ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4621

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001839-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolging wegens smaadschrift en verduistering in dienstbetrekking met vrijspraak voor verduistering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was vervolgd voor twee feiten: smaadschrift en verduistering in dienstbetrekking. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van het tweede feit (verduistering) en hem zou veroordelen tot een geldboete van €250 voor het eerste feit (smaadschrift). Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening bij de verduistering, waardoor de verdachte van dit feit is vrijgesproken. Echter, het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift door in een lokale krant beschuldigingen te uiten aan het adres van een taxibedrijf, wat de goede naam van het bedrijf heeft aangetast. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van €250, met de bepaling dat vervangende hechtenis kan worden toegepast indien de boete niet wordt betaald. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de relevante wetsartikelen en het strafrechtelijke verleden van de verdachte, waaruit bleek dat hij niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001839-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-621154-08
Arrest van 15 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 3 juli 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van feit 2, en dat het hof verdachte wegens feit 1 zal veroordelen tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1:
Verdachte op of omstreeks de periode van 6 augustus 2008 tot en met 18 augustus 2008 in de gemeente [gemeente], althans in het arrondissement Assen, althans in Nederland opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] en/of taxibedrijf [bedrijf] heeft aangerand door de telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel - zakelijk weergegeven - de tekst: "[bedrijf] LICHT JE OP WAAR JE BIJ STAAT. IK HEB HET MEEGEMAAKT" laten vermelden in de krant Emmen Nu en/of op een of meer websites geplaatst/laten plaatsen;
2:
verdachte op of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 6 september 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk een werkboekje, toebehorende aan taxibedrijf [bedrijf], althans aan een ander of anderen dan verdachte, welk werkboekje hij, verdachte bij genoemde rechthebbende als (ex-)werknemer/taxichauffeur in dienstbetrekking van deze ontvangen had en welke verdachte aldus, in elk geval in gemelde dienstbetrekking, anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Vrijspraak
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat, ten aanzien van hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd, niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van toe-eigening, zodat hij van dat feit moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1:
verdachte in de periode van 6 augustus 2008 tot en met 18 augustus 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk de goede naam van taxibedrijf [bedrijf] heeft aangerand door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel - zakelijk weergegeven - de tekst: "[bedrijf] LICHT JE OP WAAR JE BIJ STAAT. IK HEB HET MEEGEMAAKT" laten vermelden in de krant Emmen.Nu.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
1:
smaadschrift.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift. Hij heeft in een lokale krant beschuldigingen geuit aan het adres van aangever en hem daardoor in zijn eer en goede naam aangerand. De informatie wordt onder (een groot) publiek verspreid en het slachtoffer kan zich hiertegen niet of nauwelijks verdedigen. Verdachte voerde in zijn optiek een gerechtvaardigde strijd, maar hij heeft zich van een niet gerechtvaardigd middel bediend.
Verder heeft het hof gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister
d.d. 24 november 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Gelet op het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving is het hof van oordeel dat oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 261 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeldonder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. M.E.L. Fikkers, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.