ECLI:NL:GHLEE:2011:BP1161

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.021.089/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een beloningsregeling die het verdelen van provisie mogelijk maakt

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Cloverleaf Farm LLC tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. Cloverleaf, gevestigd in New York, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 24 september 2008, waarin de rechtbank oordeelde dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand was gekomen tussen Cloverleaf en de geïntimeerden met betrekking tot het paard Sonate S. Cloverleaf vordert onder andere een verklaring voor recht dat de geïntimeerden eigenaar zijn gebleven van het paard en dat zij onverschuldigd € 320.000,- hebben betaald. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen op 7 maart 2007 en 24 september 2008 geoordeeld dat de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank niet voldoende waren om een koopovereenkomst te bevestigen.

Het hof heeft de grieven van Cloverleaf beoordeeld en geconcludeerd dat er wel degelijk een geldige koopovereenkomst tot stand is gekomen. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde 2] de wil had om het paard aan Cloverleaf te verkopen en dat de koopprijs van € 320.000,- door Cloverleaf is voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat de eigendom van het paard op Cloverleaf is overgedragen, ondanks dat Cloverleaf stelt dat zij het paard niet heeft gekocht van [geïntimeerde 2] maar van Fransen. Het hof heeft de argumenten van Cloverleaf met betrekking tot dwaling, bedrog en onrechtmatige daad verworpen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de geïntimeerden onrechtmatig hebben gehandeld of dat er sprake was van dwaling.

De uitspraak van het hof bevestigt de eerdere vonnissen van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van Cloverleaf ongegrond. Cloverleaf wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerden zijn begroot op € 5.981,- aan verschotten en € 11.685,- aan advocaatkosten. De uitspraak is gedaan op 11 januari 2011 door het Gerechtshof Leeuwarden.

Uitspraak

Arrest d.d. 11 januari 2011
Zaaknummer 200.021.089/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Cloverleaf Farm LCC,
gevestigd te New York,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Cloverleaf,
advocaat: mr. L.M. Schelstraete, kantoorhoudende te Tilburg,
voor wie gepleit heeft mr. R.A. Jong, advocaat te Tilburg,
tegen
1. [naam],
wonende te Vinkega,
hierna te noemen: [geïntimeerde 1],
advocaat: mr. A.H. Blok, kantoorhoudende te Utrecht,
die tevens heeft gepleit,
2. Stal [naam] B.V.,
gevestigd te Schiphorst, gemeente Meppel,
hierna te noemen: [geïntimeerde 2]
3.[naam],
wonende te [woonplaats],
4. de maatschap Stal [naam],
gevestigd te [woonplaats],
hierna te nomen: [geïntimeerde 4]
5. [naam],
wonende te [woonplaats],
6. [naam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
7. [naam] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
8. [naam] Export B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
geïntimeerden 2 tot en met 8 gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden 2-8],
voor wie gepleit heeft mr. A. de Feijter, kantoorhoudende te Arnhem,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2-8]
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 7 maart 2007 en 24 september 2008 door de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 10 december 2008 is door Cloverleaf hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 24 september 2008 met dagvaarding van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2-8] tegen de zitting van 23 december 2008.
De conclusie van de memorie van grieven, waarbij tevens producties zijn overgelegd, luidt:
"om te vernietigen het eindvonnis d.d. 24 september 2008, door de rechtbank te Leeuwarden tussen partijen gewezen en opnieuw rechtdoende, bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. Te verklaren voor recht dat geïntimeerde sub 3, althans geïntimeerde sub 4 en haar met name te noemen maten, althans geïntimeerde sub 8, eigenaar van het paard Sonate S is geworden en gebleven, alsmede dat tussen geïntimeerde sub 3, althans geïntimeerde sub 4 en/of (één van) haar maten, althans geïntimeerde sub 8 enerzijds en appellante anderzijds geen koopovereenkomst terzake van het paard Sonate S tot stand is gekomen, met veroordeling van de eigenaar van het paard Sonate S om haar op straffen van een dwangsom ad EURO 5.000,00, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen dwangsom, per dag binnen 48 uur na verkrijging van het in deze te wijzen arrest, althans binnen 48 uur na de betekening daarvan aan geïntimeerden, voor eigen rekening en risico bij Cloverleaf op te (doen) halen;
2. Geïntimeerde sub 3, althans geïntimeerde sub 4 en haar met name te noemen maten, althans geïntimeerde sub 8, te veroordelen tot vergoeding aan appellante van de door haar als bezitter/zaakwaarnemer gemaakte kosten, door middel van betaling tegen voldoende bewijs van kwijting aan eiseres van (het equivalent in EURO, berekend conform de koerst van USD / EURO op het moment van voldoening aan dit arrest, van) een bedrag ad USD 119.163,16, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 oktober 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. Te verklaren voor recht dat er tussen [geïntimeerde 2] en appellante geen, althans geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen, en dat er geen tot eigendomsovergang leidende levering van het paard Sonate S door [geïntimeerde 2] aan appellante heeft plaats gevonden, dat appellante het bedrag ad EURO 320.000,00 mitsdien onverschuldigd aan [geïntimeerde 2] heeft betaald, met veroordeling van [geïntimeerde 2] tot integrale terugbetaling tegen voldoende bewijs van kwijting aan eiseres van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2004, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
4. Te verklaren voor recht dat geïntimeerde sub 1, geïntimeerde sub 2 en geïntimeerde sub 3, althans in plaats van laatstgenoemde geïntimeerde sub 4 en haar met name te noemen maten, althans geïntimeerde sub 8 (hoofdelijk, des dat de één betalende de ander / anderen zal/zullen zijn bevrijd) op gronden als in de inleidende dagvaarding in eerste aanleg omschreven en bij memorie van grieven nader te onderbouwen, ook aansprakelijk zijn voor alle overige (nog niet in de inleidende dagvaarding in eerste aanleg genoemde) kosten die zij heeft moeten maken voorafgaand aan en naar aanleiding van de beoogde aankoop van het paard Sonate S (onder meer reis- en verblijfskosten van appellante, kosten voor tijdverlet van het management van appellante, de nog immer oplopende stallings- en verzorgingskosten en kosten van juridische bijstand), één en ander zoals op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Subsidiair
