De beoordeling
Ten aanzien van de feiten
1.1. Ten aanzien van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1. a. tot en met f. van genoemd vonnis van 17 maart 2008 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Het hof zal hierna die feiten herhalen, aangevuld met enige feiten die in hoger beroep tevens als vaststaand hebben te gelden.
1.2. [geïntimeerde], geboren op 24 oktober 1975, is met ingang van 1 april 2006 voor bepaalde tijd in de functie van claimbehandelaar bij NNPC in dienst getreden. Het contract is met ingang van 1 april 2007 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het laatstverdiende loon bedroeg € 3.680,19 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
1.3. Nadat [geïntimeerde] zich op 26 november 2007 ziek had gemeld, heeft zij op 30 november 2007 de bedrijfsarts bezocht. Deze heeft bij brief van dezelfde datum onder meer het volgende aan NNPC geschreven:
Betrokkene ervaart enkele beperkingen, met name vanuit haar emotie, aangezien ze vastloopt in de door haar ervaren werksituatie. Hier moet denk ik nader over gesproken worden. Ik adviseer een time-out van 1, maximaal 2 weken. Daarin vinden gesprekken plaats, de eerste uiterlijk eind volgende week. Zaak is helder te krijgen of en hoe men verder kan met elkaar. Dat wil betrokkene bewust eerst onderling bekijken. Dit lijkt mij prima. Wel adviseer ik inzet van bijvoorbeeld mediation achter de hand te houden indien men er onderling niet uitkomt. (...) Na deze time-out zal of een situatie aanwezig zijn waarin betrokkene weer verder kan en zal trachten te hervatten. Of de situatie is en blijft dusdanig dat verder gaan niet meer zinnig of haalbaar is. Nadere stappen kunnen dan ook via eventueel mediation besproken worden.
1.4. Partijen hebben op 6 en 11 december 2007 met elkaar gesproken. Dit overleg heeft echter niet geleid tot een hervatting van de werkzaamheden door [geïntimeerde].
1.5. [geïntimeerde] heeft op 13 december 2007 telefonisch met de bedrijfsarts gesproken. Bij brief van 14 december 2007 heeft de bedrijfsarts - voor zover in dit geding van belang - het volgende aan NNPC bericht:
Betrokkene is niet om medische redenen meer arbeidsongeschikt maar wellicht wel om andere. Ziektewet kan in dergelijke gevallen worden stopgezet. (...) Zonder tegenbericht registreren wij uw medewerker per
11-12-2007 voor 100% arbeidsgeschikt en wordt de verzuimbegeleiding hierbij beëindigd. Een offerte exit-mediation zal separaat verzonden worden.
1.6. NNPC heeft [geïntimeerde] per aangetekende brief van 13 december 2007 geschreven over haar afwezigheid, het feit dat [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst met NNPC niet wil voortzetten en dat NNPC geen voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal doen omdat het niet haar keuze is dat [geïntimeerde] wil vertrekken. NNPC heeft voorts geschreven dat [geïntimeerde] zich aan het arbeidscontract dient te houden en dat haar besluit om geen werkzaamheden meer voor NNPC te verrichten, betekent dat er loonsancties volgen.
Deze brief is onbestelbaar retour gekomen.
1.7. NNPC heeft [geïntimeerde] vervolgens bij brief van 20 december 2007 opgeroepen voor een gesprek met de adjunct-directeur op 27 december 2007. Daarbij is meegedeeld dat een niet-verschijnen aanleiding zou kunnen zijn voor een ontslag op staande voet. NNPC heeft in deze brief onder meer het volgende geschreven:
Begin december (6 en 11 december 2007) hebben [Naam] en jij twee maal met elkaar gesproken. Op donderdag 13 december jl. heb ik je schriftelijk meegedeeld dat je volgens de bedrijfsarts in het geheel niet arbeidsongeschikt blijkt te zijn en heb ik je gevraagd ons zo spoedig mogelijk te laten weten wat je intenties zijn.
Tot op heden heb ik niet van je vernomen. Ik weet dat je, als de gebeurtenissen van de afgelopen tijd zich niet hadden voorgedaan, nu een week op vakantie zou zijn. Ik neem aan dat dat ook de reden is dat je niet hebt gereageerd op mijn laatste brief. (...) Zoals je hebt kunnen lezen in mijn laatste brief van 13 december jl. is er bij NNPC ergernis over de gang van zaken van de laatste weken, beginnend bij jouw ziekmelding. Tegelijkertijd realiseer ik me dat, als we tot een oplossing willen komen, het niet goed is om in die ergernis te blijven hangen. Ik ben dan ook wel bereid om opnieuw met jou over de kwestie te spreken in de hoop dat ditmaal wel een finale oplossing wordt bereikt.
1.8. [geïntimeerde] is op 27 december 2007 niet verschenen en heeft NNPC ook niet laten weten dat zij niet zou komen. NNPC heeft [geïntimeerde] daarop bij brief van dezelfde datum op staande voet ontslagen. NNPC heeft dienaangaande in genoemde brief geschreven:
Gelet op bovenstaande kan ik je niet verschijnen vandaag niet anders duiden dan als herhaald onwettig verzuim, verzuim waarvoor geen enkele deugdelijke reden is, en/of werkweigering. Ik heb inmiddels ieder vertrouwen in onze samenwerking als gevolg van jouw wegblijven en het uitblijven van ieder bericht, verloren. Jouw afwezigheid en de vertrouwensbreuk leveren beide, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, een dringende reden op voor ontslag op staande voet.
1.9. [geïntimeerde] heeft bij brief van 3 januari 2008 tegen het haar op staande voet gegeven ontslag geprotesteerd. In deze brief heeft [geïntimeerde] onder meer geschreven dat zij direct aan de bedrijfsarts heeft laten weten dat de gesprekken van december niet tot een oplossing voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst hadden geleid, dat de bedrijfsarts daarop een mediator had aangeschreven en dat dit in de onder 1.5. aangehaalde brief van de bedrijfsarts aan NNPC was opgenomen.
De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft het protest tegen het op staande voet gegeven ontslag bij brief van 24 januari 2008 herhaald. In deze brief is bovendien de vernietigbaarheid van het ontslag ingeroepen en meegedeeld dat [geïntimeerde] zich beschikbaar stelde voor het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden.
1.10. De kantonrechter te Groningen heeft op een door NNPC ingediend verzoekschrift bij beschikking van 17 maart 2008 de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen, bestaande in een verandering van omstandigheden, per 1 april 2008 ontbonden onder toekenning van een vergoeding aan [geïntimeerde] ten laste van NNPC van € 8.611,64 bruto, voor het geval in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat het ontslag op staande voet van 27 december 2007 niet rechtsgeldig is.