ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4655

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002124-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van de zaak naar de politierechter wegens niet rechtsgeldige oproeping van de verdachte

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 15 februari 2011, gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor een misdrijf, maar er ontstond een probleem met de oproeping voor de terechtzitting. Uit het dossier bleek dat er naast het GBA-adres van de verdachte nog een ander adres bekend was, maar aan dit adres was geen oproeping verzonden. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet op de juiste wijze was opgeroepen voor de zitting op 26 juni 2009, waardoor hij niet kon verschijnen.

De politierechter had de behandeling van de zaak moeten aanhouden om ervoor te zorgen dat de verdachte op de juiste manier werd opgeroepen, zoals voorgeschreven in artikel 588a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde dat de eerste rechter had moeten zorgen voor een rechtsgeldige oproeping, en dat de verdachte recht heeft op berechting in twee feitelijke instanties, zoals vastgelegd in artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en besloot de zaak terug te wijzen naar de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De politierechter moet de zaak opnieuw behandelen, met inachtneming van het arrest van het hof, en de verdachte opnieuw oproepen om het onderzoek te hervatten en de zaak te berechten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002124-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-652854-08
Arrest van 15 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 26 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Betekening van de oproeping in eerste aanleg tegen 26 juni 2009
Op 2 juni 2009 is de oproeping uitgereikt ter griffie van de rechtbank te Groningen. Daarna is zij bij gewone brief verzonden naar het adres [adres] te [woonplaats], waar verdachte op de dag van aanbieding en vijf dagen nadien in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) stond ingeschreven.
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte met nummer [nummer] d.d. 19 april 2008 blijkt echter dat verdachte zijn woon- en/of verblijfplaats had op het adres [adres] te [woonplaats]. Ter terechtzitting van 16 maart 2009 heeft de politierechter in de rechtbank Groningen de behandeling aangehouden om te bewerkstelligen dat ook aan dit adres een oproeping voor een nadere terechtzitting zou worden aangeboden.
De politierechter voldeed daarmee aan het bepaalde in artikel 588a, lid 1, aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), op grond van welke bepaling een oproeping aan het door verdachte aan de politie meegedeelde adres verzonden moet worden. In weerwil hiervan is nagelaten om aan het adres [adres] te [woonplaats] een oproeping aan te bieden. Verdachte is niet op de nadere terechtzitting van 26 juni 2009 verschenen.
Nu verdachte niet op de nadere terechtzitting is verschenen, had de eerste rechter op grond van het bepaalde in artikel 590, lid 3 Sv de behandeling van de zaak nogmaals moeten aanhouden om alsnog een rechtsgeldige oproeping van verdachte te laten plaatsvinden.
Gelet op de hierboven weergegeven gang van zaken in eerste aanleg, doet zich naar het oordeel van het hof thans een situatie voor waarin toepassing moet worden gegeven aand het in artikel 423, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering besloten liggende beginsel dat een verdachte, in een zaak die aan hoger beroep is onderworpen, aanspraak heeft op berechting in twee feitelijke instanties. Hoewel de hoofdregel luidt dat - kort gezegd - indien door de rechter in eerste aanleg in de hoofdzaak is beslist, door de hoger beroepsrechter, indien hij het vonnis vernietigt, de zaak niet wordt teruggewezen naar de eerste rechter, is in de onderhavige zaak sprake van een uitzondering. Volgens de Hoge Raad doet zich zo'n uitzonderingsgeval onder andere voor wanneer de rechter ter terechtzitting aan de behandeling ten gronde niet had mogen toekomen omdat één van de personen die een kernrol vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting aldaar niet is verschenen, terwijl hij niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem van tevoren bekend was (HR 7 mei 1996, LJN: ZD0442). Het hof zal de zaak daarom terugwijzen naar de politierechter in de rechtbank Leeuwarden.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Leeuwarden, teneinde, met inachtneming van dit arrest, na hernieuwde oproeping van de verdachte het onderzoek opnieuw aan te vangen en deze zaak voor wat betreft het telastegelegde feit op de bestaande dagvaarding opnieuw te berechten en af te doen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. O. Anjewierden en
mr. M.E.L. Fikkers, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.