbare feiten schuldig heeft gemaakt, te weten het op 2 augustus 2007 te [plaats] aanwezig hebben van 7,1 gram cocaïne en heroïne en het op 11 maart 2008 te [plaats] plegen van lokaalvredebreuk in het [ziekenhuis] aldaar. Deze strafbare feiten zijn ad informandum gevoegd en vermeld op de inleidende dagvaarding. Deze strafbare feiten, die ter terechtzitting en bij de politie door verdachte zijn erkend als door hem te zijn gepleegd, zal het hof meewegen in de aan de verdachte op te leggen straf, waarmee deze feiten zijn afgedaan.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 september 2010, waaruit blijkt dat verdachte vele malen nadien wegens strafbare feiten is veroordeeld, waaronder een veroordeling tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, alwaar verdachte sinds 1 februari 2010 is geplaatst.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende bestraffing is. Een lichtere strafmodaliteit is thans niet aan de orde. Verdachte verblijft thans in een inrichting voor stelselmatige daders. Het hof acht het om die reden niet wenselijk om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Derhalve zal het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, opleggen. Deze voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst - na voltooiing van de ISD maatregel - opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Het hof stelt voorts vast dat in de appelfase de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM is overschreden, nu niet binnen twee jaren na het instellen van het rechtsmiddel (op 18 augustus 2008) een eindarrest is gewezen. Gelet op de geheel voorwaardelijke aard van de op te leggen gevangenisstraf wordt de verdragsschending voldoende gecompenseerd door de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6 van het EVRM.
Onttrekking aan het verkeer
Het hof zal de in beslag genomen bolletjes heroïne (6 stuks) en bolletjes cocaïne (6 + 9 stuks) onttrekken aan het verkeer. Met betrekking tot deze drugs zijn strafbare feiten begaan en deze drugs zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave
Het hof zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de in beslag genomen mobiele Philips telefoon, de mobiele Motorola telefoon, de 1 euro munt, de 8 (7 + 1) biljetten van 50 euro, de 8 biljetten van 20 euro, de 16 biljetten van 10 euro en de 2 briefjes met mobiele telefoonnummers, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.
Beslissing met betrekking tot de overige in beslag genomen goederen
Het hof zal met betrekking tot de in beslag genomen 2 biljetten van 10 euro, het biljet van 5 euro en het geldbedrag van 36,45 euro, waarvan de advocaat-generaal de verbeurdverklaring heeft gevorderd, geen beslissing nemen, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte daarvan afstand heeft gedaan.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
- 6 Stk bolletjes drugs bruin (heroïne);
- 6 Stk bolletjes drugs wit (cocaïne);
- 9 Stk bolletjes drugs wit (cocaïne);
gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 Stk mobiele telefoon grijs Philips 162;
- 1 Stk mobiele telefoon Motorola met koord;
- 1 Stk EUR 1,00 munt;
- 7 Stk EUR 50,00 biljet;
- 8 Stk EUR 20,00 biljet;
- 16 Stk EUR 10,00 biljet;
- 1 Stk EUR 50,00 biljet;
- 2 Stk briefjes met mobiele telefoonnummers.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. O. Anjewierden en mr. G.J. Niezink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.