ECLI:NL:GHLEE:2011:BP6065

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000902-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en poging doodslag met noodweer als verweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 18 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte werd ter zake van vernieling van een ruit veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 250 euro. Voor de poging doodslag op een persoon werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging op basis van een succesvol beroep op noodweer. De poging doodslag ten aanzien van een tweede persoon kon niet bewezen worden, wat leidde tot vrijspraak. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

De feiten van de zaak dateren van 15 augustus 2009, toen de verdachte en haar partner werden belaagd door onbekende personen. In een situatie van dreigend geweld heeft de verdachte een mes gepakt en in de richting van een van de belagers gestoken, wat resulteerde in een steekwond. Het hof oordeelde dat de verdachte in een noodsituatie verkeerde en dat haar handelen als noodzakelijk ter verdediging kon worden beschouwd. De rechtbank had eerder de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte voor de vernieling schuldig bevonden.

De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de aard van de feiten en de persoon van de verdachte, een voorwaardelijke geldboete rechtvaardigden. De benadeelde partij [benadeelde 1] werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, terwijl de vordering van [benadeelde 2] tot schadevergoeding werd toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de kosten van het geding.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000902-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880380-09
Arrest van 25 februari 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van
23 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. B. Klunder, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft verdachte bij het vonnis ter zake het haar onder 1 en 2 ten laste gelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en verdachte ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde schuldig verklaard zonder oplegging van straf, en heeft op vorderingen van benadeelde partijen beslist.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ten aanzien van onder feit 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 3.434,10,-, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 430,01,-, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
zij op of omstreeks 15 augustus 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [benadeelde 1] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens buik/maag(streek), in elk geval in diens lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte:
zij op of omstreeks 15 augustus 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], aan een persoon genaamd [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een steekverwonding in de buik voor de geneeskundige behandeling waarvan een operatie noodzakelijk was), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens buik/maag(streek), in elk geval in diens lichaam, te steken en/of te snijden en/of te prikken;
meer subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte:
zij op of omstreeks 15 augustus 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [benadeelde 1] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens buik/maag(streek), in elk geval in diens lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
zij op of omstreeks 15 augustus 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (een) stekende beweging(en) in de richting van het (boven)lichaam van die voornoemde [slachtoffer] heeft gemaakt en/of (vervolgens) met dat mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte:
zij op of omstreeks 15 augustus 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (een) stekende beweging(en) in de richting [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (een) stekende beweging(en) in de richting van het (boven)lichaam van die voornoemde [slachtoffer] heeft gemaakt en/of (vervolgens) met dat mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
zij op of omstreeks 15 augustus 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer ruit(en) van een woning (te weten perceel [adres]), welk geweld bestond uit het opzettelijk (met kracht) slaan en/of stompen tegen een of meer ruit(en) van die woning;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte:
zij op of omstreeks 15 augustus 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit(en) van een woning (perceel [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de heer [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Vrijspraak
Ter terechtzitting van het hof heeft aangever [slachtoffer] als getuige verklaard dat hij niet heeft gezien dat verdachte hem met een mes heeft belaagd, dat hij geen zichtbare verwondingen heeft opgelopen en dat hij ook niet heeft gezien dat zijn kleding is beschadigd. Nu er ook overigens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte met een mes in de richting van [slachtoffer] heeft gestoken of bewogen, dient vrijspraak te volgen van hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd.
Verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van het onder 3 primair ten laste gelegde, omdat niet is komen vast te staan dat zij de ruit van de buren tezamen en in vereniging met haar toenmalige partner heeft vernield. Verdachte heeft op geheel eigen initiatief in de ruit een gaatje geslagen, waarna haar toenmalige partner de ruit verder heeft ingeslagen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij op 15 augustus 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [benadeelde 1] met een mes, in diens maagstreek, heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. subsidiair
zij op 15 augustus 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, perceel [adres], toebehorende aan de heer [benadeelde 2], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. poging doodslag;
3. subsidiair: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op noodweer, dan wel noodweerexces ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsvrouw van verdachte.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt de volgende gang van zaken.
Verdachte en haar toenmalige partner [partner] liggen te slapen op de bovenverdieping van hun woning. Rond half twee 's nachts worden zij gewekt door gebonk en geschreeuw. Er staan mensen voor hun deur - naar blijkt beide aangevers - en die trappen en slaan daar tegenaan. Verdachte en [partner] gaan naar beneden. Verdachte kijkt door het raam van de woonkamer en ziet een voor haar onbekende persoon voor het raam staan, terwijl het geweld op de deur voorduurt. [partner] belt 112. Nadat verdachte de (kunststof) voordeur ziet indeuken door het daarop uitgeoefende geweld, pakt verdachte een mes uit de keuken. Met het mes in de hand loopt verdachte richting de voordeur. [partner] houdt contact met 112 en loopt naar de voordeur om deze te openen om te bezien wie de belagers zijn. Op het moment dat hij de sleutel omdraait wordt het paneel uit de deur getrapt of geslagen en tegelijkertijd of althans direct daarna ontstaat een hoop tumult van zeer korte duur, zo blijkt uit het geluidsfragment van de 112-melding. In dat tumult loopt [benadeelde 1] een steekwond op die is veroorzaakt door het mes van verdachte.
Vaststaat dat verdachte op het moment dat ze besluit om een mes te pakken, is geconfronteerd met een situatie dat in de nachtelijke uren een aantal onbekende lieden tegen de voordeur stond te slaan en te trappen en dat de deur onder het aangewende geweld dreigde te bezwijken. Verdachte heeft kunnen concluderen dat deze lieden geen goede bedoelingen hadden en haar vrees dat men trachtte de woning binnen te dringen is begrijpelijk. Aldus acht het hof sprake van een noodsituatie, waarin sprake was van bedreiging van lijf en goederen. Dat verdachte in die situatie een mes heeft gepakt ter noodzakelijke verdediging is niet disproportioneel, te meer nu verdachte niet kon weten of de belagers al dan niet in het bezit waren van enig (slag)wapen.
Wat er op of over de drempel van de woning nadien precies is gebeurd, is niet komen vast te staan. Volgens verdachte is zij na het openen/intrappen van de deur op het hoofd geraakt door een bloempot die dan door een der aangevers moet zijn geworpen. Het hof acht dit gelet op de aangetroffen sporen en het geluidsfragment van de 112-melding geenszins onaannemelijk. Het is in deze situatie dat verdachte [benadeelde 1] heeft gestoken. Het hof acht gelet op dit alles aannemelijk dat verdachte in noodweer heeft gehandeld.
Het hof acht verdachte op grond van het vorenstaande niet strafbaar, nu ten opzichte van haar een strafuitsluitingsgrond aanwezig wordt geacht. Verdachte dient ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 15 augustus 2009 een ruit van haar buurman [benadeelde 2] vernield. Nadat verdachte en haar toenmalige partner [partner] waren belaagd door onbekende personen, heeft verdachte - gezien de langslepende burenruzie - gedacht dat haar buurman [benadeelde 2] de aanstichter van het voorval was. Uit woede hierover heeft zij een ruit bij die buurman vernield.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitie documentatieregister d.d. 16 december 2010 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Gelet op vorenstaande acht het hof de nader te noemen voorwaardelijke geldboete passend en geboden. Het hof zal die straf aan verdachte opleggen.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
De benadeelde partij dient in verband met het ontslag van alle rechtvervolging van de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde onder 1 niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering toewijzen nu deze niet is bestreden en deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt. De vordering van € 430,01 zal derhalve worden toegewezen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 41, 45, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 en 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
ontslaat verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde van alle rechtsvervolging, omdat verdachte ten aanzien daarvan niet strafbaar is;
veroordeelt verdachte [verdachte] ten aanzien van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende detentie voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1], wonende te [woonplaats]
niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2] , wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vierhonderddertig euro en één cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderddertig euro en één cent ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 2] , wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van acht dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte als griffier.