Parketnummer: 24-001840-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-605605-08
Arrest van 21 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 3 juli 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] zal toewijzen tot een bedrag van € 1.027,89 en ter zake van dat bedrag tevens een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Na de door de politierechter toegelaten wijziging is aan verdachte ten laste gelegd, dat:
1.
zij op of omstreeks 22 januari 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) loonstrook/salarisspecificatie uitgegeven door [bedrijf], (op naam van [benadeelde]), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij dat geschrift ten behoeven van een kredietverstrekking heeft overhandigd aan (een medewerker van) [bedrijf 2] te [plaats 1] en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de loonstrook/salarisspecificatie niet een door [bedrijf] afgegeven loonstrook/salarisspecificatie betreft, dat (bovendien) op naam is gesteld van [benadeelde], terwijl die [benadeelde] niet werkzaam is of is geweest bij [bedrijf];
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
zij op of omstreeks 22 januari 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 2] te bewegen het aangaan van een (in)schuld, althans tot de afgifte van een krediet van 10.000 euro, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als [benadeelde] en/of (daarbij) een id-bewijs alsmede een (valse) loonstrook/salarisspecificatie heeft overhandigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 26 januari 2008 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een PIN-automaat heeft weggenomen 1000,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1 primair:
zij op 22 januari 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse salarisspecificatie uitgegeven door [bedrijf] op naam van [benadeelde] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij dat geschrift ten behoeve van een kredietverstrekking heeft overhandigd aan een medewerker van [bedrijf 2] te [plaats 1] en bestaande die valsheid hierin dat de salarisspecificatie niet een door [bedrijf] afgegeven salarisspecificatie betreft, die bovendien op naam is gesteld van [benadeelde], terwijl die [benadeelde] niet werkzaam is of is geweest bij [bedrijf];
2.
zij op 26 januari 2008 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een PIN-automaat heeft weggenomen 1000,- euro, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1 primair:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst;
onder 2:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 22 januari 2008 opzettelijk gebruik gemaakt van een valse salarisspecificatie, door deze in het kader van een kredietaanvraag aan een medewerker van Fortis over te leggen. Verdachte heeft door het plegen van dit feit het vertrouwen, dat moet kunnen worden gesteld in stukken die tot bewijs van enig feit dienen, waaronder een salarisspecificatie, in ernstige mate geschonden.
Vier dagen later heeft verdachte zonder toestemming met de pinpas van [benadeelde], verdachtes nichtje, een bedrag van € 1.000,= uit de pin-automaat weggenomen. Door het plegen van dit feit heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander, maar heeft zij haar nichtje ook financiële schade berokkend.
Voorts blijkt uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 20 september 2010, dat verdachte ter zake van het in 2006 plegen van een groot aantal oplichtingen en valsheid in geschrift op 30 september 2009 tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, is veroordeeld. Deze - nog niet onherroepelijke - straf zal het hof op grond van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in rekening brengen.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden in beginsel passend en geboden. Deze straf is ook door de advocaat-generaal gevorderd.
Daarnaast blijkt uit voormeld Uittreksel dat verdachte na het plegen van de bewezen verklaarde feiten niet wederom met justitie in aanraking is geweest ter zake van het plegen van recentere strafbare feiten. Het lijkt er derhalve op dat verdachte een andere - positieve - weg is ingeslagen.
Alles afwegende acht het hof het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, een passende bestraffing en zal die straf aan verdachte opleggen.
Benadeelde partij [benadeelde]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 2 bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd ter zake van:
A. het door verdachte zonder toestemming gepinde bedrag € 1.000,00
B. reiskosten [plaats 2]-[plaats 1] v.v. in verband met het bekijken
van de bewakingsbeelden van de bank op het politiebureau € 27,89
C. een nieuw aan te schaffen ID-kaart € 62,10
D. reiskosten [plaats 2]-[plaats 1] v.v. in verband met het doen van
aangifte van diefstal van de ID-kaart € 27,89
totaal € 1.117,88.
De hiervoor onder C. en D. gevorderde posten hebben geen betrekking op schade die rechtstreeks is toegebracht door het onder 2 bewezen verklaarde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij heeft de hoogte van de gevorderde schade met betrekking tot de hiervoor onder A. en B. genoemde posten deugdelijk gesteld en onderbouwd. De ter zake van die posten gevorderde bedragen komen het hof niet onbillijk of ongegrond voor. Deze posten kunnen - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal -worden toegewezen tot een totaal bedrag van € 1.027,89.
Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63, 225, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend zevenentwintig euro en negenentachtig cent;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend zevenentwintig euro en negenentachtig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. Deuring en mr. Rietveld, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Van der Wiel-Rammeloo voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.