1. Indien Uw Gerechtshof het bestaan van een rechtsgeldige koopovereenkomst tussen eiseres als koper enerzijds en [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 3], althans in plaats van laatstgenoemde geïntimeerde sub 4 en haar met name te noemen maten, althans geïntimeerde sub 8 anderzijds als verkoper aanneemt, deze overeenkomst te vernietigen althans te ontbinden;
2. Met de veroordeling van de door Uw Gerechtshof als zodanig aan te wijzen eigenaar van het paard Sonate S om het paard op straffe van een dwangsom ad EURO 5.000,00 althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen dwangsom, per dag binnen 48 uur na verkrijging van het in deze te wijzen arrest, althans binnen een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen termijn, voor eigen rekening en risico bij Cloverleaf te doen ophalen;
3. Geïntimeerde sub 2 en/of geïntimeerde sub 3, althans in plaats van laatstgenoemde geïntimeerde sub 4 en haar met name te noemen maten, althans geïntimeerde sub 8 (hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal / anderen zullen zijn bevrijd) te veroordelen tot integrale terugbetaling tegen voldoende bewijs van kwijting aan eiseres van de door haar als onverschuldigd aan geïntimeerde sub 2 betaalde koopsom ad EURO 320.000,00;
4. Geïntimeerde sub 2 en/of geïntimeerde sub 3, althans in plaats van laatstgenoemde geïntimeerde sub 4 en haar met name te noemen maten, althans geïntimeerde sub 8, te veroordelen tot vergoeding aan eiseres van de door haar geleden schade ad USD 119.163,16 (althans het equivalent daarvan in EURO, berekend conform de koers van USD / EURO op het moment van voldoening aan dit arrest), zulks tegen voldoende bewijs van kwijting en vermeerderd met de wettelijke rente, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen rente vanaf 23 december 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
5. Te verklaren voor recht dat geïntimeerde sub 1, sub 2 en/of sub 3, althans in plaats van laatstgenoemde geïntimeerde sub 4 en haar met name te noemen maten, althans geïntimeerde sub 8 (hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal / anderen zullen zijn bevrijd) aansprakelijk zijn voor alle overige (nog niet in de dagvaarding genoemde) kosten die eiseres heeft moeten maken voorafgaand aan en naar aanleiding van de (beoogde) aankoop van het paard Sonate S (onder meer reis0 en verblijfskosten van appellante, kosten voor tijdverlet van het management van appellante, de nog immer oplopende stallings- en verzorgingskosten en kosten van juridische bijstand) en genoemde geïntimeerden te veroordelen tot vergoeding van deze kosten aan appellante, één en ander zoals op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Meer subsidiair:
Geïntimeerden sub 2 en/of geïntimeerde sub 3, althans in plaats van laatstgenoemde geïntimeerde sub 4 en haar met name te noemen maten, althans geïntimeerde sub 8 (hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal / anderen zullen zijn bevrijd) te veroordelen tot terugbetaling tegen voldoende bewijs van kwijting aan eiseres van een bedrag ad EURO 120.000,00 op gronden als in het lichaam der inleidende dagvaarding in eerste aanleg en de memorie van grieven omschreven verschuldigd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betekening van de dagvaarding in eerste aanleg (13 oktober 2006) tot aan de dag der algehele voldoening;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
1. De overeenkomst van opdracht tussen appellante als opdrachtgever en geïntimeerde sub 1 als opdrachtnemer te ontbinden op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst zijdens de opdrachtnemer, en hem uitsluitend indien en voor zover hij, althans één van de overige geïntimeerden niet reeds tot vergoeding van de aan de door geïntimeerde sub 1 uitgevoerde aankoopkeuring verbonden kosten wordt / worden veroordeeld, te veroordelen tot terugbetaling aan appellante tegen voldoende bewijs van kwijting van een bedrag ad EURO 3.808,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2005 (de dag van betaling door appellante), althans vanaf 13 oktober 2006 (datum van betekening dagvaarding in eerste aanleg) tot aan de dag der algehele terugbetaling;
2. Geïntimeerden te veroordelen in de kosten van dit geding, in beide instanties, en hen te veroordelen tot terugbetaling aan appellante van het hetgeen laatstgenoemde uit hoofde van het bestreden vonnis aan geïntimeerden heeft voldaan (zie overweging 3.12.2 van deze memorie), in het geval van geïntimeerden 2 tot en met 8 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 208, in het geval van geïntimeerde sub 1 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2009, in beider geval tot het moment van algehele terugbetaling, zulks binnen 14 dagen na betekening aan hen van het in deze te verkrijgen arrest."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde 1], onder overlegging van producties, verweer gevoerd en voorwaardelijk incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"In principaal appel:
Het het Gerechtshof behage het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en/of het beroep af te wijzen en het bestreden vonnis - voor zover nodig onder verbetering en/ aanvulling der gronden - te bekrachtigen, met veroordeling van appellante in de kosten van beide instanties;
In voorwaardelijk incidenteel appel:
De aangegeven onderdelen van r.o. 4.12 van het vonnis d.d. 28 september 2008 te vernietigen, zulks uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van incidenteel geïntimeerde in de kosten van het incidenteel appel."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerden 2-8], onder overlegging van producties, verweer gevoerd met als conclusie:
"het uw Gerechtshof behage, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door Cloverleaf ingestelde hoger beroep jegens [geïntimeerde 2] en [geïntimeerden 2-8] ongegrond te verklaren, haar vorderingen af te wijzen en haar te veroordelen in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep."
