ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- O. Anjewierden
- G.M. Meijer-Campfens
- G.J. Niezink
- Rechtspraak.nl
Verkoop en bezit van drugs door verdachte met voorwaardelijke gevangenisstraf
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1969 en thans verblijvende in een inrichting voor stelselmatige daders, was eerder veroordeeld voor het verkopen van methadon en het in bezit hebben van heroïne en cocaïne. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot straffen en de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2007 opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door methadon, heroïne en cocaïne te verkopen en in bezit te hebben.
Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld. De op te leggen straf is bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat de verdachte reeds in een inrichting verblijft en een onvoorwaardelijke straf niet wenselijk werd geacht. Tevens is vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM is overschreden, maar dit werd gecompenseerd door de aard van de opgelegde straf.
Het hof heeft de in beslag genomen drugs onttrokken aan het verkeer en heeft de teruggave gelast van andere in beslag genomen goederen aan de verdachte. De uitspraak van het hof is een belangrijke stap in de behandeling van drugsmisdrijven en benadrukt de noodzaak van een evenwichtige strafmaat, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.