ECLI:NL:GHLEE:2011:BP1943

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001266-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S. Zwerwer
  • G.M. Meijer-Campfens
  • W.F. van Zant
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en vernieling, waarbij zij op 8 februari 2009 in de gemeente [gemeente] een persoon, te weten [slachtoffer], had gebeten en diens mobiele telefoon had vernield. De politierechter had een geldboete van 500 euro opgelegd, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte opnieuw zou veroordelen tot dezelfde straf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De verdachte had aangevoerd dat zij had gehandeld uit noodweer, omdat zij door de aangever in haar nek was gebeten. Het hof verwierp dit verweer, omdat niet aannemelijk was dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.

Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmotivering. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 500 euro, met een proeftijd van twee jaren. De geldboete zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer van het hof, met mr. S. Zwerwer als voorzitter.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001266-10
Parketnummer eerste aanleg: 19-605376-09
Arrest van 25 januari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 17 mei 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het haar onder
1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van 500 euro, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
zij op of omstreeks 8 februari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
zij op of omstreeks 8 februari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een gsm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij op 8 februari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
zij op 8 februari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een gsm, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Onder 1: mishandeling;
Onder 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en door het hof bewezenverklaarde feit heeft verdachte ter terechtzitting aangevoerd dat zij heeft gehandeld uit noodweer. Zij zou, zo begrijpt het hof, door aangever [slachtoffer] in haar nek zijn gebeten en daarop zou verdachte, als een verdedigende reactie, aangever [slachtoffer] hebben gebeten. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof het volgende af:
Er heeft zich op 8 februari 2009 een incident voorgedaan tussen aangever [slachtoffer] enerzijds en verdachte en haar vriendin [naam] anderzijds. Daarbij heeft verdachte de mobiele telefoon van [slachtoffer] afgenomen. In een poging van [slachtoffer] om zijn mobiele telefoon van verdachte terug te pakken, ontstaat er een handgemeen tussen [naam] en aangever [slachtoffer]. Blijkens de aangifte van [slachtoffer] is hij daarop door verdachte in zijn linkerhand gebeten. Aangever reageerde hierop door verdachte in haar nek te bijten.
Vervolgens heeft verdachte de mobiele telefoon van aangever opzettelijk op straat kapot gegooid. Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat zich op enig moment een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding van verdachte door aangever heeft voorgedaan, waartegen verdachte zich moest verdedigen. Het hof verwerpt het beroep op noodweer nu niet aannemelijk is gemaakt of geworden dat op het moment dat de verdachte aangever beet sprake was van een dusdanige vorm van geweld of een dusdanige dreiging van aangever tegen de verdachte dat de noodzakelijke verdediging van de verdachte daartegen geboden was.
Het hof verwerpt dit gevoerde verweer en acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 8 februari 2009 [slachtoffer] mishandeld, door in diens linkerhand te bijten. Door het plegen van dit feit heeft verdachte de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer] aangetast en heeft hem pijn en letsel toegebracht.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 november 2010 blijkt, dat verdachte eerder ter zake van - andersoortige - strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke geldboete ter hoogte van 500 euro een passende en noodzakelijke bestraffing is. De voorwaardelijke geldboete heeft mede als doel om verdachte ervan te weerhouden nogmaals (soortgelijke) delicten te plegen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte als griffier., zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.