Voorts hebben zowel [geïntimeerde 1] als [geïntimeerden 2-8] een akte overlegging producties genomen.
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Ten slotte hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2-8] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Cloverleaf heeft twaalf benoemde grieven en een verholen grief opgeworpen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. De rechtbank heeft in haar vonnis van 24 september 2008 in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.17) de feiten vastgesteld. Hierop hebben de grieven 1 tot en met 5 betrekking, terwijl de verholen grief daarmee ook verband houdt.
2. Cloverleaf komt met grieven 1 en 2, kort gezegd, op tegen de selectie en de weergave van de feiten door de rechtbank. Het hof overweegt dat er geen rechtsregel is die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de aldus tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. Voorts overweegt het hof dat nu [geïntimeerden 2-8] betwisten dat Fransen het paard (eerst) aan [geïntimeerden 2-8] heeft verkocht, dit feit door de rechtbank terecht niet als vaststaand feit is opgenomen. Dit geldt evenzo voor de door [geïntimeerde 1] vervaardigde röntgenopnamen en het daarop gebaseerde veterinaire advies. Door [geïntimeerde 1] is gemotiveerd betwist dat de röntgenfoto's niet van voldoende kwaliteit zouden zijn. Door de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege van 30 oktober 2009, waarmee de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege wordt vernietigd, staat het niet vast dat [geïntimeerde 1] ten onrechte een positief veterinair advies heeft verstrekt.
3. In de toelichting op grief 1 ontwaart het hof een verholen grief die inhoudt dat de rechtbank Cloverleaf ten onrechte niet heeft toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat Fransen het paard aan [geïntimeerden 2-8] heeft verkocht. Wat er ook verder zij van de stelling van Cloverleaf dat de rechtbank haar ten onrechte niet tot bewijs heeft toegelaten, de grief miskent naar het oordeel van het hof dat het hoger beroep ertoe strekt om in eerste aanleg door partijen of één van hen dan wel door de rechter begane verzuimen te herstellen. Zij faalt derhalve in zoverre. Of voor toelating van Cloverleaf tot het bewijs van de bedoelde stelling plaats, zal hierna bij de behandeling van grief 6 aan de orde komen.
4. Hetgeen door Cloverleaf in de toelichting op de grief voorts nog te berde is gebracht ziet op de juridische kwalificatie van partijen bij de verkoop van het paard en zal bij de behandeling van grief 6, zonodig, besproken worden.
5. Grieven 1, 2 en de verholen grief falen.
6. Met grief 3 komt Cloverleaf op tegen de vaststelling van de rechtbank in rechtsoverweging 2.7 dat John Madden namens Cloverleaf naar aanleiding van de röntgenopnamen heeft laten weten dat de koop doorging. Blijkens de toelichting op de grief bestrijdt Cloverleaf niet de juistheid van de door de rechtbank weergegeven feiten, maar de suggestie dat door Cloverleaf een herbeoordeling van de röntgenopnamen in Amerika is gemaakt. Nu de rechtbank dit niet heeft vastgesteld, moet deze grief wegen gebrek aan feitelijke grondslag worden verworpen.
7. Grief 4 houdt in dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.8 van het bestreden vonnis ten onrechte als vaststaand heeft aangenomen dat [geïntimeerde 2] op 24 december 2004 een bedrag van € 250.000, - aan [geïntimeerden 2-8] heeft voldaan, waarvoor [geïntimeerden 2-8] aan [geïntimeerde 2] heeft gefactureerd. Meer in het bijzonder stelt Cloverleaf dat de rechtbank door haar niet de gelegenheid te geven op deze nieuwe stelling van [geïntimeerden 2-8] te reageren, gehandeld heeft in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor.
