Parketnummer: 24-002052-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-570672-07
Arrest van 20 januari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Leeuwarden, zitting houdende te Heerenveen, van 30 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter van de rechtbank Leeuwarden, zitting houdende te Heerenveen, heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep op 12 augustus 2010 en 6 januari 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 450,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2007 te of bij [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Rijksweg A7, komende uit de richting van Heerenveen en gaande in de richting van Drachten, en toen met het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig een voor hem op de, gezien verdachtes rijrichting, rechter rijstrook van die weg rijdende personenauto ter linkerzijde is gaan inhalen en/of (vervolgens) tijdens het inhalen en/of voorbij rijden een (abrupte) stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt, althans van de linker naar de rechter rijstrook van die weg is gereden of gezwenkt, en/of (vervolgens en/of daarbij), rijdende op die rechter rijstrook, (plotseling) (sterk) is gaan remmen, tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan, de bestuurder van het door hem, verdachte, ingehaalde motorvoertuig (personenauto) zich genoodzaakt achtte (en mocht achten) af te remmen en/of (vervolgens en/of daarbij) naar, gezien zijn rijrichting, links uit te wijken teneinde een botsing of aanrijding met het door verdachte bestuurde motorvoertuig te voorkomen, waarbij voornoemde personenauto tegen een, gezien zijn rijrichting, op de linker rijstrook rijdende andere personenauto is aangereden of gebotst, en/of (vervolgens), gezien zijn rijrichting, (plotseling) naar rechts is gereden of gezwenkt, en/of (vervolgens en/of daarbij) de macht over het stuur van de door hem bestuurde personenauto heeft verloren, en/of met de door hem bestuurde personenauto in een slip is geraakt, en/of (uiteindelijk) tot stilstand is gekomen in de, gezien zijn rijrichting, rechts van de weg gelegen sloot, tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan, letsel aan een persoon, te weten [slachtoffer], is ontstaan en/of schade aan goederen is toegebracht, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 mei 2007 te of bij [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Rijksweg A7, komende uit de richting van Heerenveen en gaande in de richting van Drachten, en toen met het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig een voor hem op de, gezien verdachtes rijrichting, rechter rijstrook van die weg rijdende personenauto ter linkerzijde is gaan inhalen en vervolgens tijdens het inhalen en voorbij rijden een abrupte stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt, en daarbij, rijdende op die rechter rijstrook, plotseling sterk is gaan remmen, tengevolge waarvan de bestuurder van het door hem, verdachte, ingehaalde motorvoertuig (personenauto) zich genoodzaakt achtte af te remmen en vervolgens daarbij naar, gezien zijn rijrichting, links uit te wijken teneinde een aanrijding met het door verdachte bestuurde motorvoertuig te voorkomen, waarbij voornoemde personenauto tegen een, gezien zijn rijrichting, op de linker rijstrook rijdende andere personenauto is aangereden, en vervolgens, gezien zijn rijrichting, plotseling naar rechts is gereden of gezwenkt, en met de door hem bestuurde personenauto in een slip is geraakt, en uiteindelijk tot stilstand is gekomen in de, gezien zijn rijrichting, rechts van de weg gelegen sloot, tengevolge waarvan letsel aan een persoon, te weten [slachtoffer], en schade aan goederen is toegebracht, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 14 mei 2007 als bestuurder van een motorvoertuig schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994, door tijdens het inhalen en voorbij rijden van de door aangever bestuurde personenauto, een abrupte stuurbeweging naar rechts te maken en daarbij sterk te remmen. Teneinde een aanrijding met het voertuig van verdachte te voorkomen, is aangever hierdoor naar links uitgeweken, waarbij hij de personenauto van [naam] heeft aangereden. Aangever is uiteindelijk in een sloot tot stilstand gekomen. Het handelen van verdachte heeft niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht, zijn handelen heeft ook daadwerkelijk letsel bij aangever en schade aan de voertuigen van aangever en [naam] veroorzaakt.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 26 november 2010, waaruit blijkt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, doch niet ter zake van soortgelijke feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de door de kantonrechter opgelegde geldboete van € 500,- een passende bestraffing. Nu de berechting in hoger beroep echter niet binnen 2 jaar heeft plaatsgevonden - er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 5 maanden - zal het hof, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, op voormelde boete € 50,- in mindering brengen.
Naast een geldboete acht het hof een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte tot op heden niet bereid c.q. in staat is gebleken enige verantwoordelijkheid voor het door zijn verkeersfout ontstane ongeluk te aanvaarden, hetgeen twijfels doet rijzen omtrent verdachtes verkeersinzicht c.q. zijn verantwoordelijkheid jegens zijn weggebruikers. Een extra vingerwijzing en stok achter de deur is dan ook op z'n plaats.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vierhonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van negen dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van drie maanden ;
beveelt, dat de bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. P. Koolschijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.