ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4401

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001812-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Heins
  • mr. Koolschijn
  • mr. Toeter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens mishandeling met tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraffen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling in een café, waarbij hij een andere persoon, [slachtoffer], heeft geslagen. Het hof heeft de tenuitvoerlegging gelast van twee eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De verdachte heeft in hoger beroep een beroep gedaan op noodweer, maar dit is door het hof verworpen. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, aangezien de handelingen van de getuigen niet zodanig waren dat deze een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte rechtvaardigden. De verdachte heeft een strafblad en was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, en de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen is gelast. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de noodzaak om een passende straf op te leggen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001812-10
Parketnummers eerste aanleg: 17-755554-09, 17-880310-07 (tul) en 17-880501-08 (tul)
Arrest van 10 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 26 juli 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J. van Rooij, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op vorderingen tot tenuitvoerleggingen beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Voorts, dat het hof de tenuitvoerlegging zal bevelen van de 3 maanden gevangenisstraf, de verdachte voorwaardelijke opgelegd bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 3 maart 2008.
Tenslotte, dat het hof de tenuitvoerlegging zal bevelen van de 3 maanden gevangenisstraf, de verdachte voorwaardelijke opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 6 maart 2009.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 21 oktober 2009, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], tegen het hoofd heeft geslagen of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Door en namens verdachte is ter zitting van het hof een beroep gedaan op noodweer, subsidiair noodweerexces. Hiertoe is het navolgende aangevoerd. Verdachte is - zo heeft hij ter zitting van het hof verklaard - in het café belaagd door [getuige 1]. [getuige 1] heeft verdachte beetgepakt en heeft daarbij dreigende woorden in de trant van "Luister klootzak, ik trap je de kanker in" en "Je komt niet heelhuids de kroeg uit" in het oor van verdachte gefluisterd. Tijdens dat incident stond [slachtoffer] achter verdachte. [slachtoffer] heeft daarop een arm op verdachtes schouder gelegd, verdachte van achteren vastgepakt en dreigende woorden in de trant van "Kom, we pakken hem" in de richting van verdachte gesproken. Hierop heeft verdachte, bang geworden voor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf door [getuige 1] en/of [slachtoffer], zich omgedraaid en naar [slachtoffer] uitgehaald, waarbij hij [slachtoffer] in het gezicht heeft geraakt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij niemand heeft geslagen, dat hij zelf geen klappen heeft gehad en dat er alleen maar over en weer is geduwd en getrokken. Bij de politierechter heeft verdachte verklaard dat hij is toegesproken door een man (het hof begrijpt: [getuige 1]), dat hij die man heeft weggeduwd, dat hij vervolgens van achteren door een andere man (het hof begrijpt: het latere slachtoffer [slachtoffer]) is beetgepakt en dat hij naar laatstgenoemde man heeft uitgehaald, waarbij hij heeft gevoeld dat hij die man in het gezicht heeft geraakt. Verdachte heeft bij de politie, de politierechter en het hof wisselende verklaringen afgelegd. Anders dan bij het hof heeft verdachte bij de politie en de politierechter niet verklaard dat [getuige 1] en [slachtoffer] dreigende woorden tegen hem hebben geuit. Ook anderszins is niet gebleken dat [getuige 1] en [slachtoffer] dreigende woorden tegen verdachte hebben geuit. Derhalve acht het hof de verklaring van verdachte afgelegd bij het hof op het punt van de door [getuige 1] en [slachtoffer] tegen verdachte geuite dreigende woorden niet aannemelijk geworden.
De beelden van het incident, die in het café met een camera zijn vastgelegd, zijn ter zitting van het hof vertoond. Het hof heeft op deze beelden waargenomen, dat de handelingen die [getuige 1] ten opzichte van verdachte heeft uitgevoerd niet het slaan of stompen van [slachtoffer] rechtvaardigen. Of [slachtoffer] een arm op de schouder van verdachte heeft gelegd, terwijl verdachte met de rug naar hem toestond, kan het hof op de camerabeelden niet waarnemen, omdat verdachte en [getuige 1] vóór [slachtoffer] staan, waardoor de armen van [slachtoffer] niet goed zichtbaar zijn. Maar wat daar ook van zij, het enkel leggen van een arm op de schouder van een ander vat het hof niet op als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands lijf. Voorts heeft het hof op de camerabeelden waargenomen, dat de handelingen die [getuige 1] en [slachtoffer] ten opzichte van verdachte hebben uitgevoerd niet van dien aard zijn dat daaruit een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf door [getuige 1] en/of [slachtoffer] kan worden afgeleid. Ook op grond van de verklaringen die [slachtoffer], [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en verdachte bij de politie hebben afgelegd, in samenhang beschouwd, is niet aannemelijk geworden dat verdachtes handelen was geboden ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [getuige 1] en/of [slachtoffer].