8. Wat er verder ook zij van de stelling van Cloverleaf dat de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden door vast te stellen dat [geïntimeerde 2] op 24 december 2004 een bedrag van € 250.000, - aan [geïntimeerden 2-8] heeft voldaan, zonder Cloverleaf in de gelegenheid te hebben gesteld op de stelling van [geïntimeerden 2-8] dienaangaande te reageren, miskent ook deze grief naar het oordeel van het hof dat het hoger beroep ertoe strekt om in eerste aanleg door partijen of één van hen dan wel door de rechter begane verzuimen te herstellen. Nu Cloverleaf (in ieder geval) in hoger beroep de gelegenheid heeft gehad op de bedoelde stelling te reageren, faalt de grief.
9. Nu Cloverleaf de betreffende betaling van [geïntimeerde 2] aan [geïntimeerden 2-8] gemotiveerd betwist, zal het hof dit feit vooralsnog niet als vaststaand aanmerken. In zoverre slaagt de grief.
10. Grief 5 houdt in dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.10 ten onrechte niet heeft gemeld dat de dierenarts aanwijzingen vond voor een oude blessure. Volgens Cloverleaf blijkt uit de overgelegde verklaring van Dr. Allen dat het gaat om een blessure die al voor juli 2005 aanwezig was. Door [geïntimeerden 2-8] wordt erkend dat het hier om een oudere blessure gaat. Volgens [geïntimeerden 2-8] kan deze blessure echter niet ouder zijn dan 19 maart 2005.
11. Het hof concludeert dat nu partijen niet betwisten dat het hier een oudere blessure betreft, de grief terecht is voorgedragen. Of dit ook baat zal worden bezien aan de hand van de beslissing op de overige grieven.
12. Nu tegen de overige door de rechtbank als vaststaand aangenomen feiten geen grieven zijn opgeworpen en ook voor het overige niet van bezwaren daartegen gebleken is, zal het hof, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, uitgaan van de volgende feiten.
12.1 Omstreeks oktober/november 2004 heeft Johan [geïntimeerde 2], die onder andere bekend is als topruiter in de nationale en internationale paardensport en in de internationale handel, via bemiddeling van John Madden, die eigenaar is van een spring- en africhtingstal in New York, het paard Orion Fortuna aan Cloverleaf verkocht.
12.2 Begin december 2004 heeft John Madden telefonisch contact opgenomen met [geïntimeerde 2] met het verzoek om na te gaan of er springpaard te koop was dat geschikt was voor de dochter van Goutal (de vertegenwoordiger van Cloverleaf).
12.3 [geïntimeerde 2] heeft contact opgenomen met [geïntimeerde 3], die net als [geïntimeerde 2] onder andere bekend is als topruiter in de nationale en internationale paardensport en in de internationale handel. [geïntimeerde 3] kende een aan ene Fransen toebehorend paard, Sonate S, dat zich in België bevond. Fransen was bereid het paard te verkopen en wenste daarvoor EUR 200.000, - te ontvangen.
12.4 Goutal is op 10 december 2004 in Nederland gearriveerd tezamen met zijn dochter Brianne, Frank Malden (de broer van John Madden; agent van Cloverleaf en exploitant van een trainingstal en bemiddelaar voor springpaarden) en Bezie Maddon-Patton (de echtgenote van John Madden, wereldwijd bekend als springruiter). Zij wensten het paard te bezichtigen en te berijden en daartoe is het paard zowel op 10 december als op 11 december 2004 naar de stal van [geïntimeerden 2-8] gebracht. Het paard is zowel door Breezie Madden als door Brianne bereden en sprong zeer goed.
12.5 Op de terugweg in de auto naar Schiphol heeft [geïntimeerde 2] telefonisch contact opgenomen met [geïntimeerden 2-8] en een vraagprijs van EUR 320.000, - genoemd aan Goutal. Deze vraagprijs is door Goutal aanvaard, onder de voorwaarde van een positief veterinair advies.
12.6 Op 15 december 2004 is op verzoek van (Stal) [geïntimeerde 2], door dierenarts [geïntimeerde 1], gespecialiseerd in paarden, op de stal van Fransen, de keuring van het paard verricht. In de "purchase examination" staat onder "Conclusions" vermeld: "this mare is in a good health and is very very sound!!" . In een andere, eveneens op 15 december 2004 ondertekende "purchase examination" staat vermeld: This mare is in a good health and is sound". [geïntimeerde 1] heeft één van beide rapporten naar de stallen van John of Frank Madden verzonden.
12.7 De door [geïntimeerde 1] gemaakte röntgenfoto's zijn per koerier naar Amerika verzonden. Op 17 december 2004 heeft John Madden namens Cloverleaf aan [geïntimeerde 2] laten weten dat de koop doorging.
12.8 Op 23 december 2004 heeft (Stal) [geïntimeerde 2] de koopsom van Cloverleaf ontvangen. Op 28 december 2004 heeft [geïntimeerden 2-8] aan Fransen EUR 200.000, - betaald waarna het paard op 29 december 2004 naar Amerika is vervoerd. (Stal) [geïntimeerde 2] heeft op diezelfde dag een "Bill of Sale" en een nota aan Cloverleaf verzonden. Op 7 januari 2005 heeft Fransen een nota naar [geïntimeerden 2-8] verzonden, waarin onder meer staat vermeld: "Voor de verkoop van een paard Sonate 'S".
