ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4482

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000468-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met noodweer als verweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1963, was eerder veroordeeld voor mishandeling en had een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 december 2008, waarbij de verdachte de benadeelde partij, een 70-jarige man, met een vuist in het gezicht heeft geslagen, wat resulteerde in letsel en pijn. De verdachte heeft in hoger beroep een beroep op noodweer gedaan, maar het hof heeft dit verwerpt, omdat niet aannemelijk was dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de benadeelde partij. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een werkstraf van 40 uren op. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen. Het hof heeft de kosten van de benadeelde partij begroot op € 384,- en de verdachte veroordeeld in deze kosten. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Het arrest is ondertekend door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

Parketnummers: 24-000468-10 en 24-000013-08 (tul)
Parketnummer eerste aanleg: 19-605109-09
Arrest van 14 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 12 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft op de vordering van de benadeelde partij en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter, met als straf inhoudende een werkstraf van 40 uren en als bijkomende beslissing inhoudende de verlenging van de proeftijd behorende bij een eerder opgelegde voorwaardelijke veroordeling, zal bevestigen, met dien verstande dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk veroordeling in hoger beroep zal worden afgewezen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 03 december 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), met een vuist in zijn gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 3 december 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend
[benadeelde] met een vuist in zijn gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
De raadsman heeft namens verdachte ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op noodweer en heeft op grond daarvan het hof verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het hof verwerpt dit beroep, nu niet aannemelijk is geworden dat er zich tussen aangever [benadeelde] en verdachte een situatie heeft voorgedaan waarin er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever. Hierdoor kan van noodweer geen sprake zijn.
Ook overige strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Het hof acht verdachte derhalve strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 3 december 2008 aangever [benadeelde], een man van toen 70 jaar oud, zonder enige rechtvaardiging met een vuist tegen diens hoofd geslagen. [benadeelde] heeft hierdoor een blauw oog opgelopen en pijn ondervonden. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van [benadeelde].
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 december 2010, waaruit blijkt dat verdachte zich reeds vele malen schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten en daarvoor ook is veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf van 40 uren een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Tenuitvoerlegging
Bij arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 27 november 2008 met parketnummer 24-000013-08 is verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren. Dit arrest is onherroepelijk geworden op 12 december 2008, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft op 21 januari 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf gelasten. Anders dan de advocaat-generaal ter zitting heeft betoogd is voor het geven van deze last niet nodig dat de proeftijd reeds was ingegaan op het moment dat het (nieuwe) strafbare feit - na de veroordeling op 27 november 2008 - werd begaan.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat deze benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering en dat deze benadeelde partij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde] door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 310,-, bestaande uit € 300,- smartengeld en € 10,- eigen bijdrage arts. Derhalve kan de vordering, die het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, tot dat bedrag worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige een zodanige onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert, dat zij zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 310,- die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Gelet op vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Het hof heeft de kosten die de hierboven genoemde benadeelde partij heeft gemaakt tot aan deze uitspraak, aan de hand van het kantonliquidatietarief, begroot op
€ 384,-.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 27 november 2008 met parketnummer 24-000013-08 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van één maand;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van driehonderdtien euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van driehonderdtien euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot op deze uitspraak begroot op driehonderdvierentachtig euro - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.