Omdat op geen enkel moment sprake is (geweest) van een noodweersituatie, verwerpt het hof het beroep op noodweer en noodweer-exces.
Het hof acht verdachte strafbaar. Ook van de aanwezigheid van andere strafuitsluitingsgronden is niet gebleken.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 21 oktober 2009 in een café [slachtoffer] mishandeld door met zijn vuist met kracht uit te halen naar het gezicht van die [slachtoffer]. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer] een blauw oog, een verdikking aan de rechterkant van zijn neus, en twee afgebrokkelde tanden opgelopen. Door het plegen van dit feit is de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 december 2010 blijkt, dat verdachte vóór 21 oktober 2009 meermalen ter zake van het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke aan het thans bewezen verklaarde misdrijf, tot onder meer werkstraffen en een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld. Daarnaast is gebleken dat het bewezen verklaarde feit is gepleegd tijdens twee proeftijden verbonden aan twee eerdere veroordelingen. Desondanks heeft een en ander verdachte er niet van weerhouden het hiervoor bewezen verklaarde feit te begaan.
Uit het omtrent verdachte door de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport (Voortijdige negatieve beëindiging) d.d. 2 juli 2010 blijkt onder meer, dat de aan
verdachte in de strafzaak onder parketnummer 17-880310-07 opgelegde werkstraf van 240 uren als mislukt kan worden beschouwd, omdat verdachte veelvuldig zijn afspraken niet is nagekomen.
Derhalve blijkt dat verdachte zich niets van een opgelegde straf en gemaakte afspraken aantrekt en doorgaat met het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.
Het hof is - met de politierechter en de advocaat-generaal - van oordeel, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans noodzakelijk is, aangezien verdachte al vele malen is gewaarschuwd en desondanks blijft recidiveren.
Op grond van het vorenstaande en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting "Art. 300 Sr eenvoudige mishandeling" acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, welke straf eveneens door de politierechter was opgelegd, passend en geboden. Een mildere strafmodaliteit komt, gelet op verdachtes strafrechtelijk verleden, niet meer in aanmerking.
Aan het vorenstaande doet niet af de omstandigheden, dat verdachte binnenkort met een vervolgopleiding kan starten, dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest reeds is gestart met die opleiding, dat verdachtes vriendin, met wie hij overigens niet samenwoont, (waarschijnlijk) zwanger is, dat verdachte bij de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk zijn huurwoning zal verliezen en dat verdachte in verband met zijn ADHD-problematiek vrijwillig bij het AFPN in behandeling is.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 3 maart 2008 is verdachte onder parketnummer 17-880310-07 veroordeeld tot onder meer gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Gebleken is dat voormeld vonnis op 31 juli 2009 onherroepelijk is geworden en dat op diezelfde dag de proeftijd is ingegaan.
De officier van justitie heeft bij zijn op 4 mei 2010 ingediende vordering gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals ten laste gelegd in de dagvaarding met parketnummer
17-755554-09 (het thans bewezen verklaarde feit).
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van voormelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde gevangenisstraf.
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 6 maart 2009 is verdachte onder parketnummer 17-880501-08 veroordeeld tot onder meer gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Gebleken is dat voormeld vonnis op 21 maart 2009 onherroepelijk is geworden en dat op diezelfde dag de proeftijd is ingegaan.
De officier van justitie heeft bij zijn op 6 mei 2010 ingediende vordering gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals ten laste gelegd in de dagvaarding met parketnummer
17-755554-09 (het thans bewezen verklaarde feit).
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van voormelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde gevangenisstraf.
Op grond van hetgeen het hof hiervoor in de strafmotivering heeft overwogen, acht het hof geen termen aanwezig om in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van voormelde twee gevangenisstraffen, werkstraffen te gelasten, zoals door de raadsman is verzocht.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 3 maart 2008 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 6 maart 2009 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Heins, voorzitter, mr. Koolschijn en mr. Toeter, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Toeter buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.