12.9 Na aankomst in Amerika is het paard veelvuldig ingezet in de paardensport en succesvol geweest. Op 10 juli 2005 heeft het paard de eerste prijs op de New York Horseshow behaald.
12.10 Tijdens een medische behandeling aan een oppervlakkige wond, kort voorafgaand aan een wedstrijd in Lexington, Virginia in juli 2005, zijn door de dierenarts aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een oudere blessure.
12.11 Dr. Benoit, één van de vaste dierenartsen van Cloverleaf, praktiserend in de nabijheid van Parijs, heeft de röntgenfoto van 15 december 2004 bestudeerd. In de brief van 25 oktober 2005 waarin hij zijn bevindingen heeft vermeld, staat onder meer het volgende.
"(..)
Conclusion:
Despite moderate Xray quality, there is some sclerosis changes of proximal aspect of both metatarsal bone on both Hinds, more significant on the right, and very discreet navicular bone changes which should be confirmed by further images.
All these findings should be considered with clinical exam.
(..)"
12.12 Cloverleaf heeft bij brieven van 25 en 26 januari 2006 aan [geïntimeerde 2] en [geïntimeerden 2-8] kenbaar gemaakt dat het paard een gebrek had.
12.14 [geïntimeerde 2] en [geïntimeerden 2-8] hebben in reactie hierop, bij brief van 2 februari 2006 aan de raadsman van Cloverleaf kenbaar gemaakt dat zij het paard niet van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerden 2-8] heeft gekocht, maar rechtstreeks van Fransen voornoemd, waarbij [geïntimeerde 2] en [geïntimeerden 2-8] zouden hebben bemiddeld.
12.15 Cloverleaf heeft van Unen bij brief van 27 april 2006 aansprakelijk gesteld.
12.16 Op 30 oktober 2009 heeft het Veterinair Beroepscollege de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 14 augustus 2008 vernietigd omdat zij het voldoende aannemelijk achtte dat [geïntimeerde 1] meer foto's heeft gemaakt en afgeleverd dan de 22 in het geding gebrachte foto's. Het beroepscollege heeft daarbij in aanmerking genomen dat redelijkerwijs niet valt uit te sluiten dat de volledige set foto's een voldoende grondslag zouden kunnen opleveren voor de door Van Uden gegeven beoordeling van het paard.
Het geschil en de procedure in eerste aanleg
13. In deze procedure stelt Cloverleaf primair dat er geen koopovereenkomst met haar en één van de in het petitum van de dagvaarding in hoger beroep genoemde geïntimeerden tot stand is gekomen. Uit hoofde daarvan vordert zij, kort gezegd:
i) een verklaring voor recht dat één van de geïntimeerden eigenaar is gebleven van het paard met veroordeling van de eigenaar van het paard om het paard op straffe van een dwangsom voor eigen risico en rekening bij Cloverleaf op te (doen) halen;
ii) vergoeding van de door haar gemaakte kosten ad. € 119.163,16 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 13 oktober 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
iii) terugbetaling van het bedrag € 320.000, - dat door Cloverleaf aan [geïntimeerde 2] onverschuldigd is betaald,
iv) een verklaring voor recht dat geïntimeerden aansprakelijk zijn voor de overige gemaakte kosten.
14. Indien een overeenkomst tussen partijen wordt aangenomen, laat Cloverleaf subsidiair haar vorderingen steunen op dwaling, bedrog en onrechtmatige daad. In plaats van de hiervoor onder i) gevorderde verklaring van recht, vordert Cloverleaf vernietiging althans ontbinding van de overeenkomst. Zij stelt dat zij de overeenkomst niet zou zijn aangaan indien de dierenarts verschillende röntgenologische bemerkingen op het keuringsrapport had geplaatst of een gereserveerd aankoopadvies had verstrekt. Ter ondersteuning van haar beroep op bedrog voert Cloverleaf aan dat [geïntimeerden 2-8] haar bewust misleid hebben nu Fransen bereid was het paard voor € 200.000,- te verkopen. Cloverleaf meent voorts dat [geïntimeerden 2-8] haar opzettelijk op het verkeerde been hebben gezet ten aanzien de hoedanigheid van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerden 2-8] met betrekking tot de verkoop van het paard, hetgeen volgens Cloverleaf onrechtmatig is.
Meer subsidiair vordert Cloverleaf betaling van € 120.000,-.
15. Ten aanzien van [geïntimeerde 1] vordert Cloverleaf ook nog ontbinding van de overeenkomst van opdracht op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming en terugbetaling van het bedrag van € 3.808,- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 januari 2005.
16. De rechtbank heeft de vorderingen van Cloverleaf afgewezen.
Toepasselijk recht
17. Nu Cloverleaf en [geïntimeerden 2-8] uitgaan van toepasselijkheid van Nederlands recht op de litigieuze koopovereenkomst en de totstandkoming ervan, zal het hof daarvan ook uitgaan. Aangezien het paard zich ten tijde van de levering in Nederland bevond, wordt de vraag van de eigendomsovergang van het paard op Cloverleaf ook door Nederlands recht beheerst. De door Cloverleaf aan [geïntimeerde 1] verweten onrechtmatige daad zal het hof eveneens naar Nederlands recht beoordelen, nu Cloverleaf en [geïntimeerde 1] ook van de toepasselijkheid van Nederlands recht uitgaan.
