ECLI:NL:GHLEE:2011:BP2906

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001731-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lahuis
  • A. Anjewierden
  • J. Groefsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen van hennepplanten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1986 en woonachtig te [woonplaats], werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven. De verdachte is tijdig in hoger beroep gekomen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte vrijspreekt van de eerste twee ten laste gelegde feiten, maar hem veroordeelt voor het derde feit, dat betrekking heeft op het telen van 189 hennepplanten op 2 juni 2009 in [plaats 2]. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de eerste twee feiten, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Het hof heeft echter vastgesteld dat het derde feit bewezen was, waarbij de verdachte opzettelijk 189 hennepplanten had geteeld. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en de straf bepaald op basis van de aard en ernst van het feit, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.500, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 25 dagen indien de boete niet tijdig wordt betaald. De geldboete mag in zes termijnen worden voldaan.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001731-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-755065-09
Arrest van 1 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 29 juni 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. van der Wielen,
advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal vrijspreken en hem ter zake van het onder 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 1.500,=, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 01 mei 2009, te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan of nabij de [straat]) ongeveer 462, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
feit 2:
hij op of omstreeks 01 mei 2009, althans in of omstreeks de maand april 2009, te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 3:
hij op of omstreeks 02 juni 2009, te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een garage/pand gelegen aan of nabij [adres]) ongeveer 189, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Vrijspraak
Het hof acht evenals de advocaat-generaal onvoldoende wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
feit 3:
hij op 02 juni 2009, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], opzettelijk heeft geteeld in een garage/pand gelegen aan of nabij [adres] 189 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
onder 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 2 juni 2009 in een garage/pand behorende bij zijn woning 189 hennepplanten geteeld. Er waren geen speciale lampen geïnstalleerd en de planten werden niet automatisch bewaterd. Het blijkt niet dat er geteeld werd met het oog op financieel gewin. De hennepkwekerij was niet professioneel van opzet.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 november 2010 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel, dat volstaan kan worden met de oplegging van een geldboete van € 1.500,=, subsidiair 25 dagen hechtenis (overeenkomstig de in de rechtspraak gehanteerde tabel).
Gelet op verdachtes - geringe - financiële draagkracht ziet het hof aanleiding te bepalen dat verdachte de geldboete in zes opeenvolgende éénmaandelijkse termijnen elk groot € 250,= mag voldoen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 3 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van duizend vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in zes opeenvolgende éénmaandelijkse termijnen elk groot tweehonderdvijftig euro.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Lahuis, voorzitter, mr. Anjewierden en mr. Groefsema, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.