ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8409

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002090-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid openbaar ministerie in hoger beroep na verzoek tot termijnregeling transactiebetaling

In deze zaak heeft de verdachte, geboren in 1989, een verzoek ingediend bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) voor een termijnregeling voor het betalen van een transactiebedrag van € 650,-. Het CJIB heeft echter aangegeven niet bevoegd te zijn om hierover te beslissen en dat de zaak inhoudelijk beoordeeld zal worden door het arrondissementsparket Leeuwarden. De verdachte heeft vervolgens een dagvaarding ontvangen voor de zitting van de politierechter. Het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging, ondanks het verzuim van het arrondissementsparket om adequaat te reageren op het verzoek van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bezwaren zijn tegen het openbare karakter van de terechtzitting en dat de belangen van de verdachte voldoende zijn gecompenseerd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de zaak terugverwezen naar de politierechter in de rechtbank Leeuwarden voor een inhoudelijke behandeling. Het hof benadrukt dat het belangrijk is dat het openbaar ministerie in toekomstige gevallen duidelijker communiceert over de mogelijkheden van termijnbetalingen bij transactievoorstellen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002090-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-011939-09
Arrest van 17 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 17 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Pieters, advocaat te Sneek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft het openbaar ministerie bij het vonnis niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het openbaar ministerie ontvankelijk zal verklaren in de vervolging.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
Blijkens de zich in het dossier bevindende stukken heeft het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) verdachte op 8 april 2009 een transactievoorstel gedaan ter zake van de feiten waarvoor verdachte nu vervolgd wordt, te weten belediging van een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn functie en wederspannigheid. Het ging om een transactiebedrag van € 650,-, welk bedrag uiterlijk 11 mei 2009 moest worden betaald. Verdachte heeft hierop per brief van 26 april 2009 gereageerd en middels deze brief verzocht om een termijnregeling voor het betalen van het transactiebedrag. Hierop heeft het CJIB verdachte per brief gedateerd 6 mei 2009 meegedeeld dat het CJIB niet bevoegd is de beslissing inhoudelijk te herzien en dat het arrondissementsparket deze zaak inhoudelijk zal beoordelen, waarover verdachte zal worden bericht. Bij brief van
6 mei 2009 verzoekt het CJIB het arrondissementsparket Leeuwarden de behandeling van het verzoek van verdachte, welk verzoek als bijlage is meegezonden, in behandeling te nemen. Vervolgens heeft verdachte op 11 juni 2009 de dagvaarding voor de zitting van de politierechter uitgereikt gekregen.
De raadsman stelt ter terechtzitting van het hof dat het gedrag van het arrondissementsparket dermate laakbaar is dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het is het hof ambtshalve bekend dat bij een transactie een betaling in termijnen (in de regel) niet mogelijk is. Verdachte is klaarblijkelijk om die reden, als reactie van het arrondissementsparket op zijn verzoek om betaling in termijnen, gedagvaard. Het had hier in de rede gelegen dat het parket verdachte eerst had geïnformeerd over de onmogelijkheid van het betalen van een transactie in termijnen, bij voorkeur met aanbieding aan verdachte van een nieuwe betalingstermijn. Dit te meer omdat de periode die verdachte was geboden om de transactie te betalen nog niet was verstreken op het moment dat het arrondissementsparket op de hoogte is gesteld van het verzoek van verdachte door het CJIB. Het is, gelet op hetgeen betamelijk is in de communicatie tussen de overheid en een verdachte, onbehoorlijk geweest van het arrondissementsparket om niet op een andere wijze dan door het uitbrengen van de dagvaarding te reageren op het verzoek van verdachte. Derhalve is er sprake van een verzuim van het openbaar ministerie.
Als gevolg van dit verzuim moet verdachte voor de rechter verschijnen, terwijl hij - naar eigen zeggen - het transactievoorstel had willen accepteren, ook wanneer dit niet in termijnbetaling kon geschieden. Dit leidt echter niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, mits de verdachte maar voldoende in zijn belangen gecompenseerd wordt. Een verdachte wordt geacht voldoende te zijn gecompenseerd wanneer ter terechtzitting door het openbaar ministerie een straf wordt gevorderd die feitelijk in overeenstemming is met het transactieaanbod en wanneer de rechter bij zijn beslissing omtrent een eventuele strafoplegging ervan doet blijken het verzuim in zijn beoordeling te hebben betrokken.
In de onderhavige zaak heeft de verdediging geen argumenten aangevoerd, noch is op andere wijze aannemelijk geworden dat verdachte wegens het openbare karakter van een strafzitting in zijn belangen is geschaad. Zo is er bijvoorbeeld geen bezwaarschrift tegen de dagvaarding ingediend, waarmee voorkomen had kunnen worden dat de zaak in het openbaar zou worden behandeld. Nu er geen bezwaren bestaan tegen het openbare karakter van de terechtzitting en de andere belangen, die verdachte mogelijk heeft bij het accepteren van een transactievoorstel ten opzichte van een behandeling ter terechtzitting, op voornoemde wijze voldoende kunnen worden gecompenseerd ter terechtzitting, bestaat er geen reden om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Gelet hierop verwerpt het hof het verweer van de raadsman en verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat de problemen die zijn ontstaan in de onderhavige zaak - en in toekomstige vergelijkbare gevallen zullen ontstaan - eenvoudig kunnen worden ondervangen door een verdachte er reeds bij het transactievoorstel op te wijzen dat een betaling in termijnen van het transactiebedrag niet tot de mogelijkheden behoort.
Terugwijzing
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft het openbaar ministerie in de onderhavige zaak niet-ontvankelijk verklaard en is derhalve niet aan een inhoudelijke behandeling toegekomen. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof uitdrukkelijk verzocht om terugwijzing naar de politierechter in de rechtbank Leeuwarden, omdat verdachte gebruik wil maken van zijn recht op inhoudelijke behandeling door twee feitelijke instanties. Gelet hierop zal het hof de zaak terugwijzen naar de politierechter in de rechtbank Leeuwarden.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging;
verwijst de zaak naar de politierechter in de rechtbank Leeuwarden, teneinde, met inachtneming van dit arrest, na hernieuwde oproeping van de verdachte het onderzoek opnieuw aan te vangen en deze zaak voor wat betreft die feiten op de bestaande dagvaarding opnieuw te berechten en af te doen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. O. Anjewierden en mr. G.J. Niezink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.