Voorts met betrekking tot de grieven
18. Met grief 6 bestrijdt Cloverleaf het oordeel van de rechtbank dat er een rechtgeldige koopovereenkomst tussen Cloverleaf en één of meer van de oorspronkelijk gedaagden, thans geïntimeerden, met betrekking tot het paard tot stand is gekomen. Cloverleaf bestrijdt daarnaast dat het eigendom van het paard aan Cloverleaf rechtsgeldig is overgedragen.
19. Uit de toelichting op de grief begrijpt het hof dat Cloverleaf zich op het standpunt stelt dat noch [geïntimeerde 2] noch [geïntimeerden 2-8] op enig moment de wil heeft gehad om het paard aan Cloverleaf te verkopen zodat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. Het hof kan Cloverleaf hierin niet volgen. Uit de vastgestelde feiten blijkt immers onmiskenbaar dat [geïntimeerde 2] de wil had om het paard aan Coverleaf te verkopen. Tijdens de autorit na de proefritten op 11 december 2004 heeft [geïntimeerde 2], naar het hof begrijpt namens [geïntimeerde 2], aan Goutal, optredend voor Coverleaf, het aanbod gedaan het paard tegen een prijs van
€ 320.000 te kopen welk aanbod door Goutal, onder de voorwaarde van een positief veterinair advies, is geaccepteerd. Na ontvangst van het advies heeft Madden namens Cloverleaf [geïntimeerde 2] bericht dat de koop doorging. De koopprijs is door Cloverleaf op 23 december 2004 aan [geïntimeerde 2] voldaan en het paard is door [geïntimeerde 2] vervolgens aan Cloverleaf geleverd.
20. Het hof is van oordeel dat er aldus een geldige koopovereenkomst met Cloverleaf tot stand is gekomen. Daarbij kan in het midden worden gelaten of [geïntimeerde 2] bij het aangaan van de koopovereenkomst in eigen naam dan wel in naam van [geïntimeerden 2-8] of Fransen heeft gecontracteerd. Volstaan kan worden dat er destijds een rechtsgeldig titel voor de overdracht was. Voorts is aan Cloverleaf het bezit van het paard verschaft. Niet is gesteld of gebleken dat Fransen, [geïntimeerden 2-8], [geïntimeerde 2] of een derde de eigendom van het paard heeft betwist. Daarom moet het er, naar het oordeel van het hof, voor worden gehouden dat [geïntimeerde 2] bevoegdelijk over het paard ten gunste van Cloverleaf heeft beschikt. Daarbij is het niet relevant of [geïntimeerde 2] de eigendom van het paard en de daaruit voortvloeiende beschikkingsbevoegdheid zelf toekwam dan wel bij de uitoefening daarvan voor [geïntimeerden 2-8] of Fransen handelde.
21. De stelling van Cloverleaf dat Fransen het paard aan [geïntimeerden 2-8] heeft verkocht, is derhalve niet ter zake doende, zodat voor bewijslevering dienaangaande door Cloverleaf ook geen plaats is.
22. Hetgeen door Cloverleaf voorts nog te berde is gebracht met betrekking tot deze grief zal als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet terzake dienend, buiten bespreking kunnen blijven.
23. Grief 6 faalt.
24. Met grief 7 wenst Cloverleaf te betogen dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan haar stelling dat ingeval van vertegenwoordiging van Cloverleaf door [geïntimeerden 2-8] of één of meer van hen sprake zou zijn van het verbod van het "dienen van twee heren". Cloverleaf meent voorts dat de rechtbank ten onrechte geoordeeld heeft dat er geen sprake is van Selbsteintritt. [geïntimeerden 2-8] betwisten dat zij als lasthebber van Cloverleaf hebben gehandeld.
25. Het hof overweegt als volgt. Lastgeving is de overeenkomst van opdracht waarbij de ene partij, de lasthebber, zich jegens de andere partij, de lastgever, verbindt voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten. De lastgeving is vormvrij. In het voetspoor van het oordeel van de rechtbank is het hof van oordeel dat Cloverleaf onvoldoende feiten heeft gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake is geweest van lastgeving van Cloverleaf aan [geïntimeerden 2-8] of één of meer van hen. Het enkele feit dat John Madden [geïntimeerde 2] telefonisch benaderd heeft met het verzoek na te gaan of er een springpaard te koop was dat geschikt was voor de dochter van Goutal, is naar het oordeel van het hof onvoldoende om een overeenkomst van opdracht aan te nemen. Ook het feit dat [geïntimeerde 2] tijdens het bezoek aan Nederland in december 2005 voor het gezelschap als chauffeur is opgetreden en het paard vooraf is gaan inspecteren, tonen nog niet aan dat er sprake was van een dergelijke overeenkomst.
26. Door Cloverleaf zijn geen andere feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [geïntimeerden 2-8] zich jegens Cloverleaf als lasthebbers verbonden hebben. Nu aangenomen moet worden dat er geen sprake is van een lastgevingsovereenkomst tussen Cloverleaf en [geïntimeerden 2-8], kan er vanzelfsprekend ook geen sprake zijn van Selbsteintritt.
