ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4657

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000485-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling na poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was vervolgd voor primair poging tot zware mishandeling en subsidiair mishandeling, naar aanleiding van een incident op 23 november 2007 waarbij hij een kopstoot heeft gegeven aan een persoon genaamd [slachtoffer]. De advocaat-generaal stelde dat het geven van een kopstoot altijd moet worden gekwalificeerd als poging tot zware mishandeling, maar het hof oordeelde dat niet elke handeling die kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel automatisch als zodanig moet worden gekwalificeerd. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en sprak hem vrij van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.

Desondanks werd de verdachte wel schuldig bevonden aan de subsidiair ten laste gelegde mishandeling. Het hof legde een voorwaardelijke werkstraf op van veertig uren en een geldboete van tweehonderdvijftig euro. Bij de straftoemeting hield het hof rekening met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof achtte de opgelegde straf passend en noodzakelijk, met als doel de verdachte te weerhouden van het plegen van soortgelijke delicten in de toekomst. De proeftijd werd vastgesteld op één jaar, waarbij het hof ook rekening hield met het feit dat de verdachte in de tussenliggende periode geen nieuwe strafbare feiten had gepleegd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000485-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-650011-08
Arrest van 15 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 11 februari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.B. Boogaart, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, waarvan veertig uren werkstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 23 november 2007, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een kopstoot heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 23 november 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen moet worden verklaard. Zijn onderbouwing komt er
- kort gezegd - op neer dat, omdat het vaak genoeg voorkomt dat als gevolg van een kopstoot bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel optreedt, een kopstoot een geëigende handeling is voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarmee moet het geven van een kopstoot worden gezien als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voor een veroordeling wegens een poging tot zware mishandeling moet het opzet van de verdachte gericht zijn op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Aldus moet komen vast te staan, dat sprake is van een handeling zijdens de verdachte die naar zijn aard de aanmerkelijke kans oplevert dat als gevolg daarvan bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel optreedt. De enkele omstandigheid dat als gevolg van een kopstoot zwaar lichamelijk letsel kàn ontstaan is daartoe onvoldoende.
Dat niet iedere vorm van mishandeling die kàn leiden tot zwaar lichamelijk letsel, en waarbij door welke omstandigheid dan ook dat letsel uitblijft, te allen tijde moet worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling volgt ook uit het systeem van de wet. Het tweede lid van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht stelt immers als zelfstandig delict de (eenvoudige) mishandeling strafbaar die zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft.
Het hof acht in het onderhavige geval niet bewezen dat het opzet van verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer], zodat hij van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 23 november 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer]. Door zo te handelen heeft verdachte pijn en letsel bij [slachtoffer] veroorzaakt en zijn lichamelijke integriteit aangetast.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 november 2010 - niet eerder is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat oplegging van een geldboete ter hoogte van tweehonderdvijftig euro in combinatie met een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van veertig uren een passende en noodzakelijke bestraffing is. De voorwaardelijke werkstraf heeft mede als doel om verdachte ervan te weerhouden nogmaals (soortgelijke) delicten te plegen.
Het hof acht, gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte in die periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd, vaststelling van de proeftijd op één jaar voldoende.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van één jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. M.E.L. Fikkers, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.