27. Grief 7 faalt.
28. Grief 8 richt zich tegen de afwijzing van het beroep op dwaling, bedrog en onrechtmatig handelen van de zijde van [geïntimeerden 2-8]
29. Het hof leest in de grief en in de daarop gegeven toelichting geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Ter toelichting voegt het hof daar met betrekking tot het beroep op dwaling aan toe dat Cloverleaf naar het oordeel van het hof onvoldoende heeft gesteld om te kunnen concluderen dat [geïntimeerden 2-8] ter zake van de koopprijs van het paard een mededelingsplicht hebben geschonden (art. 6:228 lid 1 sub b BW). Met name heeft Cloverleaf niet onderbouwd dat [geïntimeerden 2-8] in de gegeven omstandigheden naar de in het verkeer geldende opvattingen gehouden waren om Cloverleaf mee te delen dat zij Fransen € 200.000 voor het paard zouden betalen.
30. Cloverleaf beroept zich daarnaast op wederzijdse dwaling (art. 6:228 lid 1 sub c BW). Zij stelt dat Cloverleaf en [geïntimeerden 2-8] gedwaald hebben met betrekking tot het intreden van de opschortende voorwaarde van de koopovereenkomst nu blijkt dat [geïntimeerde 1] ten onrechte een ongeclausuleerd positief aankoopadvies heeft afgegeven. Ter ondersteuning van haar stelling verwijst Cloverleaf naar de uitspraak van Veterinair Tuchtcollege van 14 augustus 2008 en de verklaringen van drs. Van Muiswinkel, drs. Van Selm en dr. Benoit dat de röntgenopnamen van onvoldoende kwaliteit zijn.
31. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2-8] bestrijden dat [geïntimeerde 1] ten onrechte een ongeclausuleerd positief aankoopadvies heeft afgegeven. Daartoe verwijzen zij naar het gezondheidscertificaat van de Amerikaanse dierenarts dr. Steele van 19 maart 2005, naar het feit dat het paard op 15 juli 2005 nog de grote prijs van New York heeft gewonnen en verklaringen van dr. Van Belt en drs. Welling. [geïntimeerden 2-8] wijzen er tevens op dat het Veterinair Beroepscollege de uitspraak van Veterinair Tuchtcollege heeft vernietigd. Het Veterinair Beroepscollege heeft geoordeeld dat in aanmerking moet worden genomen dat redelijkerwijs niet valt uit te sluiten dat de volledige set foto's een voldoende grondslag zou kunnen opleveren voor de door [geïntimeerde 1] gegeven beoordeling van het paard.
32. Naar het oordeel van het hof heeft Cloverleaf indachtig het over en weer gestelde, haar stelling dat door [geïntimeerde 1] ten onrechte een positief verkoopadvies is gegeven - nog daargelaten of het hier een aankoopadvies dan wel een veterinair advies betrof - onvoldoende onderbouwd zodat het beroep op wederzijdse dwaling al om deze reden faalt.
33. Voor het beroep op bedrog is door Cloverleaf opnieuw te weinig gesteld. Onweersproken is dat [geïntimeerde 2] een vraagprijs van € 320.000,- heeft genoemd en dat dit aanbod onder de voorwaarde van een positief veterinair advies door Goutal is geaccepteerd. Goutal had reeds eerder een aanbod van € 300.000,- gedaan. Het hof is van oordeel dat uit de enkele omstandigheid dat (lang) na de verkoop van het paard blijkt dat Fransen bereid was het paard tegen een lagere prijs te verkopen, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet volgt dat er sprake is van bedrog zoals bedoeld in artikel 3:44 lid 3 BW.
34. Voor zover Cloverleaf ten slotte ingang wenst te doen vinden dat [geïntimeerden 2-8] door onduidelijkheid te creëren met betrekking tot hun belangen bij de verkoop van het paard onrechtmatig jegens Cloverleaf handelen, overweegt het hof dat hetgeen Cloverleaf daaraan blijken punt 2.8.21 - 2.8.23 van haar memorie van grieven ten grondslag legt, te weten betaling van de koopprijs van € 320.000,- aan [geïntimeerde 2] zonder de eigendom van paard te kunnen verwerven, geen steun vindt in de feiten. Cloverleaf heeft immers de eigendom van het paard verworven.
35. Dit alles leidt tot de conclusie dat de vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling, bedrog en die uit onrechtmatige daad niet toewijsbaar is. Grief 8 faalt derhalve ook.
36. Na het vorenoverwogene heeft Cloverleaf bij de behandeling van grief 9 geen belang meer.
37. Met grief 10 bestrijdt Cloverleaf het oordeel van de rechtbank dat niet zij maar [geïntimeerde 2] opdrachtgever was van de opdracht tot keuring van het paard. Het hof leest in de grief en in de daarop gegeven toelichting geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. Door Cloverleaf is opnieuw niet voldoende aangetoond dat zij als opdrachtgever van [geïntimeerde 1] beschouwd moet worden. Meer in het bijzonder ligt in de stelling dat [geïntimeerde 1] de aankoopkeuring van Orion Fortuna heeft uitgevoerd en het rapport in het Engels is opgemaakt, zonder nadere feitelijke onderbouwing die evenwel ontbreekt, niet besloten dat Cloverleaf geacht wordt de opdrachtgever van [geïntimeerde 1] te zijn.
38. Grief 10 faalt.
39. Grief 11 houdt in dat de rechtbank ten onrechte tot de slotsom komt dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde 1] onrechtmatig jegens Cloverleaf heeft gehandeld.
40. Het hof stelt voorop dat niet is gesteld of gebleken dat [geïntimeerde 1] in het geval dat hij in opdracht van Cloverleaf de keuring had moeten uitvoeren, anders had te handelen dan in het geval waarin hij - zoals zich hier heeft voorgedaan - de keuring voor [geïntimeerde 2] had uit te voeren. Het hof zal derhalve eerst onderzoeken of [geïntimeerde 1] bij de uitvoering van de keuring heeft gehandeld als van een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts verwacht mocht worden.
41. Uit de toelichting op de grief begrijpt het hof dat Cloverleaf zich op het standpunt stelt dat [geïntimeerde 1] door het niet vermelden van een mogelijk gebrek aan het achterbeen van het paard in het aankoopadvies is tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplichten. Het hof kan Cloverleaf in dit standpunt niet volgen. Allereerst is niet komen vast te staan dat de röntgenfoto's niet voldeden aan de eisen die daaraan destijds werden gesteld. Daartoe is door Cloverleaf, mede gelet op de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege van 30 oktober 2009, onvoldoende gesteld. De door Cloverleaf overgelegde verklaringen van Benoit, Van Muiswinkel en Van Selm baten haar evenmin nu deze verklaringen uitsluitend zijn gebaseerd op de 22 afdrukken die door Cloverleaf in het geding zijn gebracht en niet de volledige set foto's die volgens [geïntimeerde 1] destijds via [geïntimeerde 2] aan Madden zijn opgestuurd. Het hof onderschrijft het oordeel van het Veterinair Beroepscollege dat het aannemelijk is dat [geïntimeerde 1] meer röntgenfoto's heeft gemaakt dan de 22 afdrukken die door Cloverleaf in het geding zijn gebracht en dat het redelijkerwijs niet valt uit te sluiten dat de volledige set foto's een voldoende grondslag zou kunnen opleveren voor de door [geïntimeerde 1] gegeven beoordeling van het paard.
42. Het hof acht het voorts van belang dat geen van de genoemde dierenartsen (Muiswinkel, Van Selm en Welling) die namens Cloverleaf, [geïntimeerden 2-8] en [geïntimeerde 1] de röntgenfoto's hebben beoordeeld, een peesblessure aan het achterbeen van het paard hebben vermeld. Ter ondersteuning van haar stelling verwijst Cloverleaf verder naar het advies van dr. Van der Belt van 23 juni 2008. Het hof is met [geïntimeerde 1] van oordeel dat het rapport van Van der Belt niet de conclusie rechtvaardigt dat het paard een blessure aan het achterbeen ("enthesiophytosis") had. Dit geldt temeer nu Van der Belt in zijn rapport aangeeft dat hij slechts een onderbouwd en kritisch oordeel kan geven indien hij over alle in plaats van de 22 ter beschikking gestelde röntgenopnamen zou beschikken. Daartegenover staat de brief van Van den Belt van 26 augustus 2009 waarin hij bevestigt dat er op de aanwezige opnamen geen sprake is van genoemde enthesiophytosis.
43. Gelet op de overgelegde verklaringen van de Nederlandse dierenartsen die door Cloverleaf niet weersproken zijn en genoemde brief van Van der Belt van 26 augustus 2009, is het naar het oordeel van het hof niet, althans onvoldoende, komen vast te staan dat het paard op het moment van de keuring reeds een gebrek had dat [geïntimeerde 1] in zijn keuringsrapport had moeten melden.
44. Nu Cloverleaf geen andere feiten of omstandigheden heeft gesteld die steun kunnen bieden aan het door haar ingenomen standpunt dat [geïntimeerde 1] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, zal het hof aan het algemene bewijsaanbod van Cloverleaf als niet beslissend voor de uitkomst van de procedure voorbij gegaan.
45. Ten overvloede overweegt het hof dat Cloverleaf het causale verband tussen het vermeende gebrek en de gestelde schade niet heeft aangetoond, zodat ook om die reden de vordering uit onrechtmatige daad moet worden afgewezen.
46. Uit het vooroverwogene volgt dat grief 11 evenzeer faalt.
47. Grief 12 heeft geen zelfstandige inhoud en deelt mitsdien het lot van de overige grieven.
48. Voor het verlenen van enige bewijsopdracht is in het licht van het vorenoverwogene geen plaats.
49. Nu de voorwaarde waaronder het incidenteel appel is ingesteld niet is vervuld, behoeft het incidenteel appel geen verdere behandeling.
Slotsom
23. Uit het voorgaande volgt dat de grieven niet tot vernietiging van het beroepen vonnis leiden. Het beroepen vonnis dient te worden bekrachtigd. Cloverleaf zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (3 punten tarief VII).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Cloverleaf in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerden 2-8] tot aan deze uitspraak op € 5.981,- aan verschotten en € 11.685,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. W. Breemhaar, voorzitter, R.E. Weening en H.M. Fahner en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 11 januari 2011 in bijzijn van griffier.